| |
| |
| |
Sigrid Undset en het Katholicisme door Jörgen Bukdahl.
Misschien ging het u zooals vele anderen. Uw aandacht werd op de talrijke uitgaven der Middeleeuwsche romans van Sigrid Undset getrokken. Sedert den Nobelprijs die, nietwaar, gegeven wordt aan schrijvers van idealistische strekking, hebt ge iedereen over ‘Kristin Lavrandsdochter’ hooren spreken. Uwe nieuwsgierigheid werd weldra in een daad omgezet. Ge hebt een roman gekocht en zijt beginnen lezen: ge werdt geboeid, maar insgelijks droevig gestemd, vooral indien ge op Olav Audunszoon gevallen zijt. Daarin werd gesproken over kommer en zonde, schuld en boete; over dood en pest, verraad en moord; over het bederf der menschelijke natuur, wier mogelijkheden bespot, en idealen vernietigd werden. Ge hebt den indruk gehad dat het moeilijker werd te leven en vertrouwen in uw idealen te stellen. In een nog hoogeren graad dan bij Ibsen of Pontoppidan werd hier den mensch zijn masker afgerukt, zijn pogingen bloot gelegd om zich tegenover zichzelf zoo goed als tegenover anderen te vermommen, en gewezen op de werkelijkheid van het kwaad, ja zelfs van de zonde, die den dood voortbrengen, alle menschelijk streven als verlammen, den spot drijven met de wederzijdsche levenswaarborgen welke de menschen onder den naam van cultuur, ontwikkeling en vooruitgang opgericht hebben. Was dat de bedoeling van den stichter van den Nobelprijs? Misschien hebt ge dan een blad of tijdschrift opengeslagen, in de hoop een paar woorden van mij daarover te vinden, alsook over een verklaring van den onverbreekbaren band die ongetwijfeld bestaat tusschen de Katholieken en Sigrid Undset's leven en kunst. Dat wil ik dan ook behandelen, liever dan den inhoud harer boeken te vertellen. In 't kort gezegd, handelen ze alle over de liefde, opgevat als iets meer dan drift, zelfs wanneer hare
psychologie der liefde diep geankerd ligt in den physiologischen kant der zaak. Doch, waar ze toont dat er een weg uit de afgronden der menschelijke driften naar de sterren leidt, heeft ze tegelijkertijd de liefde doen groeien tot noodlot, tot kruis en kroon, zoowel voor Kristin Lavrandsdochter als voor Olav Auduns- | |
| |
zoon. Hetgeen voor haar van gewicht is, is het minneleven; heel haar ontleding der menschelijke natuur steunt op dat centrale punt, en zoo stout en brutaal is haar beschrijving, dat het zoogezegde nette Noorsche huisgezin voor haar boeken lang gesloten bleef. Men vond deze onzedelijk, vooraleer men achter kunst en illusie, achter haar onmeedoogende psychologie haar inzicht raadde. Want hier was geen spraak van zedeleer maar wel van waarheid en werkelijkheid. De groote schrijfster die, als weinigen in het Noorden, de liefde in heel hare ontwikkeling en paradoxale uitingen heeft beschreven, is toch, in den grond, als haar aanklaagster opgetreden en heeft haar masker afgerukt (‘Den braendende Busk’). In hare groote middeleeuwsche romans heeft ze getoond dat zij een menschenleven niet voldoende steunen kan; alle roode vuren branden uit, en wat dan? Bestaat er eene andere liefde, die geen vermomde drift, geen gesublimeerde erotiek is? - Hier ontwaren we reeds de godsdienstige belangstelling die onder hare letterkundige bedrijvigheid schuilt. Heel haar werk is een onrechtstreeksch pleidooi voor een bepaalde levensopvatting, een lange biecht.
Ja maar, zult ge zeggen, hebben kunst en poëzie dan niets te doen met harmonie: de werkelijkheid verheerlijkt door den glans van een ideaal?
