Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1931
(1931)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 935]
| |
Rond het Federaal StatuutGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 936]
| |
Daartegen wordt heel wat aangevoerd: er wordt onder meer beweerd - op welke gronden weet ik niet - dat ik ‘op het ethisch plan de partij alleen laat gelden als een zuiver werkend instrument... enz.’ en ook dat al de klein-menschelijke factoren in de groote partijen nog makkelijker te constateeren zijn. Natuurlijk, waar er toch ook zooveel meer kamerleden, partijhelden, enz. zijn! De vraag echter of de groote, in de maatschappij vastverankerde partij eerder den vrijen staatsman kan leveren, die een volk noodig heeft, dan het kleine partijtje, waarvan het heele leven opgaat in het electoralisme, wordt echter zeer behendig weggeëscamoteerd. Wij komen er verder nog even op terug. 2o Ik schreef, dat de ontwapeningspolitiek van de Frontpartij niet verhinderen kan, dat de Belgische landen strategisch van groot belang blijven en maakte daarbij de opmerking, dat dit anti-militarisme trouwens slechts te verklaren is ‘uit den lust om de socialistische ontwapenaars te overtroeven’ tusschen haakjes voegde ik er nog aan toe: de Nederlandsche ‘peters’ van het federaal statuut zijn juist de felste tegenstanders van de eenzijdige ontwapening, wat dit heele stukje Groot-Nederlandsche politiek nog minder sympathiek maakt. Nu wordt mij geantwoord: dit anti-militarisme is het bewijs van onze geestelijke zelfstandigheid. Maar het antipathieke zit juist in het feit, dat men antimilitaristisch doet en toch intiem samenwerkt met de ultra-nationalisten van een ander land! Dat is geen bewijs van onafhankelijkheid!
***
Ik wil mij nu zelf van alle polemiek onthouden. Maar het gaat over te ernstige dingen, opdat ik niet van de mij door de redactie van dit tijdschrift geboden gelegenheid gebruik zou maken om hier nogmaals zoo kort duidelijk mogelijk (in drie notedopjes) mijn gedachten neer te schrijven over de drie essentieele punten.
*** | |
I. Waarom is de Frontpartij een ondeugdelijk instrument tot oplossing van de Vlaamsche quaestie?Niet alleen om het verschil in grootte en in verband met de engere vrijheidsruimte voor de leiders, is de kleine partij gevaar- | |
[pagina 937]
| |
lijker en onvruchtbaarder dan de groote. Theoretisch is het zelfs denkbaar, dat de kleine partij zich boven haar kleinheid verheft, zooals het ook wel voorkomt dat kleine staten geenszins aan ‘kleinstaaterei’ doen. Historische voorbeelden van een dusdanige ontwikkeling van een kleine partij zijn echter niet makkelijk te vinden. Natuurlijk zijn er ook groote partijen, die klein begonnen. Is er dan geen hoop voor de Frontpartij, dat ze eenmaal groot worde? Die hoop is m.i. volkomen ongegrond en wel om de volgende redenen: a) de geestelijke basis der partij is te smal. Ook het felste flamingantisme kan niet den heelen mensch omvatten. Wanneer men er zich mee vergenoegd had een tijdelijke samenwerking van Vlaamschgezinden te organiseeren, dan had de groep sterk kunnen worden, maar het zou eigenlijk nooit een partij geweest zijn. Men heeft echter verkozen partijtje te spelen en daartoe allerlei leuzen en vorderingen van andere groepen in een merkwaardig arsenaal voor de verkiezingsdemagogie verzameld. Op die wijze komt het natuurlijk toch niet tot een geestelijke waarde en al spreekt men wel eens van kiesvee, ons kiezerscorps is toch niet zoo zeer verdierlijkt dat het zich ooit blijvend zou laten vangen door dergelijke listen. b) het politieke werk heeft slechts cultureele beteekenis waar