Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1930
(1930)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 509]
| |||||||
John Ruskin en WijGa naar voetnoot(1)
| |||||||
[pagina 510]
| |||||||
in hen. Doch we moeten hun moed afkeeren van den oorlog en hem doen aanwenden voor medelijden; we moeten hun verstand afwenden van het twisten over woorden naar het onderscheiden der zaken; we moeten hun ridderlijkheid leiden naar getrouwheid en koninklijke kracht in plaats van naar zwerftochten en avonturen. Dan zal waarlijk voor hen en voor ons komen onvergankelijke zaligheid en onfeilbaar geloof. Dan blijft met ons het Gelooft dat door geen bekoring wordt aangetast of in angst of toorn verdedigd moet worden. Dan blijft met ons de Hoop, onverminderd door de overstelpende jaren en onverijdeld door bedriegelijke schaduwen. Dan komt voor ons en blijft met ons de grootste van al deze, de wil en de naam van onzen Vader. Want de grootste van deze is de Liefde’Ga naar voetnoot(1). We hebben Ruskin voortdurend aan het woord gelaten en meenden hemzelf ook te moeten laten samenvatten in een machtige periode al zijn bezwaren tegen de opvoeding van zijn tijd en zijn gewenschte hervormingen. Hij geloofde in een betere maatschappij en zijn sterke liefde was de sterkste stut voor zijn hopen. Hij wilde de menschheid verheffen door vaster geloof, sterker hoop en daadkrachtiger liefde. Een prachtideaal, dat ook voor hemzelf in zwarte oogenblikken zoo hoog lag, dat het eeuwig onbereikbaar scheen. Doch menschen als Ruskin hebben geen idealen, die zich morgen of over tien jaar laten verwezenlijken. Voor hen komt de onontbeerlijkheid van een ideaal er meer op aan, dan de mogelijkheid het nu practisch uit te werken. De wereld is er immers meer mee gebaat, dat er een streven naar een ideaal bestaat, dan dat het met succes bekroond wordt. ‘Geen kracht ter wereld, zegt Maeterlinck, lijdt meer verliezen dan een idee, die in het dagelijksch leven afdalen moet. En ze moet oneindig hoog liggen, opdat er iets van verwezenlijkt worde’. Ruskin moge in uitersten zijn vervallen en overdreven hebben, op verschillend gebied. Doch niemand ondervindt meer dan een idealist de moeilijkheid van den ‘gulden middenweg’. ‘Il n'y a pas d'idéal, zegt Bédier, dont le charme n'ait son péril, et pourtant on ne saurait priver la vie d'idéal sans la condamner à la platitude ou au morne désespoir’Ga naar voetnoot(2). | |||||||
[pagina 511]
| |||||||
Hoeveel armer ware onze wereld zonder die menschen, die opgaan in nooit te verwezenlijken droomen. Na in de veelzijdige werkzaamheid van Ruskin, voor zoover zulks mogelijk was, abstractie te hebben gemaakt van de artistieke, critische, godsdienstige, wetenschappelijke, wijsgeerige en sociale zijde, en ons te hebben beperkt tot zijn opvoedkundige beginselen, lijkt het me, om te besluiten, wenschelijk, zoowel om misverstanden te voorkomen, als om den lezer tot kennismaking op ander gebied aan te zetten, in het kort Ruskin's bijzondere verdiensten aan te geven. Verschillende hiervan staan trouwens in rechtstreeksch of onrechtstreeksch verband met de opvoeding en vallen dus zeker niet buiten ons bestek. Voor nadere bijzonderheden vergelijke men de in de algemeene bibliographie aangegeven werken. Het is in veel gevallen zeer gevaarlijk van invloeden te spreken en wenschelijk Bidou's woorden voor oogen te houden die we verder aanhalen. Doch Ruskin's blanke persoonlijkheid steekt zoo af tegen de zwarte werkelijkheid van zijn tijd, dat de kansen tot een minimum zijn herleid. (1) De bekroning van het beste van zijn pogen is geschreven in de vele zielen, waarin hij heeft wakker geschud liefde voor de schoonheid en zucht naar rechtvaardigheid. ‘Comme l'avait prévu