***
In dezen tijd is er dikwijls over kunst gesproken, en het laatste verzinsel is dat ze sociaal moet zijn om waar te zijn, en ook afhankelijk van de thans bestaande economische en politieke structuur der maatschappij. Arbeiders hoeven niet over verweduwde baronessen en groot-boeren te lezen, maar wel over zichzelf. 't Spreekt van zelf dat deze opvatting al even verkeerd is, als degene die eischen zou dat de kunst nationaal, godsdienstig, internationaal of wat men ook verzinnen kan, moet wezen. Daarom is het natuurlijk niet uitgesloten dat de kunst het nationale, het sociale, het godsdienstige in een volk kan uitdrukken. Maar dat moet altijd onrechtstreeksch geschieden, als een aanvulling welke met de artistieke bewerking niets te stellen heeft, maar er warmte, kracht of richting kan bijvoegen, en haar verhinderen in esthetiek of kunst om de kunst, zooals dat nu eenmaal heet, te stollen. Maxime Gorki en Andersen Nexö zijn groote kunstenaars, niet omdat hun onderwerpen sociaal zijn, maar omdat zij uit deze sociale onderwerpen iets algemeen menschelijk, waaraan
| |
| |
we allen deelachtig zijn, tot welken stand wij ook behooren of welke inkomsten we bezitten, weten los te maken.
Sigrid Undset is een groote kunstenares, niet omdat haar werk een onrechtstreeksch pleidooi voor een godsdienstige levensopvatting is, maar omdat zij door hare psychologie een oordeel over het menschelijke velt waaraan wij allen deelachtig zijn, maar dat zij van haar kant gebruikt om de verwaandheid van den mensch te bestrijden, en omdat zij om den gevallen mensch op te richten, van meet af hare toevlucht neemt tot een rijk dat niet van deze wereld is. Zij is geen droomster of geen dweepster: zij is koud, nuchter, dikwijls cynisch en door haar fatalisme ruimt zij het misverstand uit den weg dat het godsdienstige met het gevoel en zijn droesem eenig uitstaans zou hebben. Het heeft veel meer te doen met kennis en verstand, en dat is een der redenen waarom het Jesuïsme de bloem is der katholieke Kerk, een grondslag, waarop G. Brandes de aandacht trok in de hulde welke hij in het slotwoord van zijn boek ‘Petrus,’ aan de katholieke Kerk bracht.
Haar kunst is dus niet een apologie tot verdediging van het katholicisme (enkele bladzijden in haar laatste moderne romans uitgezonderd, en dit blijft eene zwakheid onder kunstopzicht). Door haar psychologie bewijst ze prachtig hoe diep een mensch kan getroffen worden, vooraleer hij de menschelijke waardigheid verwenscht, en welken zwaren smartenlast hij torsen kan, vooraleer hij bezwijkt. De waarheid omtrent den mensch, die vorscht ze na, maar niet volgens een of ander idee of opvatting; ze wil slechts toonen: ‘zoo is het wanneer het leven van zijn leugens en illusies wordt beroofd’; en voor zooveel is ze de moderne ‘neue sachlichkeit’ en literair functionalisme reeds vooruit. Daarom bestaan haar boeken uit een onafscheidbaar verband van zelfkennis en nagaan van den geest des tijds. Aldus voeden kunst en leven malkaar. Slechts hetgeen in ons van 's levens werkelijkheid bestaat, kan tot werkelijkheid worden in het vizioen der kunst. Maar duur komt die verovering te staan. Schiller heeft gelijk, hetgeen in de kunst zal tot leven komen, moet in de werkelijkheid vergaan. De groote kunst gaat uit van den mensch, het oogenblik en zijn aantrekkelijkheid, maar wordt slechts groot in zooveel zij het bedrog van het oogenblik en de begoocheling der aantrekkelijkheid ontsluiert. Dat maakt ze streng, omdat de waarheid altijd streng is, terwijl de leugen onverschillig en gemakkelijk is. En de leugen is niet alleen een bestand- | |
| |
deel van het kwaad, maar daarbij vindt men ze ten gronde van elke poging, die van het voorloopige en tijdelijke de eeuwig waarde, geldig voor alle tijden en menschen, willen maken.
