Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1932
(1932)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 558]
| |
Fransche letteren
| |
[pagina 559]
| |
Over 't algemeen zijn de romanciers teruggekeerd naar een scherpere psychologische waarheid, ze hebben een begrijpend inzicht - dat soms wel tot opschroeverij overslaat - in het drama van elken dag verworven, en hun eerbied voor de werkelijkheid wekt een sterken indruk van echt leven, zonder daarom de fantazie te kortwieken. | |
Het huiselijk drama.Zijn er onderwerpen, die op gestelde tijden al de belangstelling van de romanschrijvers boeien? We zouden het gaan gelooven, als we zien hoeveel romans tegenwoordig aan konflikten in het gezin gewijd zijn. Het onderwerp is niet nieuw. Lang voor Gide, die een hekel heeft aan het gezin, had Balzac reeds echte huiselijke monsters uitgebeeld. En, korter bij ons, had Jules Renard, vader van den onsterfelijken Poil de Carotte, reeds van het gezin gesproken als van ‘een groepeering van menschen die mekaar niet kunnen uitstaan en met mekaar moeten leven’. En het gebeurt wel meer dat op de dichterlijke vraag: ‘Ou peut-on être mieux qu'au sein de sa famille?’ het antwoord komt: ‘Overal elders’. Maar dat zijn eerder geestige spreuken dan algemeen-geldige waarheden. Wààr blijft het intusschen, dat in 't gezin twee generaties tegenover mekaar staan, wier neigingen hemelsbreed uit mekaar loopen. Tegenwoordig vooral, na de breuk door den oorlog verwekt, voelen de kinderen zich zoo ‘anders’ dan hun ouders, dat er een volledig gebrek aan verstandhouding heerscht, en de kloof is zoo diep, dat het wel lijkt alsof vaders en zonen een andere taal spraken. Dit uitzicht van het konflikt is het niet, dat in de romans van François Mauriac en Julien Green weerspiegeld wordt. Heel andere dingen zijn hier in 't spel. De eerste van die schrijvers beeldt een hatelijk, verfoeilijk exemplaar van een vader uit, een monster van zelfzucht en boosaardigheid, wrokkig en vrekkig. Hij brengt zijn leven door met bitterheid te brouwen, tot er een dag komt, dat de genade hem in de diepte van zijn ellende raakt, en hij tot inkeer komt, doordat hij ontdekt hoe laag hij gevallen is, of liever, doordat hij inziet dat hij ten opzichte van zichzelf en de anderen in dwaling heeft verkeerd, dat heel zijn leven één lange vergissing is geweest. Dan wordt de knoop van addersGa naar voetnoot(1), die in zijn hart woekerden, ontknoopt. | |
[pagina 560]
| |
Hij herleeft, omdat hij niet langer weigerig tegenover het leven staat, omdat hij de grootheid beseft van wat hem ontbroken heeft, de liefde. Zoo wordt het weer bewaarheid, dat Gods uur slaat wanneer de ondergang nabij is, omdat Degene, die kwam redden wat verloren wasGa naar voetnoot(1), de ontzettende stormen van het hart vermag te stillen. Weinigen verstaan als Julien Green de kunst om een wonderlijke atmosfeer, een fantastisch klimaat te scheppen; door middelmatigheid en verveling omspookt, schijnen zijn menschen, alhoewel ze niet buiten de werkelijkheid treden - een smartelijke werkelijkheid, waar overal booze toover heerscht en niet kan bezworen worden - aan zinsbegoocheling te lijden; nu zijn ze onmachtig en laf, dan worden ze meegesleurd door onverbiddelijke hartstochten, die hen naar de uiterste gewelddaden, naar de wreedste familiedrama's voortzweepen. Het wonderlijke is, dat Julien Green er in slaagt onze belangstelling te wekken voor die schimmige, sombere wezens. Wellicht worden wij ook behekst door die families van kruipdieren, die addernesten, die wrakken, kortom: die monsters, die zoo ellendig ontaard zijn, dat hun ontaarding zelf om verlossing schreeuwt. We kunnen naar aanleiding van EpavesGa naar voetnoot(1) herhalen wat van vroegere romans van Julien Green werd gezeid: ‘God is er, door zijn schrijnende afwezigheid’. Het pessimisme van Grippe-CoeurGa naar voetnoot(2) door Frans Hellens is niet minder wrang. Er werd reeds gewezen op een zekere verwantschap met Stendhal, die uit dit boek zou blijken en nog meer opvalt door een welbewust drogen en vlijmenden stijl. De psycholoog laat zich door niets afleiden van een trouwens knap doorgevoerde