dien zin, dat hij vooruitgegaan was, terwijl de anderen bij het oude gebleven waren. En ze spotten met hem, den Romein, voor wie zelfs het klimaat van Thuringen niet draaglijk meer scheen.
Tot in 't kleinste toe gaat die omvorming door het herscheppend streven. Huiselijke inrichting, gezellige omgang, poëzie en tooneel, alles wordt op grooten voet ingericht. Zijn huis wordt een klein muzeum, Vooral op het tooneel treedt Goethes hervormingswil aan den dag. Het was de tijd van nationaal en provinciaal theater. Goethe wou elk tooneelbeeld volgens de plastieken, die hij in Italië gezien had, samenstellen en de tooneelspelers gaf hij den raad bij de Grieksche beelden in de leer te gaan. Een heilige plaats was hem volgens Schillers woord het tooneel; uit haar feestelijk gebied waren de slordige-ruwe tonen van de natuur gebannen.
Met het realisme was het subjektivisme en het vormelooze overwonnen. Goethe was boven de sentimentaliteit van zijn tijd en boven het lyrisme van zijn eigen ziel uitgegroeid. Afgevallen was de rijke bloesem van zijn levensboom. Titanische overmoed, die met Promethidenhoovaardij de grondvesten des hemels deed trillen, was voor kinderlijk huiveren geweken. De hartstocht was gebroken, en geen onderaardsch opborrelen van ontstuimige bronnen getuigde van toomelooze kracht. Hij had, om de woorden uit den West-Oestlicher Diwan op hemzelf toe te passen, zijn gangen gegaan met wilde, demonisch-geniale jonge scharen, om zich dan van jaar tot jaar nauwer bij de wijzen en goddelijk-milden aan te sluiten. Hij schuwt zelfs alle geestdriftige adjektieven. Hij houdt van beheerschte rust, van ronding, zachte lijn, eurhytmie. Hij haat het lawaai en den roes, den gloed en de krampachtigheid. Hij vreest hartstochtelijk te worden en streeft naar rustig thytme. Hij is Geheimrat, hoogwelgeboren en hooggeëerde heer, draagt een kaneelbruinen feestrok, een degen aan de zijde en maakt komplimenten als de stijfste hofjonker. In het leven en in de kunst stelt hij hoogen prijs op den vorm. Terwijl hij zich welbewust naar de etikette voegt, erkent en zoekt hij normen en wetten, waaraan hij zich onderwerpt. Hij is aan het individueele, het karakteristieke, het subjektieve ontsnapt; thans geldt voor hem het typische, eeuwige, objektieve. Uit dynamische kracht is statuaire rust geworden; uit dyonisischen roes apollinische klaarheid. Een olympische god?
De weg, dien Goethe gegaan is, is de typische weg naar de rijpheid der ontwikkeling. We zouden kunnen zeggen: de goede Duitsche