| |
| |
| |
Boekbespreking
Lisbeth Burger: Als de Ooievaar komt, met voorwoord van Prof. Daels, derde druk. Standaard-Boekhandel, Brussel, 35 fr.
Dit is het mooie boek dat zooveel opgang gemaakt heeft. Het is ongetwijfeld een fictieve vroedvrouw die haar ‘lief en leed uit de praktijk’ vertelt, maar om 't even. Het eenvoudig geschreven, diep christelijk en opbeurend boek moge in herhaalde herdrukken zijn goed werk blijven doen in onzen neo-malthusianistischen tijd.
D.W.
| |
A.V. Czibulka: Berühmte Weltfahrer. Drei Masken-Verlag, München.
Een tegenhanger van Houben's ‘Der Ruf der Pohl’, maar breeder van opzet. Schrijver heeft de voornaamste reisbeschrijvingen van geographische ontdekkingstochten gebloemleesd en herwerkt. Het boek moet aansluiten bij zijn vorig werk: ‘Die grossen Kapitäne’ een geschiedenis der groote tochten over zee. Deze reeks zet in met Marco Polo en eindigt met Sven Hedin, waartusschen in, zeventien andere beroemde namen, waaronder die van von Humboldt, Ross, Livingstone, Stanley, Nansen, Shackleton en Amundsen de bekendste zijn. Het boek is boeiend, rijk gedocumenteerd en voorzien van circa dertig merkwaardige illustraties.
V.
| |
K. Tfr Laan: Groninger overleveringen met houtsneden van N.S.B. Bulder, tweede vermeerderde druk. W.J. Thieme, Zutphen.
Door de uitgaven van Groninger volksvertellingen door Mevrouw Huizenga is de belangstelling voor deze folkloristisch wat verwaarloosde gouw opeens weer verlevendigd. Vandaar zeker de spoedige herdruk van dit reeds in de Warande zeer gunstig besproken boek.
J.H.
| |
Frans Schneiders (Troubadour): Oden en Satyren. Paul Brand, Hilversum.
Onder deknaam Troubadour heeft Schneiders deze rijmen in verschillende bladen gepubliceerd. Met poëzie hebben ze niets te maken. Een kluchtigaard kan ze voordragen op familiefeestjes. Ze moraliseeren al lachend, hetgeen de dichter noemt ‘den vinger leggen op een wonde’.
D.
| |
E.D. Biggers: En een vrouw verdwijnt, vert. L. Van Leeuwen. Boomkamp Andries Blitz, Amsterdam.
Een boeiend detective-verhaal met de gewone qualiteiten en dit verschil dat het geestig is en zich afspeelt in Honolulu.
D.W.
| |
Hugh Lofting: Het circus van Doctor Dolittle. Nygh en Van Ditmar, Rotterdam.
Een kostelijk kinderboek zooals alleen de Engelschen er kunnen schrijven. Doctor Dolittle, die reeds drie boeken avontuur achter den rug heeft, schaft zich nu een menagerie aan en reist daarmee het land af. De illustraties van den schrijver zelf zijn niet minder vermakelijk dan de tekst. Warm aanbevolen.
D.W.
| |
John Galsworthy: Zwanenzang. N.V. Boekerij ‘De Voortganck’. Amsterdam.
Dit is het laatste deel van de beroemde forsythe-saga. Hier vindt Soames nu eindelijk zijn dood, wel op een wijze die niet voor de fantasie van Galsworthy getuigt, maar om 't even. Hier sterft Soames, een figuur zooals Galsworthy er zeker geen tweede heeft geschapen, een met superieur meesterschap geteekend type, met zijn gevoel voor eigendomsrecht en sommige andere (hoogere) dingen welke blijkbaar buiten zijn bevattingsvermogen lagen. Zoo zijn er ook dingen en personen die zeer zeker boven het schrijversvermogen van Galsworthy gaan, maar als criticus van den einde-negentiende-eeuwschen burger, als critisch waarnemer van een hooger burgerlijk leven waartoe hij zelf behoort, is zijne verdienste niet gering, zijn weerga wel niet te vinden. De koele Victoriaan heeft
| |
| |
deze critiek gewis geleverd op een wijze, die met meer hartstocht, met het vuur dat kunstenaars maakt, te herdoen is, door b.v. een Ilja Ehrenburg of, om geen andere namen te noemen, door een modernen Dickens (die evenwel geen Kerstsprookjes meer zal schrijven) een uit het volk opgeschoten geestesaristocraat, die deze valsche standsaristocratie veel bloediger zal geeselen. Niet alleen aan dezen hartstocht ontbreekt het de forsythe-saga, maar over 't algemeen aan het verterend vuur van het kunstenaarschap.
Technisch gesproken is het verhaal als zoodanig nog krachteloozer dan de vorige deelen. Het gaat traag, traag, traag en zonder dramatischen climax naar het einde toe, waar een niet zonder symboliek maar zonder veel verbeelding koel bedacht slot (brand in huis) de verschillende verhaalsdeelen onvolledig afsluit.
G.W.
| |
Kees Van Bruggen: De geschiedenis van het huis C.A.J. Van Dishoek, Bussum.
De lezers van Het Handelsblad (Amsterdam) kennen Kees Van Bruggen door het Zondagsch bijblad. Hij is een van de weinige goede humoristen die de Nederlandsche taal gebruiken. Hij vertelt nu hoe hij een huis gebouwd heeft. Dat is hem stof genoeg voor een boek van circa 200 blz. Het overkomt hem maar heel zelden zijn onderwerp tot op den draad te verslijten. Zijn gave is anders: het uit te buiten. Hij is een kalme sceptische meneer die zich niet opwindt en met gemoedelijke onverbiddelijkheid de luidjes tot op het hemd uitkleedt, in figuurlijken zin wel te verstaan. Het is een kostelijke geschiedenis, die van het huis en een kostelijk boek. Graag aanbevolen.
W.
| |
Ganti Haoma: De witte vlam. N.V. Hollandschdrukkerij, Baarn.
‘Want de ziel ziet en hoort alleen zichzelf en daarom hoort zij, wat zij gelooft en gelooft zij wat zij hoort, net zoolang tot zij het ware inzicht heeft veroverd en haar bestaan oplost in het bewuste zijn. Zoo zeide de Meester tot Ganti Haoma en Hij hief den zilveren spiegel op en deed hem schouwen.’ Maar Ganti Haoma vergeet zijn lezers te laten schouwen, gezwegen dan nog van iets van dezen onzin te begrijpen.
W.
| |
L. Simons: Tot afscheid. Wereldbibliotheek, Amsterdam.
De bestuurder der Wereldbibliotheek is afgetreden en tot afscheid bundelt hij eenige lezingen over boeken en hun beteekenis. Het is vlotte lectuur, maar diep gaan de beschouwingen niet.
| |
E. Molt: Oranje boven. Van Holkema en Warendorf. Amsterdam.
Korte, zeer vaderlandsch gezinde levensschetsen der prinsen en prinsessen van het huis van Oranje, uitgegeven ter gelegenheid van den 50e verjaardag van koningin Wilhelmina.
W.
| |
H.C. Pieck: Zwart en wit uit het roode Rusland. Scheltens en Giltay. Amsterdam.
Voor rekening der uitgevers heeft schrijver deelgenomen aan de eerste studiereis van het Genootschap Nederland-Rusland. Ook architect Berlage was van de partij en plaatst in dit boek ter inleiding een sonnet waarin hij de vraag stelt of:
- Moeder Wolga eens beleeft het uur
waarop haar kinderen zich koesteren aan kultuur?
een vraag die Pieck al min of meer wil beantwoorden met een bevestiging. Nu weten wij van Istrati en anderen hoe misleidend die officieel ingerichte reizen zijn. Schrijver koestert weinig wantrouwen. Hij is geen communist, maar nog minder een vijand van het communisme. Hij ‘tracht te begrijpen’ en ook dat wordt een gevaar wanneer men om die reden begint met vergoelijken. Bovendien is zijn documentatie verre van gecontroleerd. Wat hij meedeelt over het werk der Sovjets ten bate van de verwaarloosde kinderen komt b.v. heelemaal niet overeen met de veel betrouwbaarder documentatie van Zenzinov (die zich met dit werk speciaal heeft bezig gehouden) in zijn boek ‘Verwilderde kinderen in Sovjet-Rusland. Prof. Burgers, die de inleiding schreef heeft onze bezwaren eveneens gehad, laat de conclusie van schrijver voor diens rekening en stelt de vraag of volkomen objectiviteit hier zelfs mogelijk is, terwijl de andere, de kapitale vraag, ‘wat levert de ontwikkeling van Rusland op voor den vooruitgang der menschheid?’ eerst in de toekomst zal kunnen beantwoord worden.
D.W.
| |
| |
| |
Pater Duynstee, O. Aug. Sint Aurelius Augustinus over Kerk en Staat. Het Nederlandsch Boekhuis, Tilburg.
De bekende Augustijner pastoor Duynstee, schrijver van ‘Maarten Luther in de Kritiek’ heeft onder de vele belangrijke onderwerpen die door den Kerkvader hier sporadisch en daar uitvoerig behandeld werden, een der voornaamste gekozen: hoe St-Augustinus de verhouding Kerk en Staat opvatte, hoe hij den staat den weg aanwees om het Christendom gemeengoed aller volkeren te maken. In dezen tijd van ineenstorting, nu de wereld zwalpt tusschen parlementaristisch kapitalisme, fascisme en bolsjewisme, is dit werk welkom. Het is beangstigend lijvig, maar typographisch goed verzorgd en levendig genoeg geschreven om ook den leek te boeien.