het zich op den staat als geheel betrekt, den bestaanden of den te scheppen staat. Het partijopportunisme van het Vlaamsche nationalisme echter durft evenmin voor het behoud van België opkomen als voor de vernietiging ervan. Sommigen beweren weliswaar, dat zij den bestaanden staat slechts willen hervormen, waar anderen verklaren, dat die hervorming niets anders mag zijn dan een stap in de richting der vernietiging. Intusschen wordt de staatsgedachte zelf op de meest demagogische wijze door het slijk gesleurd. Datgene wat de Vlaamsche cultuur op 't oogenblik meer dan wat ook noodig heeft, om tot cultureele volledigheid te groeien, nl. deze staatsgedachte - wordt door de Frontpartij bevuild. Dit is een tweede qualitatieve gebrek, trouwens nauw samenkomend met het eerste, dat het de Frontpartij onmogelijk maakt ooit een echte partij te worden in den goeden zin van het woord, zij het dan ook niet zonder al de kleinmenschelijke bijkomstigheden. | |
[pagina 938]
| |
II. Waarom het federaal statuut, mocht het ooit verwezenlijkt worden, meer nadeelen dan voordeelen zal opleveren voor de Vlaamsche gemeenschap en voor de Nederlandsche cultuur in België.Het geestelijke leven van de Nederlandsch sprekende Vlamingen is in de laatste jaren op heel wat hooger peil gekomen. Er ontbreekt echter nog zeer veel aan tot formatie van een volledige cultuur; dit ontbrekende kunnen wij slechts krijgen door nauwer contact met de nationale en sociale werkelijkheid. Die werkelijkheid te veroveren is het doel der Vlaamsche beweging. Dank zij de democratie, dank zij de eerste taalwetten, dank zij ook den invloed van zekere sociale organisaties (Boerenbond, vakbonden) en - niet te vergeten! - dank zij de waarde van het Nederlandsche element voor de bevestiging van België's positie in Europa, gaat het thans in snel tempo op dit doel af. En juist nu komt de Vlaamsche Frontpartij met een plan voor den dag, waarvan de verwezenlijking zou tengevolge hebben, dat de invloed van de democratie - en dus ook van het Vlaamsche element - op de belangrijkste staatszaken zich moeilijker zou doen gelden. In plaats van verder te vertrouwen op het leven der politieke krachten binnen de tegenwoordige rechtsvormen wordt het leven vastgelegd in een veel gecompliceerder rechtsbestel. Gecompliceerde rechtsvormen zijn echter altijd de verdedigingswapens geweest van de geprivilegieerde klassen en standen. Er zijn weliswaar op 't oogenblik nog eenige Walen en franskiljons, die meenen dat ze hun privileges zullen kunnen handhaven onder het tegenwoordige stelsel. Er zullen er echter steeds meer komen die hun vergissing inzien en daarom de redplank aanvaarden die de Vlaamsche Frontpartij hun toesteekt. Dat men daarnaast ook nog zijn toevlucht zal nemen tot internationale minoriteitenbescherming voor Brussel, wordt door den Heer Vos niet wenschelijk geacht, maar zijn wenschen alleen zullen niet beslissen en het is wel meer voorgekomen, dat de verkeerde politiek eener partij ook nietgewenschte gevolgen had. | |
III. Wat er dan wel gedaan dient te worden om tot een bevredigende oplossing te komen?Waar het leven nieuwe vormen schept komt de daad steeds vóór de gedachte; het bewustzijn omtrent de buitenwereld, die de neerslag is van wat reeds doorleefd werd, komt bij iedere nieuwe | |
[pagina 939]
| |