Ruskin, il n'y a pas de mouvement qui s'inspire de lui, reprenne ses idées, les commente au risque de les déformer ou continue à soutenir ses expériences pratiques. Mais beaucoup d'amis le lisent, dans les milieux divers, se laissent pénétrer de ses idées et, sous la forme que leur inspirent leur tempérament, leur coeur et leur connaissance du monde, s'essaient à les faire devenir réalité. On retrouve, souvent - douze ans après sa mort - (het boek van Danel is van 1913) l'influence de cet écrivain qui aurait voulu faire l'éducation de son siècle, et qui à certains jours, dut paraître échouer; l'éducation que n'ont pu faire ses oeuvres, ses livres après lui l'ont réussi; combien nombreux sont ceux qui le citent et qui se réclament de lui’. ‘Et combien d'idées furent préconisées par lui qui, vivement combattues quand il les émettait, sont aujourd'hui banales? Faut-il regretter que Ruskin n'ait pas laissé de disciple ou d'héritier direct de sa pensée si, quelque trente années après qu'il s'est tu, cette pensée doit se retrouver vivante et active au coeur de tant d'amis lointains | |||||||
[pagina 512]
| |||||||
et inspirer tant d'initiatives progressives et de méthodes efficaces?’Ga naar voetnoot(1). Galliani gaf als doel van de opvoeding aan: ‘nous faire supporter l'ennui et l'injustice’. Ruskin heeft dan zeker uitstekend pedagogisch werk verricht. Hij verdedigde de heiligheid van schoonheid en kunst en wekte in het volk belangstelling ervoor. Daaruit volgde van zelf zucht tot navolging. Ruskin schetste en etste zelf ook. Doch hij is meer bekend om zijn invloed op de Pre-Raphaëlieten en op de gansche artistieke beweging na hemGa naar voetnoot(2). (2) Van dit algemeene in bijzonderheden afdalend, kunnen we ook in het practisch leven veranderingen aanduiden, die we met moreele zekerheid tot Ruskin kunnen terugvoeren. Zooals we reeds opmerkten, leed Engeland in Ruskin's tijd onder een echten inval van het leelijke. Het kunstideaal, zoowel in huiraad als in kerkbouw stond op een lager peil dan ooit te voren of nadien. De redenen van dit verval waren vooral:
Ruskin zelf was ook ‘Evangelisch’ opgevoed te midden van | |||||||
[pagina 513]
| |||||||
een mechanische weelde. Zijn reactie was dan ook even werkelijk, als zijn omgeving. Hij riep zijn volk terug tot de beschouwing der echte schoonheid, die de geheiligde openbaring is van God en dus niet moet gevreesd worden, doch vereerd. Zijn verdienste is dus dubbel. Zoo het Engelsche ‘Home’ werkelijk een ‘Sweet Home’ is geworden, mooier dan vroeger, is die verandering grootendeels aan Ruskin te danken. De la Sizeranne verklaart: ‘Ruskin produit aujourd'hui pour tous les peuples anglo-saxons dans les plus petites choses du home et du foyer une force et une lumière qu'on n'aurait pas connues sans lui’Ga naar voetnoot(1). Ruskin was ook de meening toegedaan, dat de huiselijke opvoeding de eerste en de voornaamste is. Door die opvoeding ook nog in een alleszins ideaal midden te plaatsen, zet hij de kroon op het werk. Dit is een eerste en pedagogische verdienste. Een andere is, dat hij door zijn verkondiging van het evangelie der schoonheid, in zijn enthousiasme W. Morris heeft medegesleept, die de huiselijke kunst tot haar hoogsten bloei opvoerde. Morris, die zich beleedigd voelde door den wansmaak in die kunst ten toon gespreid en hierin vooral de uitdrukking wilde zien van het genoegen door den mensch ondervonden bij het volvoeren zijner taak, heeft school gemaakt en zijn nakomelingen plukken de vruchten van zijn door Ruskin geïnspireerd werk. Het vieren der vrouwelijke schoonheid in de Mei-Koningin hebben we ook nog aan Ruskin te danken. Een van de beste manieren, waarop Ruskin het volk terugbracht tot liefde voor de