Dat is de grondvest van Sigrid Undset's talent. Haar. werk kan in twee verdeeld worden: de moderne romans, en de middeneeuwsche romans.
Tusschen de eersten is ‘Jenny’ het merkwaardigste. De schrijfster wil hier de wisselvallige waarden van het ideaal bewijzen. Jenny is een dezer vrouwen die slechts ééns kunnen beminnen, en dan heelemaal en zonder eenig voorbehoud. Zij wordt echter in hare liefde bedrogen. Dan valt voor haar heel de wereld in duigen en zij beneemt zich het leven. In tegenstelling met haar staat Franzeska, in hetzelfde boek. Haar Eros is de vluchtige, snel voorbije flirt, een prikkelende genialiteit in de minne. Maar dat is niet voldoende, gelijk het haar weldra in 't huwelijk zal bewezen worden. Want zoodra avontuur en ongebondenheid ophielden, zoodra ook verwelkte de minne, omdat ze van binnen niets anders was dan willekeur. Reeds in haar moderne romans worden we Sigrid Undset's inzicht en persoonlijke zending onder hare kunst gewaar. Niet alleen de wisselvalligheden van het ideaal, maar ook de wisselvalligheden van den mensch wil zij in den cirkel van het bestaan bewijzen. Dat is de oorzaak van haar realisme en van de onmeedoogendheid harer psychologie. Zij wil alle illusies waarin de mensch zich hult, vernietigen, alle levensleugen waarop hij bouwt, ontsluieren. Zij wil de waarheid verkondigen omtrent den mensch en zijn lot.
Hierin is zij een discipel van Ibsen, en staat zij mijlen ver van den optimistischen Björnson, wiens jubilé dit jaar gevierd wordt. Maar rechtstreekser gaat zij op den man af dan Ibsen, die, alles wel beschouwd, toch een esthetisch vlies tusschen hem en de wereld bewaarde, en alzoo de vraag stelde en de waarheid verkondigde, zonder zich evenwel verplicht te voelen zijn kunst met zijn leven te waarborgen, hetgeen in ‘Naar vi Döde vaagner’ tot zelfonderzoek leidde. De zware pathos die Sigrid Undset's werk draagt, is van persoonlijken aard. Daarom gaat ze met een moderne zending naar de Noorsche middeneeuwen; want daar kan ze menschen vinden die het leven aandurven, zonder door de hinderpalen afgeschrikt te worden, derwijze dat het onvoldragen leven terugslaat op de ziel en ingewikkelder wordt, Hetgeen haar met de middeneeuwen verbindt is het gelijkloopende, de ziel, die zich ontplooit en geeft,
| |
| |
vooral in de liefde. En aldus komen we tot Kristin, in ‘Kristin Lavrandsdochter’, haar voornaamste werk. Zij is de Jennytype, maar een volbloeiende vrije Jenny. De drie zware boekdeelen beschrijven haar - en Erlend's - liefde en huwelijksleven. Heel de psychologische stof van haar moderne romans heeft ze hierin verwerkt.
Het is de betrekking tusschen den man en de vrouw, nadat ze malkander veroverd hebben, en hunne liefde dagelijks moeten verwezenlijken en tot draagkracht veranderen. Alle tinten, alle schakeeringen in 't moeilijke schilderen van het menschelijk leven heeft ze getroffen. Twee verschillende menschen moeten zich naar malkaar richten. Alle kleine botsingen, willen die malkander dwarsboomen, woorden die doodelijk kwetsen, woorden als heelende balsem, woorden die als doornen in 't vleesch prikken en bij iedere aanraking pijn doen. Alles heeft ze meêgemaakt.