V.
| |
A. Hublet, S.J.: Alain welgeluimd, vert. J. Witlox Desclée De Brouwer, Brugge.
Niets zal onze collegestudenten behoeden voor boeken als deze.
D.
| |
Fr. J. Wahlen: Augustinus op zoek naar de waarheid. Uitg. Brusse, Rotterdam.
Wahlen is de vertaler van Bertrand's boek over St-Augustinus, een vertaling eveneens bij Brusse verschenen. In dit kleinere boek verhaalt hij zelf beknopt het leven van den grooten Kerkvader. Hij bestemt zijn verhaal voor de rijpere roomsche jeugd en schreef het dan ook vlot en vief, met veel uitroepingsteekens en gedachtenpuntjes zooals de jeugd dat gaarne heeft.
D.
| |
Panaït Istrati: Het licht aan de kim, vert. Marie Vos. Uitg. Querido, Amsterdam.
Istrati heeft zestien maanden, eerst als gast, later als gewoon burger en Sovjet-onderdaan in Rusland doorgebracht en het enorme rijk van grens tot grens doorzworven. Blakend van geestdrift voor dit land der toekomst in Moskou aangekomen, ontdekte hij evenwel al spoedig, dat alles niet zoo was als het in het eerst leek. Zijn heldhaftige inmenging in de geruchtmakende zaak Roussakow stelt hem in de gelegenheid het huidige Rusland in zijn geheel te leeren kennen, zoowel economisch, politiek en maatschappelijk als helaas vooral ook op zedelijk gebied. De wanhoop nabij sluit hij het eerste deel van zijn boek af met het proces Roussakow.
In het tweede deel van zijn werk houdt Istrati zich vooral bezig met de actueele problemen der Sovjet-regeering, de koren-crisis, den koelak, de industrialisatie, de boekproductie, de bioscoop, de zeden, de religie, de Sovjet-schrijvers en geeft hij ten slotte beschouwingen over de organisatie der partij, de oppositie en over Trotzki.
Het derde deel brengt dan vervolgens een overstelpend feitenmateriaal, alles geput uit Sovjet-bronnen en documenten, omtrent het tragisch leven der arbeiders in stad en land, woningtoestanden, loonen, onderwijs, alcoholisme, antisemitisme enz., de werking van een dictatuur en de communistische apparaten en een beschouwing over het Vijfjarig Plan van de Russische regeering.
| |
Jakob Wassermann: La Vie de Christophe Colomb. Traduit de l'Allemand par Lucienne Reiss. (Coll. Vie des hommes illustres, ne 55). Trois illustrations hors-texte. - N.R.F. Librairie Gallimard. Paris.
Een zeer onderhoudend boek. Maar wat blijft er over van de aureool van den grooten ondekkingsreiziger? Karakter, gemoed, verstand, handelwijze, niets vindt genade bij schrijver. Hij wordt ons voorgesteld als een intrigant, kleingeestig, hard en sluw, dorstig naar goud en macht, van weinig verstand of kennis, zonder invloed of gezag, zwak tegenover al de schurken die hem vergezelden en omringden: een echte avonturier, een soort Don Quichotte, levend buiten de werkelijkheid in een droom. Dit alles, rust bij schrijver meer op gissingen en vermoedens, op persoonlijke interpretatie dan op echt bewezen feiten; soms ook wederspreekt eene verklaring de andere, of wordt door het aangebrachte bewijs geloochenstraft. Daarbij komt ook dat schrijver van het katholicisme heelemaal niets afweet, en er eerder vijandig tegenover staat. Niettegenstaande dit alles, geeft zijn boek een levendige, allerinteressantste gedachte van het buitengewone van Columbus' onderneming, van zijn zegelen naar 't westen, waar hij Indië dacht te vinden, als ook van de gruwelen die de Spaansche verovering weldra moesten schandvlekken, het pas ontdekte land in een bloedbad versmoorden, en volkeren eens talrijk en bloeiend van den aardbodem deden verdwijnen. De zoo gezegde ‘Christene’ conquistadors hadden maar weinig uitstaans met Christus' liefdeleer.
L.D.
| |
| |
| |
Dom Bède Camm: Le Bienheureux John Roberts. Moine et Martyr. Mis à mort sous Jacques I (1610). Traduit de l'anglais par les moniales de St-Croix de Poitiers. (Coll. ‘Pax’ Vol. XXXIII). Desclée De Brouwer. Bruges. Paris. - Lethielleux-Paris. - Abbaye de Maredsous. - 21 fr. belges.
Van Hendrik VIII tot Jakob II, die een einde stelde aan de vervolging, stierven ontelbare katholieken, priesters en leeken, den marteldood. Honderd zes-en-dertig dezer martelaren werden op 15 December 1929 door Pius XI zalig verklaard. Tusschen hen, John Roberts, een prachtige apostelziel. Dom Bède Camm, zelf een bekeerde, beschrijft ons zeer levendig den toestand van 't katholicisme in Engeland in John Robert's jeugd, en verhaalt verder hoe deze de rechten studeerde, maar zich gedurende een verblijf te Parijs, bekeerde en besloot priester te worden. Te dien einde vertrok hij naar het Engelsch College te Valladolid, waar hij zich weldra tot het Benedictijnsch leven geroepen voelde. Na zijne priesterwijding werd hij naar Engeland gezonden, waar hij een bewogen leven leidde, een vruchtbaar apostolaat uitoefende, en gedurende de vreeselijke pest die Londen kwam teisteren, dag en nacht de zieken bijstond. Herhaaldelijk gevangen gezet en verbannen, werd hij eindelijk ter dood veroordeeld en te Tyburn terecht gesteld op 10 December 1610. Doch, terwijl zijne ballingschap was hij er in gelukt, met een anderen Benedictijn, te Douai, het St-Gregorius' klooster stichtte en van waar zooveel jonge Benedictijnen, zoovele marelaren ook - uitkwamen tot heil en evangelisatie van Engeland.
Een schoon en aangrijpend boek, dat menige les van wilskracht en heldhaftigheid, van liefde tot God en den evennaaste bevat.
L.D.
| |
Jean Mauclère: Le Pays du Chevalier blanc. Essai d'histoire du peuple lithuanien. Editions Spes. Paris. 12 fr.
Te weinig kennen wij den langen lijdensweg van Lithauen. Na het hachelijk strijden tegen de wreede Teutonische Ridders, die het land twee eeuwen lang te vuur en te zwaard verwoestten, zoo gezegd om het te bekeeren, den niet minder hachelijken strijd tegen Polen, waarmee Lithauen, door het huwelijk van zijn Groot-Hertog met een Poolsche prinses vereenigd werd. Ditmaal ging het om taal en nationaliteit. Polen wilde Lithauen opslorpen en zijn taal doen verdwijnen. Daarom werd het aanleeren der Lithausche taal in de seminaries verboden, en de inlandsche priesters stelselmatig vervangen door Poolsche geestelijken, die zich de moeite niet gaven de taal hunner kudde te leeren. Zoo was het in de 15e eeuw, zoo was het nog drie eeuwen later. Nog in 1897, antwoordde een Poolsche geestelijke aan vier Lithausche boeren, die hem een priester, bekwaam om hen te verstaan, vroegen: ‘Indien gij geen Poolsch verstaat, blijft dan uit de Kerk, en uit den biechtstoel...’ En een priester kreeg van dezelfden geestelijke volgende vermaning: ‘Indien ik nog eens verneem dat gij het volk in 't Lithausch aanspreekt, zal ik u dwingen de Kerk te verlaten...’ Maar het volk bleef zijn taal getrouw, trots alle vervolging, trots ook de afvalligheid van adel en hooge burgerij, verlekkerd op de privilegiën, welke het Poolsche Hof hun toezwaaide. Reeds in de 16e eeuw schreef Kan. Dauksa: ‘Les nobles de notre pays ont délaissé le lithuanien pour le polonais. Quel est celui de nous qui les en louera? Est-il, sous cette voùte céleste, une nation assez dénaturée pour renier son sol, ses couleurs, son langage? La beauté et la pureté du parler des aïeux ne sont-elles pas les plus beaux fleurons dans la couronne de la Patrie?... Considère cependant que tel est l'état parmi nous, où chevaliers, défaissant le langage que Dieu et nature
ont mis en leur bouche, offensent notre oreille par des sons étrangers au pays lithuan. Or, richesse du sol, magnificence des atours, douceur du climat, puissance et beauté des câhteaux et villes, que voilà de pauvres choses au regard du langage des aïeux, fidèlement cultivé! Qu'est-il done ce langage? En vérité une belle chaîne d'amour, une mère de l'unité, un père de la concorde, un gardien sûr de l'Etat. Que si tu le détruis... Tout n'est plus qu'obscurité, chaos, désespoir, mort...’ Doch zijn woorden werden in den wind geslagen, en tusschen de hoogere klassen en het volk werd de kloof al dieper en dieper. Erger nog werd de toestand onder de Russische dwingelandij. Weldra werd het verboden Lithausch in de scholen aan te leeren, en erger nog, misschien, verboden 't zij welk Lithausch boek te drukken, of zelfs te bezitten, kerkboeken niet uitgezonderd. De Lithausche taal moest verdwijnen. Maar de overmaat der ellende bracht raad: in het buitenland werden boeken en vlugschriften gedrukt en op levensgevaar binnengesmokkeld. En Lithauen streed met nieuwe krachten tegen Rusland, maar ook tegen Polen, dat alhoewel zelf verpletterd,
| |
| |
toch nog voortging het eens ondergeschikte land te verdrukken. Toen sprong Dr. Basanavien in de bres, en werkte door woord en daad aan de geestelijke ontvoogding van zijne landgenooten. Alles had hij veil voor dat hooge doel, tot dat eindelijk het uur der verlossicius kwam, in 1917, waarop het zoolang verdrukte volk, dat toch nooit zijn taal, noch zijn verleden had verloochend, zijne onafhankelijkheid heroverde.