schoonheid was, door de verlevendiging der liefde voor de natuur. We hadden in den loop van dit werk gelegenheid genoeg, om hierop te wijzen. We merken hier enkel op, dat we de pioniers van deze beweging, in de 18de eeuw moeten zoeken en dat Wordsworth en Shelley de eerste dichters waren in Engeland, die den sluier lichtten van het heiligdom der natuur. Doch gebonden stijl diende eerst in een ongebonden te worden omgezet, opdat die gedachten het gansche volk zouden bereiken. Hier ligt Ruskin's verdienste. Hij is in een zekeren zin de overgang; die liefde is niet langer meer een excentriek iets of een brandmerk voor den man, die er in extase van | |||||||
[pagina 514]
| |||||||
genoot, doch het algemeen erfdeel van alle rechtgeaarde menschen. De natuurstudies zullen waarschijnlijk het meest gegeerde deel blijven in Ruskin's werken en hun blijvende waarde uitmaken. (3) Vragen we ons af na deze verwijderde bijdragen van Ruskin tot de opvoeding, welke zijn verdiensten zijn op het bijzondere terrein der opvoedkunde, dan is het antwoord niet ver te zoeken. Midden in het materialistische Engeland der vorige eeuw, dat we in het voorgaande genoeg belichtten, verschijnt Ruskin met:
Het gebruik, waartoe we onze geestelijke en lichamelijke krachten | |||||||
[pagina 515]
| |||||||
bestemmen, is grootendeels een zedelijk vraagstuk. De meeste menschen weten voldoende, wat ze te doen en te laten hebben. En al is de onwetendheid groot, de misslagen die men het meest begaat, spruiten voort uit een gebrek aan zedelijke sterkte. Zedelijke eigenschappen zijn het meest voor verandering vatbaar. Zedelijk belang leidt de meeste van onze daden. Daarom is de zedelijke opleiding de belangrijkste phase der opvoeding. Onder zedelijk element verstaat Ruskin niet uitsluitend de zedelijke deugden, ofschoon ze erin besloten zijn. Hij denkt vooral op die deelen van het karakter, die hoofdzakelijk spritueel of nietintellectueel zijn. De acht zaligheden uit het Evangelie geven ons de beste toelichting. Liefde voor de vrede en het bewerken van den vrede, medelijden, zuiverheid des harten en zachtmoedigheid zijn de eigenschappen die Ruskin het meest ter harte gaan. Gehoorzaamheid, vertrouwen, vriendelijkheid en naastenliefde zijn woorden, die uit zijn pen vloeien als dauw uit zomerwolken. Wreedheid en lediggang zijn hem een afschuw. Gelijk St. Jan is hij een apostel van het hart sprekend tot het hart. Zijn ‘Zeven Lampen der Bouwkunst’, zijn de bakens die ieder menschelijk pad verlichten. De steenen der stad die hij het meest bewondert, zijn gelegd met kleuren van goedheid, vriendelijkheid en liefde. Zulke verklaringen waren toen hard noodig en zijn ook nu niet overbodig. (4) We wezen er in het voorgaande op, dat Ruskin op pedagogisch gebied geen systeem heeft gelanceerd als Basedow, Herbart of Radtke. Evenmin kunnen we op sociaal gebied van hem zeggen, dat hij nieuwe wetten gevonden heeft als Adam Smith, J.B. Say of Ricardo, of een synthese van het voorafgaande heeft gemaakt, zooals Stuart Mill of iets bekends in een nieuwen en aantrekkelijken vorm heeft gezet als Lasalle. Doch in zekeren zin heeft hij meer gedaan dan deze laatsten. Hij heeft voor de staatshuishoudkunde nieuwe vergezichten geopend. De oorspronkelijkheid van Ruskin ligt juist in het invoeren van de zedeleer en het respect voor het leven in de staatshuishoudkunde. Uit de christelijke opvatting van de wereld haalt hij door afleiding, dat actieve optimisme, waarmee hij de toekomst in ziet, die zorg om den werkman te eerbiedigen, die hij zoo energiek den werkgever voorhoudt. Hij heeft de waarheid nooit om iets anders aangeleerd dan om ze toe te passen. Laat Ruskin het al eens verkeerd voor hebben, | |||||||
[pagina 516]
| |||||||