ontleding. Maar die soberheid is ijskoud; de verteller van Filles du désirGa naar voetnoot(3) scheen ons menschelijker toe. Wel gaat het hier weer om een drama in het gezin, waar alle gevoelskonflikten worden toegespitst en de vereenzaming zelf een vijandelijke daad lijkt. Maar waarom moet de dood hier als de eenige uitweg worden voorgesteld? Als de hoofdpersoon in Epaves, van Julien Green, terugschrikt voor den zelfmoord, waartoe hij zich gedreven voelt, dan is dit uit lafheid; maar we zien niet, hoe hij aan zichzelven zal ontsnappen. De vrouwelijke hoofdpersoon in Hellens' roman is niet minder lafhartig als ze weigert te wachten op het geluk dat het leven haar | |
[pagina 561]
| |
trots alles nog zou kunnen bieden. Wanneer zullen de menschen toch beseffen, dat zelfmoord geen oplossing brengt? | |
Van de werkelijkheid naar de wereld van de Fantazie.Heel het werk van Frans Hellens is doordrenkt met een poëtisch realisme, met een innig begrip voor het wonder van het alledaagsche. Daarom heeft hij onlangs een aantal van zijn interessantste bladzijden gebundeld onder den titel Fantastische werkelijkheidGa naar voetnoot(1). Een kostbare bloemlezing, waaruit de eenheid van bezieling bij dezen grooten romancier blijkt. Voor hem draagt het leven teekens, die voor grover besnaarden onzichtbaar blijven; stroomingen doorkruisen het leven die enkel ontdekt worden door oogen, met het onzichtbare vertrouwd; bronnen ontspringen, waaraan enkel de uitverkorenen van het mysterie zich mogen laven. Maar een ander gebied van de verbeelding wordt door de ontzetting beheerscht. Op dit terrein beweegt zich meesterlijk Jean Ray, die wel eens de Belgische Edgar Poe werd genoemd en die ons in een heksensabbattempo naar het land van verschrikking voert, of onze omgeving bevolkt met angstwekkende wezens. Alleen liefhebbers van geweldige emoties zullen mee inschepen op zijn SchimmenvaartGa naar voetnoot(2), de anderen zouden we niet willen aanraden dit boek te lezen bij valavond, het uur van spoken en huiveringen. | |
Frissche verbeeldingen.Laat het waar zijn, dat een roman zonder poëzie niet bestaanbaar is, we hebben in alle geval weinig romans, die we dichterlijk zouden kunnen noemen (zooals de Sarn van Mary Webb), want er zijn er weinige die den lof van de levens- en liefdesvreugde verkondigen. Hoe schoon dan, als we voor een tijdje de zwartgalligheid van de mode-romanciers vaarwel mogen zeggen om naar 't veld te trekken, daartoe genoodigd door de landelijke schrijvers: Francis Jammes, Charles Sylvestre, Henri Pourrat, Jean Giono, en zoovele andere dichters van den buiten. Die zullen ons een massa zeer eenvoudige dingen te binnen roepen, die we vergeten hadden bij de dillettanten en de hyperbeschaafden: gezond verstand, zedigheid, wantrouwen dat uit wijsheid en terughouding spruit, goede smaak, kieschheid, | |
[pagina 562]
| |
besef van de waarde der ervaring; zij leeren ons het leven moedig aanvaarden, meer vreugde en vriendschap in de wereld brengen, want het leven is de zang van het oneindige, de zaligheid van het hart, zooals de bekoorlijke romans van Michel Davet, De Prins die mij liefhad en Een Lamp op den DrempelGa naar voetnoot(1) het ons willen toefluisteren. Ik ken weinig romans, die met deze beide in frischheid, gracie en zachtheid kunnen wedijveren: aan de hand van een verdicht verhaal legt een meisje ons haar droomen, haar verlangens en haar verdriet bloot, en 't is schoon om zien hoe die met de broze draden van haar dagen verweven worden. Hier vinden we een etherische reinheid, zeldzaam, ontroerend en bescheiden, een subtiele bekoring zonder gekunsteldheid. Telkens ziet de heldin van het verhaal haar verwachtingen in mekaar storten, en tenslotte berust zij er in enkel een waakzaam lampje te zijn, dat op den drempel den langverwachten bezoeker verbeidt. En dit herinnert ons aan het fijnzinnig werk van Marguerite Audoux, Marie Claire, waarvan de innemende teederheid, de ontroerende kinderlijkheid niet genoeg kunnen geprezen worden. Degenen, die Marguerite Audoux bewonderen, zijn thans blij dat ze haar al te lang stilzwijgen breekt door de uitgave van een verrukkelijken novellenbundel, De verloofdeGa naar voetnoot(2), een boekje dat veel fijnzinnige schalkschheid bevat en waarin de bitterheid door een vleugje vriendelijken spot getemperd wordt. Maar we vinden er den ontroerden klank, het innige gevoel van Marie Claire in weer. Die verhaaltjes getuigen ongetwijfeld van groote kunstvaardigheid, maar vooral zijn ze diep menschelijk waar. Laten we ook even vermelden dat Marcel Arland een boekje uitgegeven heeft dat verwantschap vertoont met het onvergetelijke Grand-Meaulnes van Alain-Fournier: AntarèsGa naar voetnoot(3). | |