Een uiterst belangrijk boek, dat dient gelezen en verspreid. Eens te meer legt het getuigenis af van hetgeen de taal is voor een volk.
L.D.
| |
Emil Ludwig: Michelangelo. Met 16 afbeeldingen in koperdiepdruk en 16 lijnteekeningen. Uitgave: N.V. Van Loghum, Slaterus, Arnhem.
Dit boek bewijst waarin de talrijke ‘levens’ die we in de laatste jaren te lezen hebben gekregen zondigen. Zij zijn eenzijdig. In een personnage van artistieke beteekenis interesseert ons toch steeds voornamelijk zijn kunst, niet zijn leven. Dat is bijzaak, dat is curiositeit. Het leven van een publiek man is van heel anderen aard: zijn daden, zijn strijd, zijn bijna steeds uiterlijk. De ontwikkeling van den schilder, van den dichter, van den musicus moeten wij weervinden in zijn werk. Het is voor mij van weinig belang te weten dat Goya herhaaldelijk verliefd is geweest indien hij nooit zijn geliefde geschilderd heeft en ik zal altijd oneindig meer uit de Maya leeren dan uit de beste biographie. De eisch, de eerste en de zwaarste dien men dus aan de biographie van een kunstenaar stellen mag en moet, is dat hij ons den kunstenaar situeere in zijn eigen sfeer, dat is in de artistieke. Dat men hem zie evolueeren in zijn tijd en bentgenooten.
Aan die vereischte schijnt me Ludwig's zeer leesbaar en zeer boeiend boek, heelemaal niet te voldoen. Zijn Bismarck, zijn Lincoln zelfs, zijn veel beter opgevat. We krijgen hier wel een fideel verhaal van de vele moeilijkheden die Michelangelo zich zelf schiep of die de wereld hem aandeed, maar in de artistieke wereld van zijn dagen wordt ons nauwelijks een blik gegund. Hij staat daar alleen, in een artificieele eenzaamheid en dat is een grove fout. Wil men echter dit boek lezen als een roman, als een levensverhaal van een man die het hard heeft gehad, die een grooten strijd heeft geleverd tegen de demonen door hem zelf opgeroepen, dan zal men in Ludwig's Michelangelo een boeiend, goedgeschreven verhaal vinden. De stijlkwaliteiten zijn niet te versmaden, het bewonderend enthoesiasme is nooit verblind en de taal is krachtig en beeldend. Niets dan lof voor de wijze waarop de reproducties zijn gekozen en uitgevoerd. De kleine noodige reserves over wat Ludwig zegt over het gedrag der XVIe eeuwsche pauzen, zal de lezer zelf wel doen.
M. Gijsen.
| |
Leon Polak: Het honderdjarige Faustmysterie. Rede uitgesproken bij de opening van het zestiende studiejaar van de school voor taal en letterkunde te 's Gravenhage, de 20 September 1930. Uitgave Kemink en Zoon, over den Dom, Utrecht.
De ‘clercken’ die met een gerust geweten kunnen zeggen: ik heb Faust II aandachtig en tot het einde gelezen, zijn zeldzaam. Deze, naar het woord van den dichter zelf, ‘incommensurabele Produktion’ geeft zich niet zonder dat haar geweld geschiede. Het heeft daarbij aan velen aanstoot gegeven dat de gothische, dweepende, romantische Faust van het eerste deel ten slotte sterven moest als ‘nieuwland-indijkende, kanalen-gravende, moerasdroogleggende waterbouwkundig-ingenieur.’
Van deze spontane en ganschelijk ongerechtigde antipathie maakt Polak hier op zeer leerrijke wijze het proces. Men heeft den Faust II trachten op te helderen langs empirischen weg, langs de verklaring van al de kleine onderdeelen en men heeft een tijdlang gesteund op de zelf-ironische verklaring van Goethe:
‘Es hat wohl einen Anfang, hat ein Ande,
Allein ein Ganzes ist es nicht.’
Ook daarvan is men teruggekomen en meer en meer hoopt men uit de schijnbare antithese van beide deelen tot een synthese te geraken. Die synthese zal leiden tot de erkenning dat ‘Goethe's Faust als geheel en zeer in het biezonder het tweede deel - zonder hetwelk ook het eerste zeer veel van zijn beteekenis zou verliezen - het hoogste is, dat Goethe's geest heeft voortgebracht.’
Voor wie in het Faustprobleem belang stelt, is deze rede ten zeerste lezenswaard omdat zij op klare wijze den status questionis aangeeft en daarbij enkele opmerkingen, maakt die van waarde blijken.
Dr. J.A. Goris.
| |
| |
| |
G. Hoornaert, S.J.: Le plus beau livre. - Albert Dewit, Bruxelles.
Een boekje van ongeveer 50 blz. waarin schrijver het heeft over de Navolging van Christus ‘le plus beau livre sorti de la main des hommes, puisque l'Evangile n'en vient pas,’ zooals l'Abbé d'Olivet gezegd heeft. De vier eerste hoofdstukken geven het oordeel terug van Heiligen, Pauzen en wereldsche schrijvers, bespreken de redenen van die algemeene bewondering, en maken de bij-de-hand-liggende gevolgtrekkingen omtrent het lezen, mediteeren, naleven, verspreiden van het kostbare boek. Eindelijk bestudeert het laatste en meest uitgebreide hoofdstuk wie er de schrijver van was. Na al de gegevens van die zoo betwiste vraag, bondig uiteengezet te hebben, sluit zich schrijver bij de voorstanders van Thomas a Kempis.
Een zeer handig boekje, vol interessante details en inlichtingen.
L.D.
| |
Dom Bède Camm, O.S.B.: De l'Anglicanisme au Monachisme. Journal d'étapes d'un converti. Traduit de l'Anglais par Charles Grolleau. (Coll. ‘Pax’. Vol. XXXII). - Desclée de Brouwer et Cie. Bruges. - Lethielleux. Paris. - Abbaye de Maredsous, 1930. 5 fr. fr.
Dom Bède Camm werd in 1888 tot anglicaansche priester te Rochester gewijd, en vervulde gedurende vier jaren het ambt van ‘curate’. Maar altijd sterker voelde hij zich naar het katholicisme, en tot het kloosterlijk leven getrokken. Hij bekeerde zich te Maredsous, in 1890, waar hij het volgend jaar geprofest werd. In 1895, werd hij te Rome tot priester gewijd, en vervoegde daarna de Abdij Erdingdon waar hij tot 1912 verbleef. Hem viel de taak te beurt de anglicaansche monniken en kloosterzusters van het eiland Caldey tot het katholicisme te bekeeren. Onder den oorlog volgde hij het leger als aalmoezenier, en is nu bestuurder van Benet House, zetel der voorbereidende studies der Downside Abdij. Reeds gaf hij talrijke werken uit, vooral gewijd aan de geschiedenis der Engelsche martelaren.
Het beknopt boekje - van ongeveer 100 blz. - waarin hij zijne bekeering verhaalt is uiterst belangrijk, en diep aangrijpend door zijne algeheele eenvoudigheid. Trouwens niets is zou boeiend als de werking der genade in eene ziel. Een boekje dat verspreid zou moeten worden.
L.D.
| |
Prince d'Altora Colonna de Stigliano: Les Soviets en Chine. (Pour comprendre le drame chinois). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. Bruges 1930. - 7 fr. fr.
Schrijver heeft zes en half jaren gereisd in 't zuiden en 't centrum van China, is met de meeste der personen welke in de laatste jaren ginder een hoofdrol vervulden, in betrekking geweest, en heeft de oorzaken van den huidigen chaotischen toestand kunnen nagaan. Die oorzaken zijn te vinden in de grieven der Chinezen, in de kuiperijen en tegenstrijdige propaganda van Japan, Amerika, Sovietisch Rusland, zoowel als in den nieuwen geest - mengsel van ongekookt scientisme, anti-christendom en atheïsme, - waarmee een al te groot getal chineesche studenten behept zijn.
Schrijver is soms een weinig lang in zijn betoog, en zijne gedachten zijn niet altijd zeer nieuw, maar toch geeft hij ons een zeer klaar tafereel van den geestestoestand in China, zoodat zijn boekje wel waard is gelezen te worden.