we kunnen er hem toch geen verwijt van maken, dat hij niet alles heeft gezien en opgehelderd. Doch hij werpt licht op heel donkere punten van zijn tijd. Drukt hij te veel op den zedelijken factor om de wereld te hervormen, en ligt daar volgens sommigen zijn zwakheid, wij voor ons meenen dat, indien men op dit punt naar Ruskin's leering luisterde, heel wat onoverkomelijk geachte moeilijkheden van onze dagen verdwijnen zouden als sneeuw voor de zon. Wij maken er Ruskin geen verwijt van, dat hij meer psycholoog en moralist is geweest dan economist, omdat ook wij uitgaan van het ‘Omnia instaurare in Christo’, en dus uitgaan niet van een economisch doch van een strict zedelijk standpunt en ondanks alles geen utilitaristen zijn, doch idealisten van het zuiverste water. Ruskin heeft het bewijs geleverd, en dat in een tijd toen het moeilijk en verdienstelijk was zulks te doen, dat men gevoelsmensch zijn kan en toch rechtvaardig op economisch gebied. Laten we ook niet vergeten, dat Ruskin meer gedaan heeft dan praten en schrijven op sociaal gebied. Hij heeft zijn mooiste verzamelingen, waarvan hij zooveel hield, weggegeven om den arbeider op te voeden. Die daden zijn beter dan zijn mooiste gedachten en helpen ons om hem te vergeven, dat hij in het uitwerken van zijn idee's vaak minder gelukkig is gèweest dan in zijn woordentwisten. G. Goyau zegt van hem: ‘Ruskin est un moraliste, ses conférences économiques n'expirent pas en cris de guerre, armant les classes les unes contre les autres, mais en un Sursum Corda; ce qui les achève, c'est tantôt un hymne au travail, source de vigueur, au travail, source de joie, tantôt un appel à la vertu, à la pureté, à la sainteté... Ruskin est pour l'ouvrier d'Angleterre un Mentor exigeant et sévère; sa voix, lorsqu'il le faut, ne craint pas d'être une gêneuse; à l'endroit de l'ouvrier que son économie politique émancipe, sa morale est intransigeante comme le Décalogue, impérieuse comme la voix des prophètes... On voit cet esthéticien, remué comme d'un soubresaut en face de certaines laideurs sociales, remonter d'un coup d'ailes jusqu'au geste primitif du Dieu Créateur; et on l'entend dérouler, en un langage de prophète, toutes les conséquenses sociales des premiers mots dits par le Verbe, de ces mots par lesquels commença toute création, toute langue et toute histoire’Ga naar voetnoot(1). | |||||||
[pagina 517]
| |||||||
Veel hangt er van af van welk standpunt we uitgaan om den socialen Ruskin te beoordeelen. In tegenstelling met Goyau is dan ook het oordeel van Sherard. Hij noemt Ruskin's socialisme ‘Tolstoïsme d'avant la lettre’ en zijn theories ‘grotesque bourgeois buffoneries’. Hoe die zelfde schrijver dan op den volgenden regel durft doorgaan met de bewering ‘one has the highest respect for Mr. Ruskin’ is ons een raadselGa naar voetnoot(1). Sherard is maar een onder velen. Want er is geen gebied, waarop Ruskin meer verguisd is geworden. Doch we mogen de oogen toch ook niet sluiten voor het vele goede dat hij op sociaal gebied heeft tot stand gebracht. Danel somt ons daar een heel lijstje van op. Hij richtte in Londen een winkel op om goedkoop goeden thee te verkoopen, zoodat ook de armen zich dezen drank zouden kunnen aanschaffen. Die winkel werd echter al in 1874 gesloten, omdat de huur en de belastingen hooger waren dan de verdiensten. Een zelfde mislukking was zijn onderneming om een gedeelte van Londen te vegen en altijd zindelijk te houden, en het aanleggen van een weg in de omstreken van Oxford. Meer succes had hij te Carshalton, waar hij de wateren van de Wandel zuiverde en steeds zuiver wist te houden. Hij stichtte ook werkmanswoningen. Het kapitaal dat hij hierin stak, bracht hem 3 tot 5% op en zijn inzet werd