Menschelijke waarheid en innerlijke rijkdom.Dat menschelijk-ware, dat we zooeven vernoemden, vinden we weer in het reeds zoo rijke werk van Constant Burniaux, waaruit een bedwongen gloed straalt, een kracht tot meevoelen met anderen die vooral uit deernis en teederheid bestaat, met bitterheid vermengde | |
[pagina 563]
| |
zachtmoedigheid, kostbaar mengsel waarin levenswaarheid schuilt. Burniaux schrijft met het hart, zoo heeft men gezeid, omdat hij dichter is. Een dichter die het avontuur zoekt in het trage dagelijksche leven, met zijn armzalige vreugden. Een broederlijk mensch is hij, die al zijn hoop op het saamhoorigheidsgevoel van de mindere menschen heeft gevestigd. Of hij nu zijn herinneringen van brankardierGa naar voetnoot(1) neerpent, of dat hij met blijde verwondering het stoeien nagaat van een kind, dat voor 't eerst het leven toelachtGa naar voetnoot(2), Constant Burniaux doet dit alles met de strikte eerlijkheid van degenen, die het leven ernstig opvatten. Hij doet het met veelzeggende woorden, in nuchtere zinnen, maar juist die afwezigheid van allen tooi wijst op innerlijken rijkdom. Tot de romans waaruit innerlijke rijkdom blijkt, en die uit een schrijnend besef van menschelijken nood en menschelijke vreugde zijn ontstaan, moeten we zonder aarzelen rekenen die van Edouard Estaunié, den romancier van het drama in de provinciestad, gelijk Mauriac, maar ook de ‘romancier van de eenzaamheid’. Heel zijn werk zouden we ‘het drama van den eenzamen mensch’ kunnen betitelen. Dit heeft Daniel-Rops uitstekend in het licht gesteld in een merkwaardige verhandelingGa naar voetnoot(3), waarin hij de hoofdthema's van dezen grooten schrijver van het verborgen leven op passende wijze belicht. In den laatstverschenen roman van Edouard Estaunié, Madame ClapainGa naar voetnoot(4) vinden we de atmosfeer weer van de provinciesteden die de auteur zoo goed kan weergeven, van die steden waar de straten valleien van zwijgzaamheid lijken. We kunnen ons de beroering voorstellen, die dààr door de onverklaard-gebleven zelfmoord van Madame Clapain wordt verwekt. De kunstenaar Estaunié weet dit themavoor-een-detectievenroman om te werken tot een boek van uitzonderlijke waarde, dat weliswaar niet de volheid van toon bereikt van zijn vorige werken, maar dat technisch onberispelijk is, knap en evenwichtig van bouw. Het biedt ons ditmaal, jammer genoeg, geen geestelijke levensles, geen wekroep tot zedelijke grootheid; het stelt alleen de stugge, wanhopige verlatenheid ten toon van hen die aan het geluk, aan een droombeeld, hun levende kracht, hun leven zelf ten offer brengen. | |
[pagina 564]
| |
Zeldzaam zijn trouwens diegenen, die naast het leven willen heenleven om ongehinderd de belichaming van hun verlangens te kunnen najagen; want al te dikwijls lijken ze doolaars, mislukkelingen, ze worden beloerd door de ontaarding die het ineenstorten van de illusies op den voet volgt. Het avontuur van François RemyGa naar voetnoot(1) kan ons ongetwijfeld ontroeren, want het is vóór alles een schoon liefdesverhaal. Maar als roman, dat kan men niet loochenen, behoort het tot een vroegere periode. Het mist die volheid van klank, die diepte, die ons in de hoogervernoemde boeken trof. Wel heeft de neiging tot beschrijving hier de psychologie niet al te zeer in 't gedrang gebracht, zooals dit in de romans van de naturalistische school het geval was, maar het menschelijke trilt er niet sterk genoeg door heen. Een meesterstuk, zeker, zooals reeds gezeid en herhaald werd, maar tusschen de boeken-van-heden is dit boek niet heelemaal op zijn plaats.