L.D.
| |
Journal de l'Abbé de Véri, publié avec une préface et des notes par le Baron Jehan de Witte. Tome second. - Jules Tallandier. Paris.
Dit tweede deel is misschien van grooter belang nog dan het eerste, dat we een paar jaren geleden besproken hebben. Het gaat van Juni 1776 tot Januari 1781. Schrijver was goed geplaatst om veel te zien en te hooren, en had een schranderen geest en een scherpen blik. Geen der talrijke misbruiken van 't ‘ancien régime’ ontsnapte hem. Herhaaldelijk drukt hij op de besluiteloosheid van Lodewijk XVI, op zijn al te groote zwakheid tegenover zijne vrouw en hare al te bevoordeeligde vrienden; op de noodlottige onbezonnenheid der jonge koningin, die haar zoo duur kwam te staan enkele jaren later. Duidelijk hoorde hij den storm opkomen, die weldra over het koningdom moest uitbarsten, maar het Hof holde met gesloten oogen naar den afgrond. Terwijl schrijver terloops alle vooraanstaande figuren levendig typeert, brengt hij ons insgelijks op de hoogte van al de zoo belangrijke gebeurtenissen der buitenlandsche politiek tegenover Maria-Theresia, Frederic II, Catherine II, en vooral Engeland, tijdens den vrijheidsoorlog van Amerika. Het boek is aangewezen voor allen die belang in geschiedenis stellen.
L.D.
| |
| |
| |
R.P. Leon (Van Hove), des Carmes déchaussés: La Joie chez Sainte Thérêse d'Avila. - Albert Dewit. Bruxelles.
Een allerinteressants, lijvig boek van 467 blz. Schrijver heeft voor doel gehad eene ernstige leemte aan te vullen, die gevonden wordt bij alle levensbeschrijvers der Heilige Theresia: ze bestudeeren de pracht van haar mystiek leven, van hare bovennatuurlijke toestanden, maar gewagen nauwelijks door een enkel woord of een vluchtige aanduiding van een der meest in 't oog springend element van haar karakter, de blijheid, de altijd zegevierende blijheid, trots tegenspoed of vervolging, trots ziekte en lijden. Na een zeer beknopte, doch uiterst zakelijke levenschets der groote Heilige, bestudeert schrijver dus om beurten haar geestelijke- en ziele-blijheid, de twee soorten van blijheid bij den mensch, zoowel als den liefdehartstocht in al zijne uitingen, en de uitwerking dezer gevoelens in de ziel der H. Theresia in Gods tegenwoordigheid vóór het H. Sacrament. Maar haar blijheid kwam ook voort uit haar karakter. En schrijver geeft ons een rijk genuanceerde ontleding van haar karakter als kind, als jong meisje, als kloosterlinge, haalt menig geestig woord aan, en drukt op haar gedurig streven om blijheid te wekken bij de kloosterlingen, die onder haar leiding stonden. Vervolgens toont hij ons die gaaf van blijheid bij de H. Theresia als stichtster, als overste en geestelijke leidster, als schrijfster, in haar omgang met vrienden en kennissen, kortom in heel haar handel en wandel binnen en buiten het klooster. En zoodoende krijgen wij een zeer volledig en prachtig beeld van die buitengewone vrouw en heilige. Het boek is vol kruim en verdient aandachtig gelezen en herlezen te worden.
L.D.
| |
Gunnar Gunnarsson: Zwarte Vogels. Uit het Deensch vertaald door Cl. Bienfait. Uitg. n.v. Van Loghum Slaterus, Arnhem.
Gunnarsson verblijft sedert jaren in Denemarken en schrijft in de Deensche taal; maar het land van zijn literairen arbeid blijft Ysland, het land van zijn geboorte. Zijn roman De Lieden van Borg kan gelden als de eerste Yslandsche roman en zijn machtige in het Duitsch vertaalde verhalen: ‘Der Geächtete’ en ‘Sieben Tage Finsternis’ werden in het Scandinaafsch-nummer van het tijdschrift besproken.
‘Zwarte Vogels’ is een krimineele roman. Maar de bouw en de atmosfeer is zoo geheel verschillend van Wassermann's: ‘Der Fall Maurizius’, of ‘Der Fall Deruga’ van Ricarda Hugh. Over het heele verhaal, dat geconcentreerd is op Bjarni van Syvendea, de eenzame hoevebewoner, hangt de woeste, ongure atmosfeer van Ysland. Dit boek is niet enkel de spannende ontwikkeling en verrassende ontknooping van een krimineel raadsel; het is in de eerste plaats het tragische verhaal van een gemarteld mensch.
Dr. L.D.S.
| |
Münchener Dichterbuch. Verlag Knorr u. Hirth. München.
Tusschen München en Berlijn ligt de afstand van een wereldbeschouwing en de afstand tusschen twee naturen. Dit moge niet altijd duidelijk spreken wanneer ge slechts het werk van een enkel dichter of prozaschrijver vóór u hebt; maar wanneer zooals in dit ‘Münchener Dichterbuch’ een aantal kunstenaars worden saamgebracht, wordt het opvallend. Daar heeft een andere deesem gewerkt in deze scheppingen; zij zijn over 't algemeen doorstraald van een andere vlam; daar is een mildheid in dit werk der Münchenaars die ge in het werk uit de Berlijnsche atmosfeer doorgaans missen moet. Dit ‘Münchener Dichterbuch’ is een keur uit het meest onuitgegeven werk van een en twintig dichters en prozaschrijvers die te München zijn opgegroeid of er lang genoeg hebben getoefd om geacht te worden tot dezelfde literaire broederschap te behooren. Aldus is hier werk gebundeld van Leo Weismantel, Ruth Schaumann, Jozef Ponten, Konrad Weisz, e.a. Deze bundel is des te interessanter, dat het werk van al de medewerkers door een inleidende karakteristiek wordt voorafgegaan.
B.W.
| |
Selma Lagerlöff: Christuslegenden. Uit het Zweedsch vertaald door Antoon Thiry. Uitg. ‘Die Poorte’ te Antwerpen.
Zoekt ge naar een boek voor deze winteravonden of voor een geschenk: koop dan deze Christuslegenden. Want deze verhalen staan gespannen van poezie als een druif van het sap. Jaren geleden las ik ze voor de eerste maal; maar ik heb ze nu met een hernieuwde vreugde herlezen in de milde, vlaamsche vertaling van A. Thiry. Selma Lagerlöf liet ze voorafgaan door haar beeld en een genegen groet aan het Vlaam- | |
| |
sche Volk: ‘Ik wensch het oude, ontwakende volk van Vlaanderen geluk, nu het weer beleven mag de frischheid en de vreugde van den morgen, het geluk van de Lente!
De uitgave is goedkoop en zeer keurig.
J. Van de Velde.
| |
J.H. Leopold: Verzen. Twee bundels. Uitg. W.L.J. Brusse, Rotterdam.
Urbain van de Voorde maakte in een zijner essays de gegronde opmerking: hoe weinig gedichten ten slotte, zelfs in het werk van zeer begaafde dichters, werkelijk de volheid van 's dichters kunnen dragen, zoodat ze ook de komende geslachten kunnen verblijden in schoonheid. Maar indien er in Nederland op deze vaststelling één uitzondering is geweest, dan was het J.H. Leopold. Dirk Coster heeft dit werk geheeten: bijna zwijgen. Het is essentie van poezie.
Leopold heeft alleen in de zuiverste momenten van begenadiging gedicht; hij heeft gewacht op dit uur van scheppende zaligheid, geduldig, maanden, jaren misschien; maar wanneer het gekomen was, schreef hij gedichten die een kostbaar bezit zijn en blijven zullen voor de literatuur dezer lage landen.
Zoo is Leopold gegaan door dit leven, eenzaam en zwijgzaam, met een verklaard heimwee of verdriet; tot het lied van de overzijde hem lokte:
O, dat het nu genoeg mocht zijn.
Toen is hij gestorven; onverwacht en alleen.
Dr. L.D.S.
| |
A. den Doolaard: Filmen op den Mont Blanc. Filmavonturen en Skionderricht in het Mont-Blanc-gebied. Uitg. De Spieghel, Amsterdam en Het Kompas, Mechelen.
A. Den Doolaard, die een goed deel van het jaar in het sneeuw- en ijsgebied doorbrengt, combineert hier het onderricht in het skien met het avontuurlijke leven van film operateurs en -acteurs op den Mont Blanc. Hij zelf treedt niet op als leermeester, maar hij noteert de lessen die hem tusschen twee fimlscenen worden gegeven door twee meester-skiloopers van de filmgroep. Tot het avontuurlijke groepje in het witte hoogland behoort de bekende filmster uit De witte Hel van Piz Palü en de avontuurlijke bergvliegenier Udet. Het is een prettig geschreven boek.
J. Van de Velde.
| |
Huib. Luns: Eerste tien wandelingen in Rome. Met teekeningen van den schrijver en 71 fotografische reproucties. Uitg. W.L.J. Brusse, Rotterdam.
Wie zonder gids zijn weg wil vinden in Rome, verspeelt zijn kostbaren tijd. Hier is alvast een gids, dien ge volgen en vertrouwen kunt. Een goede en een geestdriftige; iemand die straalt van geluk tusschen de onvergelijkbare schatten van schoonheid waarvan de heilige stad vervuld is. Aan de Romegangers zeggen we dus: steek alvast dit boekje opzak.
