Verkoop der collectie Schwarzenberg.
De groote gebeurtenis van dezen winter in de kunstwereld is wel het ineenstorten van het expressionisme. Waar bij 't ingaan van 1931, zijn nederlaag wierd vaststeld in D.W., en gesproken werd tot veler verergernis, van een vlucht en overhaastig terugtrekken op een verdedigingslijn, verwachtte zich niemand aan zoo'n totaal en rampspoedig verval. Hetzelfde paleis van Schoone Kunsten te Brussel, dat verleden jaar in een opperste poging om 't vaandel hoog te houden, eene tentoonstelling herbergde van L'Art vivant, zal dit jaar een retrospectieve inrichten van de portretten van Navez, den leerling en trouwen vereerder van David. Il n'y a que les imbéciles qui ne changent jamais.
En 't werd het expressionisme (in acuten vorm) zefs niet gejond ‘de mourir en beauté’; de uitverkoop der collectie Schwartzenberg in de zaal Giroux, geleek eerder de uitverkoop van den inboedel van een sterfhuis, Het ware schuldig leedvermaak de waarlijk catastrophale en bespottelijk lage prijzen te onderlijnen waartegen werken, te voren hoog opgehemeld, aan den man werden gebracht. Schuld ligt daarvan voor een groot deel aan de economische crisis; schuld ook aan de ongelukkige voorwaarden van verkoop, die 65 werken van denzelfden kunstenaar op de markt smeet; maar het blijft niettemin als een paal boven water dat zoowat iedereen zich in wrevel afkeert van de uitwassen van het expressionisme, in al zijne gedaanten; valt er iets te redden uit dezen ondergang, dan moet het expressionisme aansluiten bij de traditie, en nader treden tot het volk.
Lijk J. Engelman het onlangs constateerde: de oorlog heeft onze aesthetische normen in de diepste kern niet kunnen veranderen. De laatste jaren zagen de kunstenaars te veel verdiept in bespiegelingen en getheoretiseer over vorm, volume; waar brachten ons al die experimenten om te ontsnappen aan de beproefde, eeuwenoude en deugdelijk-bevonden opvattingen en praktijken? De beeldende kunst, hoe men het draaie of keere, gaat Engelman voort, ‘is eene imitatieve kunst, maar zij vraagt alle ruimte voor de persoonlijke verbeelding en omvorming van het zichtbare’. ‘De cubisten schakelen gevoelsbetrekkingen met het objekt uit, zij werken de psychische elementen der waarneming weg en geven een uiterst plastisch beeld van het worden, het zich vormen der ruimte in het