***
De Fransche roman is dus sedert enkelen tijd een periode van vernieuwing ingetreden. En dit is voor een goed deel te danken aan den invloed van den Engelschen roman: Aldous Huxley, Virginia Woolf, Rosamund Lehman, Mary Webb (van wie we den bewonderenswaardigen Sarn niet gemakkelijk zullen vergeten) en tenslotte Clemence Dane, van wie (na Legende) VrouwenregeeringGa naar voetnoot(2) het licht komt te zien, een werk van buitengewoon ontledingsvermogen, scherpzinnigheid en uiterst verfijnde gevoeligheid. Al die boeken hebben de aandacht weer op de zedelijke en sociale waarde van de menschelijke handelingen gevestigd, op hun oorsprong en hun samenhang. Door hen werden de groote Fransche romanschrijvers - en we bedoelen hier natuurlijk niet Marcel Prévost, Rosny, of zelfs Dorgelès en Benoît niet, want die hooren niet bij ons - naar nieuwe psychologische ontdekkingen georiënteerd. De Fransche romanschrijvers die ons iets te zeggen hebben zijn thans op psychologische tochten uitgetrokken, waarvan zij ons overvloedige spolia opima zullen meebrengen. | |
[pagina 565]
| |
Enkele schrijvers en hun werk.Toch kan de roman, hoe beteekenisvol hij ook weze, nooit ten volle diegenen bevredigen, die vooral op ideeën uit zijn. Zeker nu niet meer, nu de tendenzroman afgedaan heeft. Sommigen b.v. stellen meer belang in de schrijvers dan in de romans. Die zullen met genoegen de Intimités littérairesGa naar voetnoot(1) lezen, waarin André Billy ons met een flink aantal van onze geliefkoosde auteurs laat kennismaken, en ze zullen er veel bij leeren. Of ook, onder 't geleide van Maurice Martin du Gard - wiens Vérités du moment we indertijd zoozeer hebben gewaardeerd - zullen ze Pierre Lasserre, Jacques Chardonne, André Chamson volgen, en vele anderen wier werk wordt toegelicht in de Moralités libéralesGa naar voetnoot(2) zoo rijk aan gedachten en beschouwingen. Of misschien zullen ze zich laten inwijden in De Fransche Letterkunde in BelgiëGa naar voetnoot(3) door Léon Bocquet. Alhoewel in dien bundel enkele schrijvers bestudeerd worden, die zooveel eer niet verdienen, alhoewel andere onvernoemd blijven, die het vernoemen waard zouden zijn, moeten we toch de fijne ontledingsgave van Léon Bocquet bewonderen. Zijn boek is aantrekkelijk, knap en substantieel. Wat nu den Z.E.H. Kannunik Halflants betreft - die zoowat onze Souday is - hij oefent het ambt van kritikus minder als een magister dan wel als een rechter uit. En zijn soms overdreven strengheid maakt, dat wij eerder geneigd zouden zijn hem bij de Zoïlen dan bij de Aristarken te rangschikken. Maar zijn oordeel berust op een ernstige kennis van de geloofs en zedenleer, en al lijken zijn argumenten niet altijd doeltreffend, we moeten toegeven dat het gezond verstand met zijn gestrengheid gediend is. Al zijn lezersGa naar voetnoot(4) zullen dat erkennen. Maar wat we Kannunik Halflants moeilijk kunnen vergeven, dat is zijn koppige partijdigheid tegenover Léon Bloy - evenmin als we de hatelijke uitvallen kunnen verdragen van den heer Ageorges, die hierin veel weg heeft van een kindschen koster en een ongeneeslijken stompzinnige. Het verheugt ons dan ook van harte, dat we aan de zoo sympathieke pen van Léopold Levaux een Léon BloyGa naar voetnoot(5) te danken hebben, | |