later voortgezet door een zijner leerlingen Miss Octavia Hill. Hij richtte ook een drukkerij op te Orpington waar te midden van bloemen en in een gezonde omgeving werd gewerkt door G. Allen en zijn familie. Al waren de boeken duur, ze werden goed verkocht, Ruskin dankte dit succes aan zijn populariteit en de uitgeverij Allen bestaat thans nog, al werkt ze met meer moderne middelen. Over het stichten van de St. Joris Gilde hebben we in het voorgaande genoeg gezegd. Ruskin zorgde ook voor het weven met de hand en hij wist producten op de markt te brengen, die ver boven die van de industrie stonden. Ook over het Museum in Sheffield hebben we te voren al een woordje gerept. Van hem ging ook uit het stichten van de University Settlements en we mogen hier wel op het succes wijzen van een zijner leerlingen, | |||||||
[pagina 518]
| |||||||
M. Moulton die in 1890 in Cambridge den middenstand en de arbeiders van de Tyne wist te interesseeren voor het grieksche drama. We zullen Ruskin niet den stichter noemen van de ‘Aankoop Vennootschappen’, doch we wijzen er terloops op, dat hij althans een voorlooper is geweest van de gedachte, die later in Amerika zoo'n bijval hebben zou. Ruskin droomde van een tuintje voor iederen werkman. Hoeveel ‘OEuvres du Coin de Terre’ en dergelijke zouden we in onze naaste omgeving niet kunnen aanwijzen op dit oogenblik? Ruskin stond in 1860 al voor, wat daarna door de ‘Homestead’ in Engeland werd verwezenlijkt. We zouden nog kunnen duiden op alles, wat Ruskin deed voor de hygiëne in de werkplaatsen, voor de werklieden-retraiten, edgm.Ga naar voetnoot(1). Kardinaal Manning nam Ruskin tot bestendigen raadsman. Generaal Booth trachtte in het ‘Leger des Heils’ op aanraden van Stuart Mill, Ruskin's ‘Unto this last’ naar best vermogen toe te passen. W. Morris, de stichter van de ‘Socialist League’ is een leerling van Ruskin. Maurice vond bij Ruskin steun in zijn streven naar sociale lotsverbetering voor den arbeider. En de stichting van ‘Working men's Colleges’ en ‘Working women's Colleges’ was naar het hart van RuskinGa naar voetnoot(2). Het in 1923 gestichte, in 1925 door de Universiteit van Oxford aanvaarde en nu ook door het Ministerie van Arbeid erkende bolwerk der katholieke sociale beweging in Engeland ‘The Catholic Workers College’ is geschoeid op de leest van het Ruskin College in OxfordGa naar voetnoot(3). Al vinden we Ruskin's economische theories een utopie, we mogen niet vergeten, dat hij overtuigd was in het rechte spoor te gaan; dat hij voor zijn overtuiging niet alleen zijn rijkdom, doch ook zijn populariteit en zijn gezondheid heeft geofferd, ja zelfs een deel van zijn invloed heeft ingeboet. Van nature en door heel zijn opvoeding, thuis en in Oxford, conservatief, keert Ruskin den rug aan alle bespiegeling in het midden | |||||||
[pagina 519]
| |||||||
van zijn leven en kleeft de vooruitstrevendste gedachten aan, door al zijn tijdgenooten als gevaarlijk radicalisme gebrandmerkt. Van Carlyle verwondert het ons niet, dat hij sociale profeet wordt. Ras-sympathie en persoonlijke ondervinding reageerden bij hem van buiten op een van binnen strijdlustige natuur. Dat Ruskin zich hiermee onledig gaat houden, moet ons verwonderen. Beiden vertrekken van een verschillend standpunt, om tot hetzelfde middelpunt te komen. Carlyle wordt sociale hervormer, omdat hij in die hervorming een noodzakelijke voorwaarde ziet voor reiner leven. Ruskin ziet erin de noodzakelijke voorwaarde voor zuivere kunst. De Victoriaansche periode begon met kunst, theoretisch enthousiasme, romantische vereering voor het verleden en eerbied voor de schoonheid; ook echter met een zekere zelfgenoegzaamheid in de bestaande orde der maatschappij. Ze eindigt met