werken ten gronde, dat we niet goed verstaan hoe de algemeenaangenomen meening kon ingang vinden, dat Goethes poëzie ‘tendenzloos’ is. Weinig dichtwerken, zoo zoo volledig doordrenkt met een wereldopvatting als die van Goethe; laten we maar aan de eerste verzen van den oorspronkelijken Faust denken met hun rechtstreeksche tendenzieuse polemiek tegen de universiteitswetenschap van dien tijd en tegen de theologie in 't algemeen, laten we maar aan de uitgebreide didaktische gedichten uit zijn ouden dag denken.
En met al de belangrijke werken tusschen deze beide groepen in is het niet anders gesteld: overal wordt een verklaring van de wereld en het leven ten beste gegeven, die de dichter in eenzamen strijd verworven heeft en die hij met de volheid van Zijn persoonlijkheid in stand houdt en waarborgt. Veel juister dan die verkeerde meening is dan ook de opvatting van de nieuwe Goethe-verklaarders, zooals Gundolf en Korff, die in Goethe eerder den levensmeester zien, en hem als een soort stichter van een nieuwen godsdienst uitbeelden en prijzen.
We zouden ons dus heelemaal vergissen, als we bij het eeuwfeest enkel over den kunstenaar Goethe, over den dichter van de natuur en van het menschelijk hart moesten spreken. Er is trouwens geen enkele menschelijke uiting, die niet op een begrip van de werkelijkheid berust. Hoe zou er dan zoo iets als ‘zuivere’ dichtkunst mogelijk zijn, iets dat enkel esthetische perfektie van een woordkunstwerk zou zijn? Wij moeten, als we Goethes persoonlijkheid tot haar recht willen laten komen, naar de beteekenis van zijn werk vragen. We moeten trachten na te gaan, wat voor een wereldopvatting dat wel was, die in dit werk op zoo'n machtige wijze verkondigd werd. Voor het katholicisme, waarvan het ‘zijn of niet-zijn’ absoluut onafhankelijk is van het ‘ja’ of ‘neen’ van een groot dichter, dat door de goddelijke genade en niet door menschelijke bijdrage in stand gehouden wordt, valt deze vraag natuurlijk rustiger en objektiever te behandelen dan voor die kringen die onder dichters en denkers alleen hun steunpilaren moeten zoeken.
Alhoewel een artikel deze vraag niet grondig kan behandelen, toch is het wel mogelijk daarin de grondlijnen van een antwoord af te teekenen. Want hoeveel wijzigingen Goethes levensopvatting in haar ontwikkelingsgang ook kende, hoezeer zijn beoordeeling van bepaalde punten ook veranderde, toch liggen de hoofdtrekken tamelijk duidelijk voor de oogen van dengene, die zien wil.