[pagina 566]
| |
die een bezielde getuigenis en een schoone weerwraak is. De getuigenis van een bekeerling, zeker, alhoewel Léopold Levaux die al te voren had gegevenGa naar voetnoot(1), maar vooral een proeve van ‘explanatie’, een blijvende in-eer-herstelling van de grootsche gestalte van den ‘Pelgrim naar het Absolute’. Goedgedokumenteerde en betrouwbare getuigenis, ‘explanatie’ dat is: ontleding in de diepte, - kritiek, die klaarziende is en veeleischend te gelijker tijd, die nadruk legt op de schoonheid, maar de gebreken niet voorbijziet. Rehabilitatie, die de praatjes van enkele wrokkige middelmatigen den kop indrukt. Schrander en eerlijk werk, met veelvuldigen weerklank, dat getuigt van een merkwaardige kracht tot gaven opbouw, en dat voortaan het vade-mecum zal zijn van al diegenen die, van ver of nabij, belang stellen in Bloy. Laten we hier ook de nieuwe uitgave vermelden van Soloviev's belangrijk werk ‘Les fondements spirituels de la vie’Ga naar voetnoot(2) Toen hij 30 jaar oud was zette Soloviev, - die asketische leek dien men van den eenen kant den Russischen Newman en van den anderen den grootsten filosoof van de XIXe eeuw heeft genoemd - in dit boek de individueele en sociale betrekkingen tusschen God en den mensch uiteen. Het einddoel van de individueele en maatschappelijke moraal is voor hem dat alles en allen gelijkvormig zouden worden met Christus. Dergelijke boeken, kernachtig, vol sap, zijn ons dubbel welkom na de romaneske uitvindsels, hoe goed die ook in mekaar zitten. Terwijl de meeste romans ons armer maken, brengen de ideeë-boeken ons onontbeerlijk voedsel. Laten we niet vergeten, dat de roman ons den mensch altijd maar broksgewijze, onvolledig leert kennen, de werkelijkheid wordt er steeds min of meer in misvormd, de mensch wordt er niet in zijn levende volheid in uitgebeeld. We hebben meer dan eens, in deze kronijk, over het leven gesproken, maar we moeten voor oogen houden, dat de roman enkel een weerschijn van het leven brengt; ons interesseeren vooral de menschen, het gedachtenleven, kortom: het leven zelf.
*** | |
[pagina 567]
| |
In deze kronijk, die aan den roman gewijd is, hebben we geen kans gehad om te spreken over de Grammaire de l'Académie Française, die onlangs verschenen is (bij Firmin-Didot te Parijs), ongeveer drie maanden te laat. Is dit de groote gebeurtenis van het seizoen? Ja, beweert men, want niet enkel de puristen zijn blij dat ze eindelijk dit spraakkundig wetboek bezitten; dat blijkt uit het enorm succes dat de Grammatica dadelijk bij haar verschijnen ten deel is gevallen. Al degenen - en er zijn er velen - die graag aan grammaticale en taalkundige twisten meedoen, zullen thans hun toevlucht nemen tot den ‘Greffier de l'Usage’ (zooals de Akademie zichzelf noemt) om hun oneenigheden te beslechten.
Erratum: In onze vorige kroniek werd bij vergissing Pierre Daye als schrijver van Soleils de Minuit (Desclée, Uitg.) genoemd. Laten we aan Cesar geven... Het is aan Pierre Goemaere, dat we deze kleurrijke en belangwekkende reportage te danken hebben. |
|