Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1931
(1931)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 766]
| |
Stijn Streuvels' ‘Alma’Ga naar voetnoot(1)
| |
[pagina 767]
| |
simpele verhaal van een zielegang naar God, van een misleidende soberheid en rust. Maar juist deze wondere eenvoud en verklaarbaarheid hebben mij een dubbele vreugde gegeven: het rustig ademen in schoonheid en de vervulling van een verwachting. Ik heb sedert jaren den indruk en het vertrouwen gehad dat Streuvels op een schoonen morgen aan den arbeid gaan kon met de blijheid van iemand die een zwaarte van zich weggenomen voelt en zijn hart met een lichtere overgave laat uitstroomen. Streuvels heeft Vlaanderen en Nederland veroverd met het dwingende geweld van een natuurkracht. En er is in heel dit kerngezonde, voldragen en volgroeide leven geen moment geweest van weifeling of verzwakking. De oorlog is niet dienstig geweest voor Streuvels' roem; de naoorlog evenmin; maar over de modische spelingen der literatuur, over de diepere wisselingen heen van de getijden, zal de Groot-Nederlandsche kultuurgemeenschap gedenken wat de arbeid van Streuvels beteekent voor onzen stam en zal Vlaanderen in de eerste plaats den scheppenden kunstenaar eeren die met al zijn wortelen en vezelen vergroeid zat met zijn volk en dit Vlaamsche stukje wereld. Streuvels heeft zijn glorieus proza geschreven met de bewuste kracht van een dwingeland en hij heeft zijn meer dan vijf en twintig bundels proza geschreven met de feestelijke en zintuigelijke vreugde van een kunstenaar die het vlaamsche woord proeft in zijn mond als een vrucht; hij heeft zijn vlaamsche volk en zijn vlaamsche aarde verheerlijkt met de weidschheid van een Rubensiaansche renaissance; en hij heeft aan zijn verhalen soms een epische ruimheid en verhouding gegeven. Maar ik herhaal het: hij deed het met de geweldigheid van een dwingeland. De lezer verlangt niets vuriger dan zich te kunnen geven, onweerhouden, aan den scheppenden kunstenaar; hij kent geen schooner verrukking dan zich opgenomen te voelen en meegevoerd naar ongeziene verten. En toch, hoe tegenstrijdig dit moge schijnen, wil de lezer een zekere activiteit behouden; hij wil het gevoel, of de illusie behouden, een zeker aandeel te hebben in het verhaal dat zich voor zijn geest ontwikkelt. Hoe scherp een kunstenaar zijn gestalten ook uitbeelde, elk lezer zal ze zien en beschouwen in zijn eigen licht; hij ziet de verhoudingen eenigszins anders genuanceerd; de lezer verricht in zekere mate voor zichzelf, mede scheppenden arbeid. Wanneer een schrijver te volledig en met een preciesheid die geen ruimte meer laat, het leven | |
[pagina 768]
| |
en de natuur uitbeeldt, voelt de lezer, onbewust, een zekere stremming in zijn genot. Soms is het tempo van Streuvels' verhaal te traag voor ons ongedurig hart; soms gaat onze aandacht verzwakken onder een overdaad van het woord en een te nadrukkelijke en te volledige detailleering. Streuvels bouwde bovendien zijn verhalen - ik denk in de eerste plaats aan ‘Genoveva’ en ‘De teleurgang van den Waterhoek’ - zoo massaal en met zulke stoere hardnekkigheid dat de muren een zekere poreusheid misten. Het is soms of onze adem niet spelen kan doorheen de geslotenheid der zinnen. Maar ik heb steeds het rustige vertrouwen gehad dat Streuvels ook deze zelfoverwinning bereiken zou. En daar ligt nu ‘Alma’ voor me; in den zuiveren eenvoud van het verklaarde en bezielde woord. De geest van Alma heeft aan dit werk een verrassend evenwicht gegeven, een lichtheid en ontdaanheid van eene hooge orde. Misschien zullen sommige lezers, die een te onveranderlijk beeld van den kunstenaar Stijn Streuvels in zich dragen, en zijn prozaverhalen te veel beschouwen als bravourstukken, eenigszins onwennig en ontgoocheld staan bij den aanvang van dit verhaal. Deze eerste bladzijden zijn trouwens de minst bezielde van het heele werk. En het is verklaarbaar. Want Streuvels heeft reeds eenmaal in ‘Lenteleven’ verhaald van een meisje ‘van te lande’ en van den zuiveren geluksdag harer Eerste H. Communie en hoe ze daarop uit werken moest en ontwaakte in de ruwe realiteit van het dagelijksche leven. En dat verhaal was en is gebleven een van de doordringendste en meest roerende bladzijden onzer heele nederlandsche literatuur. Zulk een verhaal schept een kunstenaar slechts eenmaal in zijn leven. Toen heette dat meisje Honorieneke; nu heet het Alma. Alma is de begenadigde groei van Honorieneke naar de heiligheid. Ik weet niet of bij Streuvels, onder 't schrijven van Honorieneke reeds vagelijk het beeld van Alma heeft voorgezweefd. Het zou me echter niet verwonderen. Wat is het werk van een kunstenaar veelal, tenzij het uitbeelden van en gestalte geven aan een jeugddroom. En nu denk ik aan de triomfantelijke boekenreeks die de Noor, Knut Hamsun na zijn zestigste jaar de wereld heeft ingezonden en nog elk jaar verschijnen laat, nu hij zijn vijf en zeventigste nadert. En ik denk aan de gezonde, evenwichtige en onverouderde kracht die Streuvels is, naar lichaam en naar geest; en ik verheug me, voor Vlaanderen om de jaren die komen zullen. |
|