sociale wetenschap. En niemand heeft als Ruskin de wisselwerking tusschen kunst en menschheid aangegeven. Vergeten we een oogenblik de droomerige vizioenen en de buitensporigheden, dan vinden we toch bij hem een fundamenteele opvatting van den staat en zijn wetten en een systematische aanwijzing van hervormingen die niet te minachten zijn en dan ook door Toynbee en Morris werden verwezenlijktGa naar voetnoot(1). Barnett heeft in een lang artikel in de ‘Nineteenth Century’Ga naar voetnoot(2) de bijzondere karaktertrekken uiteengezet, die een universiteitscolonie als Toynbee Hall kenmerken. We vergenoegen ons hier enkel een gedeelte te geven van het besluit van dat artikel: ‘Een “Settlement” moet beoordeeld worden enkel als een poging van den geest van menschelijkheid om een menschelijk werk tot stand te brengen. Het welslagen ervan wordt niet zoo zeer berekend naar het succes van zijn sociaal streven, als naar het scheppen van vriendschappelijke betrekkingen tusschen de menschen. Vraagt men me, van dit standpunt uitgaande, wat Toynbee-Hall heeft verwezenlijkt, dan zou ik antwoorden: 1) Ze heeft het wantrouwen tusschen de klassen weggenomen. Het East-End en het West-End, d.w.z. de armoede en de rijkdom staan verdacht tegenover elkaar. Wanneer de armen van de philanthropie van den rijke spreken hooren, vragen ze zich af: “Doet hij het goede zonder bijbedoelingen?” En de rijken, van den anderen | |||||||
[pagina 520]
| |||||||
kant, wantrouwen de armen; ze hebben schrik, dat ze opstandig zouden worden. Toynbee-Hall heeft heel wat van die dwaze gedachten den kop ingedrukt. Men schreef haar allerhande bedoelingen toe en zelfs nu nog staan veel van haar buren ongeloovig tegenover haar werk. Doch heel wat vooroordeelen zijn opgeruimd. Wanneer men onder hetzelfde dak katholieken, joden, vrijdenkers en protestanten vereenigd ziet, leden van den School Board van Londen, waarvan de eene gematigd en de andere progressief is, wanneer men er zich wel rekenschap van heeft gegeven, dat het uit louteren geest van plicht is, dat al de bewoners hun tijd schenken aan de goede zaak, zal de overtuiging gesterkt worden, dat het niet is om de een of andere partij te bevoordeelen, dat de instelling in het leven werd geroepen. We zijn ertoe gekomen het wantrouwen tusschen de klassen weg te nemen en vriendschappelijke betrekkingen te scheppen tusschen de twee maatschappelijke klassen. 2) Toynbee-Hall heeft ook een hoogeren geest geschapen in het locale bestuur. De leden hebben aan het bestuur van het East-End zijn roeping en zijn plicht aangewezen. Een nieuwe geest is in het plaatselijk bestuur gekomen. We willen natuurlijk niet zeggen, dat dit alleen het werk van Toynbee-Hall is, doch zijn leden hebben, door hun werkzaamheden in de verschillende “boards”, veel invloed uitgeoefend. Het Settlement past zich aan de verschillende omstandigheden aan. Nu eens is het vooruitstrevend, dan weer tempert het te veel ijver, nu eens leidt het de beweging en dan weer volgt het ze, naar de nooden van het oogenblik. Het hervormt de zuiver mechanische organisatie tot een levenden en menschelijke vorm. Een Settlement is gewoonweg een middel voor mannen en vrouwen om zich met hun buren te mengen, een club in een nijverheidsmilieu, waar de eenige voorwaarde tot opneming is, dat men zijn burgerlijken plicht vervulle; een verblijf te midden der armen, waarvan de bewoners vriendschappelijke betrekkingen met de armen kunnen aanknoopen’Ga naar voetnoot(1). We wijzen hier om te besluiten op een zeer interessante brochure, uitgegeven door The National Home-Reading Union ‘John Ruskin as Social Teacher’, waarin J.A. Hobson de heele sociale leering van | |||||||
[pagina 521]
| |||||||