Doch tusschen deze twee brandt de roode gloed der liefde, die zijn licht over woord en gebaar werpt, foltert en verwarmt; in onrust, in storm gloeit het met dwalende vlam in dit boek. Erlend's figuur is buitengewoon krachtig geteekend; in deze zware psychologie, werkt verborgen lyrisme als gist; die figuur is de zelfstandigste, welke Sigrid Undset ooit geschapen heeft. Niet in eens, heeft zij haar geteekend, maar in een reeks toestanden, waarin de veelzijdige kanten van zijn ingewikkeld karakter in 't licht komen, soms door eigen handeling, maar meestal door de houding van zijn omgeving tegenover hem. Maar altijd blijft er in hem iets geheimzinnig, iets gesloten, iets onberekenbaar. Nu eens is hij traag en onverschillig, dan ontvlamt hij in vreugd of in woede; en dat onberekenbare, dat verrassende in hem is juist wat ons zoowel als Kristin boeit. Nooit kunnen we gerust zijn; in de nabijheid van deze man kan men zich aan alles verwachten. Hij is eigenlijk een leider, die niets te leiden heeft, een leider zonder taak. Een Koning zonder rijk.
Met groote vaardigheid is deze moeilijke en ingewikkelde figuur geteekend. Hij sterft als een man uit wien we nooit heelemaal wijs geworden zijn, vol mogelijkheden, doch met gaven die nooit tot hun recht komen. Daarom vallen die nuttelooze gaven op zichzelf terug en scheppen dien glans, die feestelijke straling rond hem, waaraan Kristin niet kon weerstaan, die zij, trots alle botsingen in 't huwelijk, niet vergeten kan, en waardoor ze telkens weer wordt bekoord. Sigrid Undset heeft het irrationeele in de liefde geschilderd, in deze ver- | |
| |
houding van Kristin en Erlend tot elkaar. Maar hunne liefde begint in zonde; en het boek toont hoe ze boeten, hoe Kristin de wereld leert kennen tot aan de groote pest, haar laatste gedachtenis van die wereld, die zoo zonnig begon onder bloeiende kerselaren. Glans en verhevenheid liggen over het lot van die vrouw, het stormt in haar leven; weer en weer wordt ze ontgoocheld en gewond, maar hare vrouwelijkheid schijnt onverwachte reserven te bezitten. De bloeiende boom harer liefde wordt geveld, maar zijn wortels zitten vast en frissche loten schieten er uit op, tot zelfs op haar doodsbed, waar ze trots al haar trachten naar den hemel aan Erlend denkt, en aan de liefde, welke hij in haar verwekte.
Met enkele nuchtere zinnen wordt zij getypeerd, als jong meisje, als huisvrouw op Husaby, als moeder en eindelijk als weduwe; in haar wordt het vrouwelijke, das ewig weibliche, in alle tijden en maatschappijen, met een krans van wilde rozen bekroond; de rozen vallen af, maar de doornen blijven. Toch draagt Kristin de doornenkroon van hare liefde met fierheid. Het schijnt alsof Sigrid Undset het niet kan winnen van die vrouw, die in haar wezen, op mysterieuze wijze, terzelfdertijd is de afgrond, het aardsche en de naaste sterren.
In haar volgend werk Olav Audunszoon koos Sigrid Undset een man tot hoofdfiguur, omdat ze weet dat een man dieper door de wereld en het dagelijksch leven kan gepijnigd worden dan een vrouw. Hij heeft minder reserven en gebruikt ze snel op.