ervaring steeds wat achterna gestrompeld. In de politiek, waarbij het massale en allerminst verfijnde bewustzijn van volken en partijen de hoofdrol speelt, werkt het adaptatieproces bizonder langzaam. Tusschen de realiteit waarin men leeft en de vormen waarin men denkt, valt er al te dikwijls een gebrek aan harmonie te constateeren, welke eenerzijds de rustige adaptatie en anderzijds de ontwikkeling naar steeds hoogere geestelijke vrijheid belemmert. Vooral in tijden van crisis leven de volken sneller dan ze denken en soms kan het ook voorkomen, dat het wezen der crisis eigenlijk geheel ligt opgesloten in het feit der gebrekkige aanpassing van de gedachte aan de werkelijkheid. Dit lijkt ons ook het geval te zijn met de zooveel besproken crisis van den democratischen regeeringsvorm; vrijwel het heele materiaal aan begrippen, dat ons op politiek-constitutioneel gebied ten dienste staat, dateert nog uit den tijd van den liberalen staat, die wonderlijke schepping der negentiende eeuw, een te diep in den bodem der historie geworteld organisme om als een mooie machine voor alle volken en voor alle tijden te kunnen dienen. De democratie heeft behoefte aan nieuwe vormen. Die beginnen zich reeds af te teekenen maar de oude voorstelling verhindert een snelle en gave ontwikkeling, daarbij houden de kleine mannetjes der groote partijen en de kleine partijen in hun geheel zich krampachtig vast aan het oude. De negentiende eeuw is immers de groote en inderdaad klassieke tijd geweest van het partijwezen. Het centrale en voor onze zaak ook meest belangrijke element in de nieuwe realiteit is de toenemende beteekenis van de uitvoerende macht. Het parlement is niet langer let lichaam dat door middel van de wet het staatkundige leven in alle bizonderheden regelt. Zijn taak bestaat nog slechts in het uitoefenen van controle over de actie der regeering, welke zelf, binnen zekere grenzen, steeds meer vrijheid van beweging krijgt. In Duitschland waar men deze heele staatsrechterlijke crisis onder bizonder tragische omstandigheden doormaakt, en waar men ook meer dan elders den wil heeft om zich niet zoo maar te laten leven en om met helder bewustzijn tegen de moeilijkheden te strijden, in Duitschland heeft de theorie reeds een adaequaat beeld van de werkelijkheid ontworpen (men zie b.v. het zeer karakteristieke geschrift over de rijksmacht van den linksstaanden politicus Gessler.) Voor ons beteekent dit alles, dat alleen van het centrum uit | |
[pagina 940]
| |
vervlaamscht kan worden. Alleen de regeering kan het doen en alle wetmakerij op zich zelf is vruchteloos wanneer men in de regeering geen vertrouwen mag hebben. Een Belgische regeering die het land behouden wil door het overheidsapparaat aan den nieuwen toestand aan te passen, en de steeds sterker wordende Vlaamsche wil, moeten elkaar vinden. Dit kan niet door allerlei al te scherpzinnige discussies over wettekstenGa naar voetnoot(1), maar is slechts te bereiken door de daad der politieke persoonlijkheid. In de groote partijen worden dergelijke persoonlijkheden gevormd.
***
Dit brengt er mij toe ten slotte nog een enkel woord te zeggen over mijn ‘zonnevergoding’ van Burgemeester van Cauwelaert. Idolen heb ik niet en hoe ik denk over den Heer van Cauwelaert is alweer geen quaestie van algemeen belang. Maar Zijne Excellentie Mr. Frans van Cauwelaert is niet een of andere Sus van Puffelen, die mag doen wat hij wil en waarover de buren mogen vertellen wat hun in 't hoofd komt. Hij is de eerste (sinds eeuwen!) Vlaamsche en volkomen Vlaamsch blijvende staatsman van groot formaat. (Franck is veeleer nog een welwillende uit het andere kamp en de zeer merkwaardige figuur van Huysmans is te speciaal om representatief te zijn van Vlaanderen) Ook tegenover de grooten onder ons dient de critiek vrij te blijvenGa naar voetnoot(2). Maar gebrek aan eerbied voor wat eerbiedwaardig is, strekt een volk noch een mensch tot eer. |
|