A.V.L.
| |
Maxim Gorki: Erinnerungen an Zeitgenossen. Pr. Kart. 3 M. In Leinen 5 M. Malik-Verlag, Berlin.
Dit boek is niet het minst belangrijke van Gorki. Want schrijvend over anderen, schrijft Gorki over zichzelf. Hij verhaalt in eenvoud en spreekt over zijn omgang met een aantal markante persoonlijkheden en kunstenaars: Tolstoï, Tolstoï's vrouw, Lenin, Krassin, Tchechow, Andrejew e.a. Hij noteert hunne gesprekken en opmerkingen: de essentieele dingen die opeens heel de kern van een menschenziel bloot leggen. En ongemerkt, als toeschouwer of toehoorder, heeft Gorki zijn eigen beeld geteekend. Van ongemeen belang zijn bv. de herinneringen aan de familie Tolstoï. Hij had geen reden tot bijzondere sympathie van Tolstoï's vrouw, maar hij verdedigt haar, met een treffende ridderlijkheid en eerlijkheid tegen de lichtvaardige beschuldigers die niet schijnen te vermoeden welke ontzettend zware taak het is de vrouw te zijn van een genie als Tolstoï.
Dit boek is een dokument van waarde.
Dr. V.
| |
Het Wijde Land. Werk van nieuwe Russische schrijvers. Uitg. Hollandiadrukkerij, Baarn.
Een bundel met verhalen van zestien letterkundigen uit Sovjet-Rusland; Sejfulina,
| |
| |
Pilniak, Iwanow, Lidin e.a. In hoeverre deze verhalen een trouw beeld weerspiegelen van de huidige Sovjet-literatuur is uit dit boek niet op te maken. Maar het is niettemin een interessante inwijding in de literatuur van dit ‘Wijde land’ van onbeperkte mogelijkheden en grenzeloos jammer.
W.B.
| |
Jac. Van Ginniken: Voordrachten over het Katholicisme voor niet-Katholieken. Verlucht met 24 illustraties door Jan Toorop. 3e druk. W.L.J. Brusse, Rotterdam en Boekhandel Cultura, H. Cayman-Seynave, Brugge. Pr. 300 fr.
Ik sta eigenlijk verlegen nu ik slechts in een korte recensie melding maken kan van dit met een koninklijke weelde uitgegeven boek. Want alleen reeds om de vier en twintig groote teekeningen van Jan Toorop, zou dit boek als een kostbaar bezit na lezing te kijk moeten liggen op de tafel van onze intellectueele aristocratie. Indien deze bondige bespreking zoo laat komt, ligt de schuld vooral bij... Toorop. Want ik ben telkens teruggekeerd naar dit werk, ik heb getracht het in me op te nemen, om de schoonste wezenheid onder woorden te brengen. Maar het is ten slotte ondoenbaar. Mij blijft dan geen andere uitweg over dan de lezers van dit tijdschrift te raden dit royaal boek van innerlijke schoonheid te koopen.
De voordrachten van P. Van Ginniken zijn de vrucht van arbeid niet alleen, maar vooral wellicht van zijn ervaring. Door zijn omgang met, en zijn talrijke lezingen voor niet-katholieken is hem pas ten volle duidelijk geworden welk voedsel en welke medecijn zijn hoorders behoefden om te komen tot de volle erkenning der Goddelijke waarheid. En wellicht zou P. Van Ginniken aldus voortgegaan zijn bij de verlangende, of althans belangstellende niet-katholieken met het apostolaat van het levende woord dat zich steeds door ervaring verder verrijkte en aanpaste aan de behoeften van zijn publiek. Maar toen P. Van Ginniken naar de Universiteit van Nijmeghen beroepen werd, bleek het niet mogelijk dezen modernen kruistocht bij intellectueele andersdenkenden voort te zetten. Opdat echter de vruchten van dezen arbeid en dit contact met niet-katholieken niet geheel verloren zouden gaan, besloot hij ertoe deze reeks voordrachten te bundelen.
Wij kunnen ons nu slechts verheugen om dit zeldzaam bezit.
Dr. V.
| |
Twintig Noord- en Zuid-Nederlandsche Verhalen: Samengesteld en ingeleid door Constant van Wessem. Uitg. Erven J. Bijleveld, Utrecht.
Daar staan we weer als de arme broer van den nederlandschen stam: zeventien hollandsche verhalen tegenover drie vlaamsche, waarvan wij er nog een, dat door zekeren Mau Marssen onderteekend is, gaarne kadeau geven. Zoo staan daar dan Maurice Roelants en G. Walschap, die het heusch niet verhelpen kunnen, alleen om de eer der vlaamsche verhaalkunst op te houden. Het klinkt dus wel een beetje ironisch, waar C. Van Wessem in zijn inleiding beweert met een zoo ruim mogelijke vertegenwoordiging der jongere schrijvers te hebben rekening gehouden, en verklaart - wat althans van Vlaanderen geen volstrekte waarheid is - dat, zoo hier enkele jongere auteurs ontbreken, dit niet aan zijn keuze is te wijten, daar hij waarlijk niet verzuimd heeft hen uit te noodigen!
Er zou over de beweringen in deze inleiding vervat en de karakteriseering der Jonge nederlandsche verhaalkunst, wel een en ander in het midden te brengen zijn, maar de zwakste inleiding kan een gelukkige keuze niet doen mislukken; noch omgekeerd. En er is te genieten in dezen bundel, al is haast de helft geen afgesloten verhalen, maar fragmenten van romans. Daar hebt ge vooreerst ‘Erebos’ een prachtig stuk werk van Slauerhoff; daar hebt ge ‘Vinus’ van Walschap, een nieuw verhaal uit dezelfde atmosfeer als de Grafmaker, en Soo De Kommer uit zijn Volk. Het verhaal van Marsman valt in twee helften, maar het verhaal van Beb Vuyck, die vermoedelijk de aanwezigheid van een der mannelijke Jongeren omsluiert, is een goed en gaaf stuk werk. Antoon Coolen stond voor deze verzameling een fragment af uit zijn Peelwerkers, G. Wijdeveld uit een sereen, maar wellicht te poetisch verhaal van Johanne d'Arc, terwijl de fragmenten van M. Roelants en Die Perron bv. nog bezwaarlijk te beoordeelen zijn.
Geen volledig beeld van de Jonge nederlandsche verhaalkunst, maar een bundel waarvan wellicht als prozakunst de mooiste bladzijden geschreven werden door een der ouderen: Aart van der Leeuw.
J.v.d.V.
| |
| |
| |
Sigrid Undset: Gymnadenia. Ins Deutsche übertragen von J. Sandmaier, Verlag Rütten u. Loening, Frankfurt a.m. Pr. 7,50; Geb. 10 M.
Laat me bij wijze van inleidende raad, de lezers verwijzen naar de merkwaardige studie van Jörgen Bukdal, in het Scandinaviënummer van D. Warande en Belfort; opdat zij duidelijker den ontwikkelingsgang kunnen volgen van S. Undset. Want over hare geweldige, epische middeleeuwsche romans heen, is zij teruggekeerd tot het terrein waaruit hare eerste romans gegroeid zijn. Zij heeft weer gegrepen uit het zoo complexe troebele moderne leven, maar gerijpt ditmaal en verrijkt met heel de verworvenheid van de Katholieke wereldbeschouwing.
Het is uit Gymnadenia, dat door een tweede, wellicht een derde deel wordt gevolgd, nog niet uit te maken, hoe zich de problemen die daarin worden opgesteld zich ontwikkelen en ontladen zullen. Maar vergeleken bij de werken die S. Undset in hare eerste periode schreef, is het opvallend hoeveel ruimer ze de menschen doorschouwt en de diepste drijfveren raadt die het menschenhart beroeren en stuwen. Zoo is de hoofdpersoon van dit werk, Paul Selmer, niet een min of meer interessant individu tusschen duizenden, maar de vertegenwoordiger van de naoorlogsche generatie. Wij zien hem als student, wij volgen hem in zijn eerste liefde en avonturen en ontgoocheling. En even reeds werd zijn leven beroerd door een kracht die wellicht verder tot een zielsconflikt of een tragedie voeren kan. Zijn eerste ontmoeting met het katholicisme. Wij zien behalve een bekeerde medestudente, een paar vluchtige priesterfiguren en onbeduidende kath. burgers. Maar na Kristin Lavransdochter en Olov Audunszoon en de prachtige strijdbaarheid kennend van S. Undset voor de verworvene waarheid, voorvoelt ge, dat de schrijfster in dezen hoofdpersoon den strijd tusschen Katholicism een Protestantisme aanbinden zal.
In afwachting dat het vervolg op dit eerste deel, verschijne: lees Gymnadenia.
Dr. V.
| |
Huib. Hoste: Van Wonen en Bouwen. Uitgave Excelsior, Brugge.