Het onderwerp van het boek is zeer eenvoudig. Olav en Ingunn zijn sinds hun kinderjaren met malkander verloofd, en beminnen malkaar. Maar hun verwanten verzetten zich tegen hun huwelijk. In zijn drift, slaat Olav een hunner dood. Hij moet vluchten en veel jaren in den vreemde verblijven. De tijd verteert Ingunn's liefde, ze wordt moedeloos. Een zwartharige IJslander bekoort haar en ze heeft een kind van hem. Eindelijk komt Olav terug, en trots alles, huwt hij met haar. Ja, hij neemt zelfs het kind aan. Het tweede deel van dezen roman toont hoe dit huwelijk, trots alle goede voornemens, in duigen valt. Vooraleer het uitzeilde, ligt het schip van hun geluk reeds gestrand. Het centrale thema in dit deel is de beschrijving van het dagelijksch leven op Hestviken. Deze twee menschen beminnen malkander en pijnigen malkaar ter dood.
Onmeedoogend worden al de heimelijk invretende, nijdige trekken, die als borende wormen in een groenen boom zijn, uiteengezet; we weten dat hij op langzame, pijnlijke wijze verdorren zal. Dat
| |
| |
dagelijksch leven op Hestviken kent de verheven atmosfeer van ‘Kristin Lavraudsdochter’ niet, zijn liefde brandt niet gelijk een roode gloed, maar als een onbarmhartig grauw herfstlicht op figuren en gebeurtenissen. Audun's figuur vooral groeit tot dat het als een passiefiguur, als een St-Sebastiaan doorboord door pijlen gedoopt in 's levensvergif, komt te staan. Hij bezwijkt onder den last. Wanneer Ingunn sterft, blijft zelfs haar gedachtenis voor hem vergiftigd. Tot het laatste oogenblik blijft hij een raadsel voor zijn omgeving, de kinderen zijn bang voor hem en noemen hem Olav den Booze. Deze roman is een modern Job's boek.
Ik maakte geen gewag van de middeneeuwsche stof in deze boeken, omdat zij slechts van ondergeschikt belang is.
Ze steunt op grondige studiën en Sigrid Undset heeft heel haar intuïtie gebruikt om zich in die periode in te leven. Het is haar waarlijk gelukt eene reeks echt middeneeuwsch bezielde figuren te scheppen. Maar hetgeen deze romans draagt, dat is de beschrijving van Kristin en Olav, de wreede scherpte der psychologie; daardoor worden die gewrochten tot groote kunst en treden ze in de wereldliteratuur. En zooals alle groote kunst maken ze het leven ernstiger om leven. Zooals alle groote kunst zijn ze ontgoochelend en opbouwend slechts voor zooveel ze de waarheid - omtrent de wereld en den mensch - als de eenige grondslag waarop kan gebouwd worden, nastreven. Voor Sigrid Undset bestaat de waarheid hierin, dat de aarde trots alle heerlijke rijken, een lijdensdal is.
Alzoo werden Kristin en Olav uit Sigrid Undset's eigen twijfel en hoop geboren; ze zijn de uitdrukking geworden van haar eigen onbevreesd erkennen van de werkelijkheid, zij die niet meer geloofde dat de mensch door eigen kracht den levenstrijd kan aangaan. Op die wijze werd ze katholiek. Hare bekeering moet niet gezocht worden in een neiging voor het gevoelsvolle en het kleurrijke dat, vooral voor een buitenstander, in de katholieke mystiek kan gevonden worden, maar wel in eene intellectueel en psychologisch proces. Nooit waren gevoel en fantazie de grondelementen van hare letterkundige ingeving. Haar werken zijn nuchter en krachtig, maar glimlach of humor zal men er te vergeefs in zoeken. Haar pathos heeft echter een eigen wilden glans, een robijnrooden gloed, die uit de afgronden der ziel opwelt, en onweerstaanbaar ontroert en aangrijpt. De kunst en het leven die malkander gewoonlijk ondermijnen, bekrachtigen hier elkander in een pathos die het leven en het lijden eigen zijn.
| |
| |
Ze gaf nog een paar groote werken uit: ‘Gymnadenia’ en ‘Den braendende Busk’, waarin ze de realistische onderwerpen uit hare jeugd weer opneemt.
