gaan met het barre vooruitzicht te vallen in wolfijzers en te stooten op schietgeweren, binnen te treden tot verheffing van hart en ziel en uit te treden met den wrevel te zijn beetgenomen.
Dan kwam de oude vlaamsche kunst waar de drommen naar toe dreven, en hun hart voelden opengaan als bij 't weervinden van een goed, lang betreurd en eindelijk weergevonden.
En ik spreek niet eens van de grootste en belangrijkste reden; de innerlijke groei, de wisselgang van tij en ebbe.
Ook hierin ten andere volgen we enkel waar anderen voorgaan; in Duitschland en ook in Frankrijk is expressionisme een versleten cliché, een gehaat en geschuwd woord geworden. En in letterkunde is men teruggekeerd naar den roman en naar de epiek.
***
Zoo heeft dan de kunst, twaalf jaar na het einde van den oorlog, een pijnlijke en bittere zelfkritiek voltrokken.
In een heete koorts, is zij aan twijfelen gegaan, heeft afgebroken, moedwillig, met heel het verleden, en heeft gezocht naar de gronden van haar bestaan. Dat was reeds ingezet vóór den oorlog, maar deze heeft de beweging voortgejaagd, met de onstuimigheid van een lawien. De bouwkunde ging nieuwe terreinen veroveren, omdat zij eene nieuwe techniek meester werd; maar de ongelukkige zusters, de schilderkunst en de beeldhouwkunst, brandden van naijver over de gevonden nieuwe goudader, en togen uit langs hunnen kant op zwerverstocht.
Men had haar verweten een decadente verfijning, een slaafschen dienst van kleur en tinten en vormen, van inwerking en aanvreten van licht en lucht, het zoeken naar de wegschemerende schim van gevoelens, hare etherische betrachtingen; en in een verwoeden worp naar links heeft de kunst het licht gestopt in kelders, de lucht geloochend, de kleuren als groote vlakken aangebracht, de sprekende vormen brutaal naar voren gehaald, ontwricht en aangedikt tot monsterachtige vervormingen; in eene scheppingswoede heeft ze herbouwd, hermetst, zoo noodig of zelfs heel onnoodig op den kop gezet, naar drang en visie en dikwijls naar willekeur. We trappen alles nijdig ineen; wij hermaken den wereld.
Te voren was in de kunst alle gedacht uit den booze; men was de minnezanger van het half vermoede, half uitgesprokene; onuitgesproken woorden zijn de schoonste. Nu werd de kunst cerebraal, ge