We hebben in Vlaanderen nog weinig, vooral voor leeken geschikte, literatuur over moderne woningbouw en -meubileering. Dat is een eerste reden om ons te verheugen over 't verschijnen van dit boek van den bekenden architekt H. Hoste. Maar dit boek spreekt bovendien voor zichzelf. Hoste breekt niet alleen een lans voor het goed recht der moderne architektuur, zijn boek bevat bovendien een schat van beschouwingen, richtslijnen en raadgevingen die we bij het bouwen of bemeubelen van een huis, zeer tot ons voordeel, zullen lezen. Hoste heeft zijn boek niet geschreven voor vaklieden; maar voor den leek. Na een inleidende studie over de kenmerken en het streven van onzen tijd, handelt hij achtereenvolgens over: Stedebouw - De moderne opvatting van Architektuur - De Woning - Woninginrichting - Harmonie tussen oude en nieuwe Architektuur.
Een aantal platen illustreeren dit strijdvaardig boek.
Dr. V.
| |
Ruth Schaumann: Der blühende Stab. Neun Geschichte und neun handkolorierte Holzschnitte. 161 Seiten. In halbleinen geb. 7 M. Verlag Kösel u. Pustet, München.
Deze negen verhalen of legenden hebben de verstilde, bezielde kracht en schoonheid van Gothische Kunst. Er is in deze bladzijden: de voelbare realiteit der onzichtbare bovennatuur. Al heeft R. Schaumann het thema dezer verhalen gekozen zoowel uit ons moderne leven en de chineesche legenden als uit den bijbel en de middeleeuwen ze zijn doorademd van een zelfde beeldende, zuiver scheppende, verinnigde vroomheid. Deze verhalen geven wat Aug. Van Cauwelaert op het laatste Pelgrim-congres en in zijn antwoord op de Kritiek in Vlaanderen als de onmiskenbare vereischte bij elken schepper van christelijke kunst vooropstelde: zij zijn de onopzettelijke schoonheidsbloei van een diep-vroom kunstenaar.
W.v.d.V.
| |
Ruth Schaumann: Die Rose. 24 Holzschnitte mit Versen. 3-4 Tausend. Geb. 5 M.
Ruth Schaumann: Die Kinder und die Tiere. 21 handkolorierte Holzschnitte mit Versen. Geb. 7,50 M.
| |
| |
Ruth Schaumann: Die geliebten Dinge. Bilder mit Verse. Geb. 6 M.
Auf Doppelblätter gedrükt, in der Art der Japanischen Holzschnitbücher. Verlag. Kösel u. Pustet, München.
Wij hebben in dit tijdschrift, bij herhaling, gewezen op het zeer bijzonder talent van deze dichteres en beeldhouweres. Haar werk is de zuivere uitbloei van een zeer kinderlijke mystieke natuur. ‘Die Rose’ waarvan thans een herdruk voorligt hebben we destijds besproken; maar een enkel versje daaruit, op hare kinderen, moge hier ter karakteriseering nog worden overgedrukt:
Die Mutter
Von meinem Schosz zum Grabe
Mein Mägdlein und mein Knabe,
Ihr seid des Meisters Habe,
In ‘Die geliebten Dinge’ en ‘Die Kinder und die Tiere’ wordt in bekoorlijke, zingende gedichtjes aan kinderen geleerd hoe ze alles wat zij hebben of zien: hunne handen en oogen en mond, hunne voeten, hun haar en hun hart en de lieve dieren die met ons leven, moeten beschouwen als een gave en een schoonheid uit Gods handen, die we eerbiedigen en beminnen moeten en terugvoeren tot den goddelijken Schenker.
A.V.C.
| |
Willem de merode: De donkere Bloei. Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam.
Willem de merode: De Overgave, id.
In een bij Wolters uitgegeven studie, die we hier destijds hebben besproken, resumeert R. Kuitert den ontwikkelingsgang van W. de Merode als volgt: Van huis uit streng orthodox (protestant) en zelf van religieuzen aanleg, werd echter in den strijd gedreven tusschen de wereld en de bovenaardsche Macht. In ‘Gestalten en Stemmingen’ wordt de haven van bestemming opgegeven en het schip wordt uit zijn koers geworpen. In ‘De Overgave’ die weliswaar reeds een zeer positieve orthodox-christelijke geloofsbelijdenis bevat, concentreeren alle anti-goddelijke machten hun strijdkrachten op de dichterziel. Deze strijd wordt met wisselende kansen doorgezet in den bundel ‘Het kostbaar Bloed’ tot zijn schip weer koers zet naar God. In ‘De donkere Bloei’ heerscht dan ook de waakzame rust van een bezonken ziel, die zich veilig weet in Gods ontfermende armen.
Ook tegenover de zuiver katholieke geloofswaarheden en liturgie staat De Merode met een eerbiedige warme belangstelling, waardoor sommige gedichten onder zijne handen een katholieken klank hebben gekregen.
Dr L.D.S.
| |
Zenzinov: Verwilderde Kinderen in Rusland. Uit het Russisch door Dr. Boris Raptschinsky. Uitg. W.J. Thieme en Co Zutfen.
Van alle problemen uit het sovjetland is dat der verwilderde kinderen het gruwelijkste en het ingrijpendste; en het tergendste voor ons, die hierover lezen, is onze verbroken machteloosheid om deze honderdduizenden kleinen van dit helsche lijden en deze systematische verbeesting.
Wat Zinzinov hierover verhaalt is geen fantaisie; het is een aanklacht die in de
| |
| |
eerste plaats gesteund is op boljewistische officieele en officieuse dokumenten. En Zenzinov kent zijn land. Hij is een van de velen geweest die geslacht na geslacht al de gruwelen heeft gekend van het tsaristisch regiem; die wegens revolutionaire propaganda als een gevaarlijk dier van schuiloord tot schuiloord werd bejaagd en al de ellende der verbanning heeft gekend. Maar hij is niet van oordeel dat zijn volk slechts door het onnoemelijk lijden van het bolsjewistisch regiem tot een vrij en voorspoedig volk moet worden herboren.
Dit boek is een aangrijpend dokument.
Dr. L.D.S.
| |
H.E. Kuylman: Roofgauw, de sluwe Ulk. Met teekeningen van J.F. van Doornik. Uitg. W.J.L. Brusse, Rotterdam.
Een nieuw boek van H. Kuylman, die reeds het leven beschreven heeft van ‘Snelvoet, de schrik der Veluwe’, ‘Snelvoet, de Edelvalk’, ‘Bontje de Bergeend’ en de ‘Avonturen van Scherpoog, het Koolmeesje’. Wij kunnen het onze kinderen niet genoeg aanraden: de natuur in. Dat is gezond, physiek en moreel. Het is sterkend, het is boeiend en het is leerrijk meteen. Wie niet de natuur in trekken kan, leze ten minste verhalen over het wonderbare leven der dieren; wij hebben er in het Nederlandsch naar keuze. Ook dit nieuwe boek van Kuylman over De Ulk of bunzing bevelen wij graag ter lezing aan. Het is frisch en boeiend verteld in verjongde taal.
B.W.
| |
M. Boelgakow: De noodlottige Eieren. Onder toezicht van Prof. Dr. N. Van Wijck, die de uitgave van een inleiding voorzag, uit het Russisch vertaald door Wladimir Zatskoy. Uitg. J. Ploegsma, Zeist.
Een merkwaardig boek is dit alleszins niet; maar het is een prettig boek. Het is, zooals de inleider het samenvat: het fantastische verhaal van professor Persikow's ontdekkingen, van het uitsterven van Ruslands hoenderstapel en van den veldtocht van reuzenslangen, krokodillen en struisvogels tegen Moscou.’ Het is een humoristisch boek zonder schamperheid of ironie.
Dr. V.
| |
J.P. Zoomers-Vermeer: De Vroolijke jaren van Dolf Hazewind. 2e druk. Geillustr. door M. ten Harmsen van der Beek. Uitg. Holkema en Warendorf.
Mw Zoomers-Vermeer heeft al een tiental verhalen voor de jeugd geschreven. Ze vertelt vlot en goed. Haar verhaal heeft stijl; een eigenschap die we bij veel z.g. verhalen voor de jeugd moeten missen.
B.W.
| |
Bengt Berg: De laatste Arenden. Naar het Zweedsch bewerkt door Rinke Tolman. Uitg. n.v. H.P. Leopolds u.m. Noordeinde, Den Haag. Pr. Ing. 3,50 gl. Geb. 4,25.
Ik heb dit boek met een blijde spanning gelezen. Ge voelt u opgenomen opeens in de zuivere ruimten; uw longen zetten uit en ge voelt een frissche kracht door u stroomen. En dit grootsche, avontuurlijke, hartstochtelijke leven der arenden wordt beschreven in een klare en beeldende taal waar vaart in zit. Zoo bv. beschrijft hij 't opdagen van den arend:
‘Hij kwam aanzwenken van de zee, toen het begon te dagen, toen de trekvogels de vleugels strekken en de eerste meeuw schreeuwde. De ochtendbries boven de kust breekt door een gat van het tentdoek der wolken en draagt hem. Zijn wieken staan gespannen als donkere zeilen en onder zijn gewicht buigen zijn lange veeren als een boog. Nu beweegt hij ze met een zwaren slag, stevent de wolken tegemoet en verdwijnt. Dan splijt hij den voorhang daarvan en glijdt zonder één beweging de bries tegemoet, als een zeiler bij wind in het blauw van het gat tusschen de witte oevers van de wolken.’
Het is een zeer interessant en mooi boek.
Dr. V.
| |
Helmut Fahsel: Ehe, Lebe und Sexualproblem. 7 bis 14 Tausend Kartoniert mit Bildumschlag 4 Mark. Verlag Herder, Freiburg in Breisgau.