Het is een tafereel van het familieleven in het Noorwegen van rond 1905 tot aan den wereldoorlog. Maar eerst en vooral is het een tafereel der ongestadige, zoekende jeugd, geschilderd met heel haar realistische kracht en psychologisch instinct voor het samenspel tusschen de troebele driften en het nabije, onmiddellijke doel. Hier vinden we heerlijke - dikwijls vermetele - schetsen van het leven der jeugd in Oslo. Het eerste deel van den roman heeft een licht katholiseerende tendens, waarin de figuren gevaar loopen te versmachten. De handeling is verward en kruipt dikwijls voort in een soort langdradig zielkundig ‘steeple-chase’ rijk aan menschenkennis, maar waar de bevrijdende adem - een druppel poëzie of humor - gemist wordt.
Het tweede deel staat hooger, en de katholieke tendens maakt plaats voor een godsdienstige psychologie die het hare bijdraagt om aan Paul, de hoofdfiguur, eene innerlijke waarschijnlijkheid te geven. In het typeeren van zijn vrouw Björg, luistert Sigrid Undset naar haren haat voor een zeker vrouwentype, zooals de Franzeska in ‘Jenny’, de vrouw die zich door haar zoogezegde vrouwelijkheid in de wereld uit den slag wil trekken. Met een anti-vrouwelijke scherpzinnigheid, zooals alleen vrouwen dat kunnen, heeft zij Björg, met een bijna hysterische behoefte tot kwaadsprekerij, hier ontsluierd: haar veeleischendheid en grilligheid, haar onberekenbaarheid en miserabel geklets. Onder menig opzicht is het een droevig en somber boek dat, gelijk Olav Audunszoon, een pijnlijken invloed kan uitoefenen, wegens een psychologie die de menschelijke ziel en haar afgronden dieper dan bij 't zij welk ander Noordsche schrijver, doorpeilt. Haar genie ligt in haar menschenkennis, in het geduldig, wijdvertakte ontleden van het menschelijk zieleleven, heel dat vaag, dikwijls onbegrijpelijk spel tusschen het bewuste en het onbewuste, tusschen driften en zuivere gevoelens, en dat geldt niet alleen hare vrouwelijke zielskunde, maar insgelijks haar mannelijke psychologie in Olav Audunszoon; dat boek wekte eene bijna bange verwondering bij de mannelijke kritiek in 't noorden; van waar was ze te weten gekomen hetgeen, door de tucht van den wil, in 't diepste van de mannelijke ziel verborgen blijft? Ja, van waar, dat is juist het geniale, een menschenkennis die meer is dan louter psychologie, een begrij- | |
| |
pen dat insgelijks de kennis mee draagt van de geheime wereld in de menschelijke ziel, en niet alleen naar het sexueel verschil kijkt, een logisch verband
dat het menschelijke in al zijne eigenschappen en eigenaardigheden omvat.
