Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1932
(1932)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
I De EngelschmanSint Joris was een Engelschman
en vóór hij den draak versloeg
dronk hij drie liter engelsch bier
in een echte engelsche kroeg!
En had hij ook dagenlang gevast
in harnas of boetepij
ik raad u: geef hem geen boter en brood
of geef hem bier daarbij!
Sint Joris was een Engelschman,
galant heeft hij bevrijd
de dame, die ten drakenmaal
tot de galg werd opgeleid.
Maar sinds hij vocht voor Engeland
en tot engelsche zeden kwam,
raad ik u: bied hem geen boonen aan
of bied ze hem aan met ham!
Nog is Sint Joris Engelschman
en als wij ten oorlog gaan
draagt hij het schild, dat hij eenmaal droeg
met ons wapenkruis vooraan.
Maar ofschoon hij een vroolijke kerel is
en bij voorkeur aan tafel wil zijn
raad ik u: geef hem geen nootmuskaat
of schenk hem een beker wijn!
| |
[pagina 66]
| |
II ‘Het hoofd van den Turk’Het ‘Hoofd van den Turk’ kijkt bedroefd in de straat
omdat niemand van ons een glas wijn drinken gaat
sinds venijnige vrouwen 't beschaafder gelurk
uit theekopjes plegen in 't ‘Hoofd van den Turk’.
Hoe het ‘Hoofd van den Turk’ uit het oosten kwam?
- Waar een vorst van de kruisvaart, gevreesd als een vlam,
zijn volk een rantsoen gaf van bief met augurk,
daar plantte hij zijn speer met het hoofd van een Turk.
Doch het hoofd van den Turk overleefde dien man
in gepeinzen over 't onthoudings-gezwam
van propagandisten tegen den schurk
op het uithangbord van het ‘Hoofd van den Turk’.
En het ‘Hoofd van den Turk’ werd trouw aan zijn naam;
wijn komt er niet binnen. Wijn drinken brengt blaam,
waar de maan altijd half is en daadloos gehurk
de houding der dragers van 't hoofd van een Turk.
| |
[pagina 67]
| |
III Het lied van goed en kwaadFeest met wijn en vast met water
en uw deugd zal veilig zijn;
God bemint die beide schepsels:
de een is sterk en de ander rein.
Als een engel uit den hemel
met een and're drinkwaar daalt,
dank hem vroolijk voor zijn gave,
neem ze - en werp ze bij den vaalt!
Thee gelijkt het moeder-oosten:
geel als een chineesch gelaat,
gemanierd, maar - schoon fijnzinnig -
zonder zin voor goed of kwaad.
Vrouwen willen, als een harem,
samen bij den theepot zijn;
thee gelijkt het moeder oosten:
als het sterk is, is 't venijn!
Thee, al komt die uit het Oosten,
heeft haar edelaardigheid,
doch cacao is slap en zielloos,
doodgewoon een smerigheid.
Chocola is dom, lafhartig,
flemig, flauw en geesteloos,
zulk een drank kan slechts bekoren
aan den dwaas, die hem verkoos!
Sinds de hemel al zijn water
toornig neergeregend had
en de goede dronk onteerd werd
door den dronkaard elker stad;
sinds ‘de wijn het bloed doet vloeien’
en ‘de drank het kerkhof vult’
zond de Heer ons soda-spuitsel
als een straf voor zóó veel schuld.
| |
[pagina 68]
| |
IV Wijn en waterVader Noë had een struisvogel-erf en reusachtige pluimvee-schat,
hij at zijn ei met een kolenschop uit een eierdop, groot als een vat;
de soep, die hij dronk was olifantsoep, en walvisch de visch, die hij ving,
maar dat alles was klein bij het kelderruim, waarmee hij uit zeilen ging;
en Noë zei menigmaal tegen zijn vrouw, als hij zat aan zijn middag-festijn:
‘mij kan het niet schelen, waar 't water blijft, als 't maar niet verdrinkt in den wijn.
De waterval van de hemelrots viel schuimend over de pool,
- alsof hij het sterrenlicht blusschen zou - zoo als zeepsop in een riool,
de zeven hemelen kwamen omlaag; een dronk voor de monden der hel,
maar Noë klopte zijn ei en sprak: ‘het regent of ik heb het niet wel,
het water staat boven den Matterhorn al zo diep als een kolenmijn,
doch mij kan 't niet schelen, waar 't water blijft, als 't maar niet verdrinkt in den wijn.
⊊s;
Maar Noë deed zonden en wij deden kwaad; wij hinkten op dronke mans been
tot, ons ter kastijding, een groote zwarte geheelonthouder verscheen,
sinds krijg je geen wijn meer in 't estaminet, in geen kroeg, noch op Eisteddfod
want de watervloek is terug-gekeerd van wege den toorn van God,
en water moet bij den bisschop op tafel en op de begrafenis zijn,
doch mij kan 't niet schelen, waar 't water blijft, als 't maar niet verdrinkt in de wijn.
|
|