Van boekhandelaar tot gewijd rekenaar; van Schopenhauer tot H. Thomas; dat is de weg geweest van kapelaan H. Fahsel, die thans voor duizenden geloovigen en ongeloovigen getuigt van de eeuwige waarheid en de onvergankelijke wetten die ons leven richten moeten. Zijn arbeidsveld is in de eerste plaats Berlijn, de brandende grootstad, waar Dr. Sonnenschein te vroeg zijn krachten heeft verteerd in een tot het hoogste offer bereid apostolaat. In dit nieuwe boek geeft kapelaan Fahsel een principieele uiteenzetting van het moderne huwelijks- en sexueelprobleem; met zijn vele
| |
| |
gevolgen en verderfelijke miswassen. Hij spreekt over zinnelijkheid en vriendschap, over geslachtsdrift en naaktkultuur, over mode en schaamtegevoel, over de vrije liefde, het gezonde huwelijksleven en de mystieke vereeniging en het celebaat.
Het is een boek dat vooral de zielenleiders met vrucht zullen lezen.
Dr. L.D.S.
| |
Homeros: Odusseus' Dood (Zang V tot Zang XIII). Uit het Grieksch vertaald door Nico van Suchtelen. Uitgave Wereldbibliotheek, Amsterdam. Pr. Geb. 2,50 fl.
N. van Suchtelen heeft Homero's zangen omgezet in een zingend, gaaf en glanzend Nederlandsch. Waarvoor hem de velen die niet in staat zijn dit epos in het oorspronkelijk Grieksch te lezen, van harte dank zullen zeggen.
W.B.
| |
A. Mabille de Poncheville: Terre d' Occident. France et Belgique. Ed. J. Vermaut, Paris, Courtrai. Pr. 20 fr.
A. de Poncheville is een vriend van dit land; en al kent hij weinig van onze taal, hij is een vriend van Vlaanderen. Hij ziet Vlaanderen vooral in zijn oorsprong en verleden en hij is bijzonder gevoelig voor de elementen, gebeurtenissen of eigenschappen die tusschen Vlaanderen en het noordelijke Frankrijk gemeen zijn. Hij kent onze Vlaamsche steden, waarin hij met eene opvallende voorliefde verwijlen komt. Dat hij het huidige naar zijn kultureele eenheid en ontvouwing strevende Vlaanderen minder goed kent dan het historische, kunnen wij dezen goed willigen Franschman niet euvel duiden. Onderhavige bundel bestaat uit een reeks korte stukjes over het Belgische Vorstenhuis, de westersche beschaving, over figuren van beteekenis als Guido Gezelle en Kard. Mercier, over kunst en geestelijk leven in dit land, enz.
A. de Poncheville zal deze losse schetsen niet bedoeld hebben als diepgaande studies; het zijn vlotte journalistieke notities.
A.V.C.
| |
Bimini: Een verzameling prozastukken van moderne schrijvers, bijeengebracht door Dr. J. Theunisz. Uitg. n.v. Hollandia drukkerij, Baarn.
De samensteller heeft ernaar gestreefd een frisch boek te geven aan jonge menschen, en hij heeft gemeend dat niemand beter tot de jongeren zou kunnen spreken dan zij, die door hun leeftijd bij hen staan. Werden hierom tot medewerking uitgenoodigd: Antoon Coolen, Jan Feith, D. Jaarsma, A.M. de Jong, A. Maas-Van der Moer, S. Van Praag, Marie Schmitz, Joh. W. Schotman, Theo Thyssen en Joh. Theunisz. Het is een zeer betwistbare bewering dat een schrijver destebeter voor de jeugd kan schrijven, dat hij er naar de jaren dichter bij staat. De ouderdom heeft m.i. hierop geen invloed, hoegenaamd. Het is een kwestie van innerlijke jeugd, die de jaren trotseeren kan. En nu wil het me voorkomen dat er uit de nederlandsche prozschrijvers een veel betere keuze ware te doen, dan de verkorenen van dezen bundel. En minstens de helft dezer verhalen zijn bovendizen geschreven in slordig nederlandsch, dat wemelt van verdorven gewestspraak. Dat is nederlandsch in zijn hemdsmouwen; en zou in vele gevallen aan de jeugd kunnen leeren hoe ze niet moeten schrijven.
Dr. L.D.S.
| |
F. Gladkow: Cement. Uit het Russisch vertaald door C. Anarges. Met een inleiding van Dr. A. Hackel. Uitg. Van Holkema en Warendorf, Amsterdam.
Gladkow is een van de typische vertegenwoordigers van de jonge strijdende sovjetliteratuur. In Gladkow ligt weer het bewijs hoe sterk de jaren onzer kindsheid en jeugd hun merk slaan op ons heele verdere leven. Hij is een van de duizenden geweest die de donkerste ellende hebben ervaren als kind en die, eens tot man geworden, bereid zijn alles te wagen voor een nieuwere wereld en een nieuwe menschheid. De rest weet ge: opstand, gevang, verbanning, bevrijding, weer opstand en de doorbraak van den rooden vloed. Maar de felste revolutie is niet in staat het leven van een volk op één dag te veranderen en het menschelijke hart te dwingen naar den wil. Zoo keert de held van Gladkow's boek na de revolutiejaren terug naar huis. Het is geen dag van verblijden; het is een dag van bittere ontgoocheling. Maar hij tracht de passiviteit van het volk te breken; hij is de zakelijke fanaticus, en brengt de massa tot den collectieven arbeid, waarvan de door burgeroorlog verwoeste cementfabriek, het harde symbool is. Maar zijn wil tot macht over de krachten der natuur, lijdt de neerlaag in zijn vrouw. Want Dasja is het type van de nieuwe communistische vrouw, die de absolute vrijheid opeischt als een recht. Dat is de tragiek van dezen strijdenden communist en de tragiek van dit boek, dat slechts door gerijpte lezers mag gelezen te worden.
| |
| |
Gladkow - zooals de inleider hem terecht karakteriseert - werkt met contrasten. Hij spitst de verhoudingen en gebeurtenissen toe tot het uiterste; met het gevolg dat de toon vaak hard klinkt en rethorisch, zooals veel expressionistisch werk dezer laatste jaren. Als specimen van sovjetliteratuur is dit boek van belang.
D.W.
| |
Ronald A. Knox: De drie Kraantjes. Speurdersroman. Vertaald door Theo de Witte. Pr. 1.25 gl.
Victor Bridges: De man van Nergenshuizen. Vertaald door F. Van Velsen. Pr. 1,25 gl.
Randall Parresh: Shea van de Iersche Brigade. Vertaald. Pr. 1, 25 gl.
Drie verhalen die waardig de serie speurders-avonturen- en liefderomans van het Nederlandsche Boekhuis, te Tilburg voortzetten.
De bekende bekeerling en priester Father Ron. Knox heeft iets van het geestige en gevatte van Chesterton. Ook de twee andere verhalen zijn spannende... ontspanningslectuur.
D.W.
| |
Ellison Hawks: Electrische Wonderen. Uit het Engelsch vertaald door Fr. J.A. Pennink. Uitg. W.J. Thieme en Co, Zutphen.
De ontwikkeling der electriciteit is een wonderbaarlijke geschiedenis. En deze geschiedenis heeft zich in de laatste jaren ontwikkeld op een verbazend snelle wijze, met resultaten waarvan geen mensch had durven droomen een eeuw geleden. Over deze wondere kracht der electriciteit nu handelt dit boek: over de wijze op dewelke electriciteit wordt opgewekt, over electrische verlichting, over telefonie, over draadlooze telegraphie, over X-stralen, enz. Het is een uiterst leerzaam handboek.
W.B.
| |
Paul Keroul: I. Iffrouwe Ludwine van 't Godshuzzetjie. II. Krebis Welgemoed. Uitg. Regenboog, Borgerhout.
Deze twee vertellingen van P. Keroul die al tientallen verhaaltjes heeft geschreven voor de jeugd zetten een serie Regenboog-sprookjes in. Fr. Van Immerseel maakte er eenige nog vrij onbeholpen teekeningen voor.
B.W.
| |
In Memoriam L. Opdebeek.
Deze rouwhulde bevat de artikels die André De Ridder en Edm. Van Offel in ‘De Vlaamsche Gids’ hebben gewijd aan den onverdorven Vlaming en strijder die Lod. Opdebeek is geweest. Daaraan werden enkele bladzijden toegevoegd uit ‘Peters Beeld’, dat een vervolg moest worden op L. Opdebeek's jeugdherinneringen: Peters Kind.
B.W.
| |
Theo Bogaerts: ‘De Bajadere’. Het Kompas, Mechelen, 1930. - (Het zilveren Bronneken.)
De schrijver ontmoet aan boord van een transatlantiker een Indische danseres, die hij in haar vaderland leerde kennen en wier leven hij in deze novelle verhaalt. Zij was een simpel dorpsmeisje, toen een zekere Arjuna haar meelokte naar de stad, niet zoozeer om het dansen waar hij haar van sprak, doch om haar te kunnen bezitten. Zij hield echter alleen van de vinaspeler, die zij op een avond ontmoetten en die hen steeds vergezelde. Uit jaloerschheid wordt deze echter door Arjuna vermoord, die de bajadere dwingt te dansen voor het hoofd. De speler wordt door de politie aangehouden en terechtgesteld. En de danseres reist om te vergeten.