Dit verband, grondslag van dat groote werk, zullen we trachten op te sporen, om te eindigen. Het ligt verborgen achter de kunst, maar de groote kunst kan hare wortels in dien verborgen grond doen dringen, en juist op die wijze de wonderbare algemeene waarde en zelfstandigheid van het individueele in den tijd, die ze in gang bracht, bereiken. De duistere gemeenschappelijkheid die onder de nationale, godsdienstige, sociale en sexueele verschillen ligt en in den tijdelijken strijd er om, deze zijn de gevoelens die als een machtige baar in Sigrid Undset's werk groeien: de menschen zijn in de boeien van tegenstrijdigheden en tegenstellingen gevangen; tegenstrijdigheden tusschen verzuchting en mogelijkheid, tusschen het menschelijke en de voorwaarden waarin het zich ontwikkelt, tegenstelling tusschen het goede dat wil, en het kwaad, dat handelt. Daarom zucht de mensch naar verlossing en staart naar Jerusalem, naar Mekka, naar Moskow, naar Rome. Die drang naar verlossing, die de bron van alle godsdiensten is, sticht die gemeenschappelijkheid van lijden en nederlaag die nu en dan - zooals oorlogsboeken het bewezen hebben - door alle uiterlijke tegenstrijdigheden heen van socialen, nationalen en politieken aard, kunnen samengesmolten worden, en het naakte, echte menschelijke voortbengen. Dit verband, welk door geen moderne kultureele homeopathie kan geloochend worden, weet Sigrid Undset in hare werken te doorgronden; en daardoor worden ze ontgoochelende Passieboeken, zooals het Front dikwijls ontgoochelend werkte en den waren mensch recht hield met den illusie-mensch en met den kultuur-mensch. Die geest van gemeenschappelijkheid verheft die Noorsche nationale kunst tot universeele letterkunde. Want waar het universeele tot waarde komt, is er altijd iets innerlijks, en dat van
geen internationale reclame-plakkaten afhangt.
De mensch is zichzelf gelijk; hij is het voortbrengsel van duistere machten, tegenstrijdigheden en tegenstellingen; het leven wil geleefd worden, zijn banden breken, realiseeren - Laat ons, om te sluiten, de zonnige bladzijden gedenken, de poëzie, de idyllen en stemmige oogenblikken, welke in Sigrid Undset's ernstige en aangrijpende boeken voorkomen, vooral daar waar zij, zichzelf vergetend, uitrust.
| |
| |
Dat gebeurt wanneer ze kinderen en kinderenspel, de natuur en de voorbijglijdende werelden in het uitspansel, beschrijft.
De Noorsche natuur leeft in de werken dezer schrijfster als bij geen andere; de trouwelooze en toch zoo standvastige natuur, de stille bergen die den storm, zomer en winter onwrikbaar verduren, maar in 's voorjaars schemering staan ze te blauwen, alsof ze insgelijks naar het zoet genot der veranderlijkheid trachten; - maar de hemel verandert van dag tot dag, roode avondhemelen, licht purpere zomerhemelen, onweershemelen, die malkander verjagen; en de mensch staart ze aan en vergeet zijn last van lijden voor een oogenblik. Daarboven langs het Gudbrandsdal staat de hagedoornboom en geurt heerlijk: oude, grijze hoeven krijgen de avondzon in al hunne ruiten; ver weg glanzen de reuzachtige gletschers... Vrede, avondzon en schemering vullen het dal... Idylle, oogenblik, kinderen die op de plaats spelen, de zonnestraal verzwindt, de verre gletschers worden blauw, purper, ijsblauw; alleen de rivier spoedt door het dal, gejaagd en rusteloos, als gedachten die niet tot rust kunnen komen, als de ziel die geen vrede vinden kan. Want de wonden der ziel kan geen natuur, geen roode zonsondergang heelen. Dat is de diepe wijsheid in Sigrid Undset's poëzie der natuur. De mensch is aan het complex der natuur ontsnapt, en het verlangen om er terug naar toe te keeren is niets anders dan romantiek en zinsbegoocheling. Daarom moeten Kristin en Olav verder gaan, en zooals ze in Sigrid Undset's grootsche middeneeuwsche werken vorderen, worden ze terzelfdertijd het symbool van 's menschen duizenden jaren lang trachten naar vrede en geluk, niet het idyllische maar het dagelijksche, niet voor den tijd maar voor de eeuwigheid. Daarom moeten ze vooruit achter alle roode zonnezetten en alle blauwe bergen, om den last, hun door het leven opgelegd, te kunnen afschudden, om door de engte des
doods een Paschen en een verrijzenis te vinden om alles, dat in verderfelijkheid werd gezaaid. In deze opvatting ligt de eenheid van de katholieke Sigrid Undset met de Noorsche schrijfster van denzelfden naam. |
|