Met dit einde begint het boek, dat daardoor in de aanvang wel verwarrend aandoet. De inleiding tot het eigenlijke verhaal is veel te uitgebreid. Het onderwerp heeft er misschien schuld aan, dat de stijl van deze novelle eer gezocht schijnt op sommige plaatsen en elders betrekkelijk onhandig is. De strakke lijn van het verhaal, breekt ook te dikwijls, door een te nauwkeurig en te omstandig beschrijven van bijkomstigheden. De bladzijden zijn schoon waar de moordenaar de Bajadere het hoofd van haar geliefde brengt. Voor volwassenen is er geen zedelijk bezwaar te maken - en de uitgave valt uit technisch oogpunt niets te verwijten.
A.D.
| |
J. De Meester: Liefdetrouw. Uitgegeven door C.A.J. Van Dishoeck te Bussum, 1930.
Dit is een zeer langdradige, onbelangrijke en vaak vervelende geschiedenis die
| |
| |
van den auteur van ‘Geertje’ komend, ons op pijnlijke wijze verrast. Een Hollandsch architect woont te Brussel, met zijn vroegere maîtresse gehuwd. Hij wordt gelast een deel van het Hollandsch paviljoen in de Tentoonstelling in te richten. Volledig relaas van de kuiperijen daarrond. Even volledig relaas van de bitterfafelpraatjes der exposanten en commissieleden. Nog vollediger relaas van de begeerlijkheden dier heeren die allen op lintjes en decoraties azen. Dwars door dit alles gelukt de held erin zijn vrouw door het preutsche midden te doen accepteeren, maar vijanden van uit Holland maken hem het leven weer zuur, enz. enz.
Het is een taai-taai boek die den geduldigsten lezer ontmoedigen moet. Het eenige interessante zijn de kleine notities betreffende de reactie van een Hollander in ‘Bruxelles’. Zoo leeren we dat ‘de Belg, zoowel de Vlaming als de Waal,’ den doorsnee-Hollander de baas in makkelijkheid of handigheid is, dat de Hollanders traag van besluiten zijn. (Altijd de vrees voor koud water dat brandt) enz. Maar dat doet de verveling niet verdwijnen en die opmerkingen zijn dan ook gewoonlijk van weinig beteekenis.
M.G.
| |
Eric Aduled: Toen de bakens niet verzet werden. Uitg. V. Resseler, Antwerpen.
Barpraat van een hollandschen jongen die het beetje talent dat hij bezit, overschat en misbruikt.
Dr. L.D.S.
| |
Dr. C.H. Sluiter: Bouw en Wezen der Materie. Uitg. W.J. Thieme en Cr, Zutphen.
Deze bundel bestaat uit een reeks lezingen die de schrijver vorig jaar voor de microfoon der A.V.R.O. heeft gehouden. Uit der aard moest de verhaaltrant populair gehouden worden, zoodat ook de vele niet vakkundigen dit boek met belangstelling zullen lezen.
| |
Leon Bloy: Het Heil door de Joden. Vertaling van Leo de Roover. Uitg. Steenlandt, Kortrijk.
Deze degelijke vertaling van Le Salut par les Juifs, dat Leon Blay als een zijner merkwaardigste geschriften beschouwde, werd ingeleid door Anton van Duinkerke.
D.W.B.
| |
Maurits Sabbe: In 't Gedrang. Uitg. C.A.J. Van Bussum, Bussum.
Zoo ge wilt: bezettingsliteratuur; maar verteld met een rake en gemoedelijke echtheid. 't Leven met zijn vreugden en zijn tribulatiën; een beetje vreugde, een beetje leed en wat goedhartige humor. Zoo is het werk van M. Sabbe, die een onzer gemoedelijkste vlaamsche vertellers is. Deze bundel verhalen verdiende te worden herdrukt.
Dr. L.D.S.
| |
E.R. De Klerk: De Grootste der ‘Great Hollanders’; met een woord vooraf van Prof. Mr. C. Van Vollenhoven. Uitg. Wereldbibliotheek.
Deze bladzijden zijn een ongewijzigde herdruk van hoofdartikelen in De Tijd (A'dam) van 6, 16 en 25 Okt 1930, over de uitzonderlijke beteekenis van Hugo De Groot, die nog steeds op een modernen biograaf wacht.
W.B.
| |
Jubileum uitgave van Guido Gezelle's Volledige Werken. Ie Deel: Dichtoefeningen. Tekstkritisch uitgegeven, ingeleid en verklaard door Prof. Dr. Fr. Baur, met een inleiding door Prof. Vermeylen. Uitg. De Standaard, Antwerpen.
Ik heb niets tegen standbeelden; als ze maar schoon zijn; - wat voor vijf en negentig procent niet het geval is: En ik heb alle respect voor het werk van Jul. Lagae ondanks de oppositie der comiteitsleden die het ontwerp van Jespers-Van De Velde verkozen boven het werk van den kunstenaar die onbetwistbaar de schoonste Gezelle buste heeft geboetseerd, die we bezitten.
Maar alle standbeelden worden een hoon, indien het werk van den kunstenaar niet voortleeft in zijn volk. Opdat Gezelle leve in dit volk, opdat wij zijn werk en zijn kunst doorschouwen kunnen en genieten in volheid, werd deze kritische uitgave ontworpen van 's Meesters werk, die in dubbelen zin een standaard-uitgave is geworden, naar inhoud en naar het uiterlijke den zuiveren schoonheidsminnaar Guido Gezeik waardig is.
B.W.
| |
| |
| |
Anton vander Weyden: Hekeldichten. Uitgeverij De Regenboog, Borgerhout.
‘Wie ter wereld toch - vraagt deze schrijver op blz. 9 - houdt het monopolium van het gezond verstand?’
Zeker Anton van der Weyden niet.
W.B.
| |
Sigrid Undset: Olav Audunszoon op Hestviken. Vertaald door Dr A. Snethlage. Uitg. J.M. Meulenhoff, Amsterdam.
In het Scandinavië-nummer van dit tijdschrift (Juli-Augustus 1929) heeft Jörgen Bukdal, in een merkwaardige studie over Sigrid Undset, haar tweede, epische middeleeuwsche roman: Olav Audunszoon, gekarakteriseerd. Hij wees er op hoe dit vierdeelig werk werd opgebouwd op eenzelfde grondgedachte als Kristin Lavransdochter, maar de held die verwantschap draagt met Simon uit dit laatste werk, wordt in Olav Audunszoon zoo gepijnigd voor onze oogen gevoerd, dat hij zich zwijgend in zijn smarten krimpt. De eerste deelen die op Hestviken zich afspelen, vormen een tragedie van jammer, met een pathos als die uit 't boek Job. In de twee volgende boeken echter treedt een nieuw motief op. Olav keert zich af van 't overdenken en het eeuwige grauwe gepeins, en begint zijn aandacht te schenken aan zijn omgeving; hij gaat handelen.
Verder moge het volstaan naar de studie van J. Bukdohl te verwijzen. Ik geloof niet dat iemand, die Kristin Lavransdochter heeft gelezen, aan den drang en den dwang zal kunnen weerstaan ook Olav Audunszoon te lezen. En ik verheug er me over dat er in Nederland Uitgeverijen bestaan, als Meulenhoff, die ons de rijke vreugde verschaffen deze kapitale werken in het nederlandsch te genieten, terwijl ze in Frankrijk nog immer hun oordeel over Sigrid Undset moeten baseeren op haar weinig omvangrijke en voor haar kunnen volstrekt niet karakteristieke jeugdwerken.
Mr. L.D.S.
| |
Johan W. Schotman: Het vermolmde Boeddabeeld: De dans der demonen. Uitg. van Kampen en Zoon, Amsterdam.
Dit is het derde deel van ‘een reis naar de verborgenheden eener vreemde werkelijkheid’; het is het einde en de totale vernietiging van een schoone illuzie. Zes jaar heeft J. Schotman, als jonge arts geleefd en gearbeid in China. Hij is er heen getogen met een schoonen waan, die eenmaal werkelijkheid was; hij heeft er gezocht het China van de overlevering en de literatuur. Maar vergeefs. Toen hij de oude schoonheid niet meer ontdekken kon, heeft hij een tijd lang gehoopt in de nieuwe werkelijkheid een nieuwe schoonheid te zullen ontwaren, maar ook deze hoop ging spoedig verschrompelen. Het oude Boeddabeeld was van het hoofd tot de voeten vermolmd; het chineesche volk had de oude waarden en waarheden afgezworen, maar geen nieuwe levenswaarden in de plaats daarvan verworven. En wanneer eenmaal het verderf een lichaam aantast gaat de vernietiging snel. Een golf van tuchteloosheid, bloeddorstigheid, roof- en vernielingszucht sloeg over het Chineesche rijk. De dans der demonen begon.
Schotman heeft de laatste phase van zijn verblijf in China, dat hij voor de aanrukkende horden ontvluchten moest, neergeschreven in een harde, gedrongen taal. Het is een boeiend en belangwekkend dokument over de vernielingselementen die het oude rijk van binnen uit, sloopen en totaal verderven.
Dr. L.D.S.
|
|