Ruskin in 24 blz. samenvat met uittreksels uit ‘Unto this last’, ‘Munera Pulveris’, ‘Time and Tide’ en ‘A joy for ever’. De 9 verschillende afdeelingen worden met enkele vragen besloten, die het gegevene moeten resumeerenGa naar voetnoot(1). (5) Ruskin heeft zeker een groot deel van den invloed, dien hij uitoefende op de verschillende gebieden die we tot nu toe bespraken, te danken aan zijn prachtigen en meesleependen stijl. Hij is een grootmeester in de Engelsche letterkunde. Als ooit waar was: ‘Le style c'est l'homme’, is het zeker zoo voor hem. Hij veroverde zich een plaats in de gallerijen van Engeland's ‘Hall of Fame’ en vele critici spreken hun overtuiging uit, dat hij deze faam zal bewaren, zelfs wanneer zijn theories lang vergeten zullen zijn of onbruikbaar bevonden. Iedere letterkundige geschiedenis wijdt bladzijden aan den stijl van Ruskin, iedere geschiedenis der literaire kritiek ruimt een aantal bladzijden in voor dezen grootmeester van het woord. ‘He possessed, zegt CrawshawGa naar voetnoot(2), the practical gifts of the artist; but he chose to set them aside in order that he might call attention to the beauty in the works of other men. He possessed also the gifts of literary genius; but these, too, he chose to sacrifice to his task as a preacher of the gospel of beauty. If he attained literary fame, it was because his genius could not be suppressed, because, his preaching necessarily took on those great qualities of substance and form that made it literature’. En een beetje verder luidt het: ‘Ruskin was a man who possessed a fine imagination and an almost poetic appreciation of beauty. These were perhaps the basis of his purely literary genius, although, of course, his noble character and his high ethical spirit largely determined the quality of his literary work... His style is highly ornate and musical, reminding us somewhat of De Quincey's imaginative and impassioned prose. It has reminders, too, of the early seventeenth-century prose-writers; but more than to any other source, it owes its distinguishing qualities to the English Bible... Magnificent as it is, this style can not justly be charged with affectation or artificiality. He rises to his heights of inspired eloquence or impassioned description only under the stress of his own genuine | |||||||
[pagina 522]
| |||||||
emotion and kindling imagination; and the style is the natural and almost inevitable expression of the man’. ‘Ruskin’, zegt Soares, ‘is full of earnestness, though sometimes extravagant in thought, and wrote a most distinguished prose, full of flexibility and instinct with emotional power’Ga naar voetnoot(1). ‘Ruskin’, zegt Albert, ‘himself often deplored the fact that people read him more for his style than for his creed. His views, which he argued with power and sincerity, must in time give way to others; many of them are now self-evident, so rapid sometimes is the progress of the human intellect; but his prose style, an art as delicate and beautiful as any of those he spent his life in supporting, will long remain a delectable study. For its like we must return to the prose of Milton and Clarendon, and refine and sweeten the manner of these early masters to reproduce the effect that Ruskin achieves. In its less ornate passages Ruskin's diction is marked by a sweet and unforced simplicity but his pages abound in purple passages, which are marked by sentences of immense length, carefully punctuated, by a gorgeous march of image and epithet, and by a sumptuous rhytm that sometimes grows into actual blank verse capable of scansion’Ga naar voetnoot(2). Albert geeft dan ter illustratie een tekst uit ‘The Stones of Venice’. Het is een zin van 16 regels, kleine druk, waarin duidelijk bewezen wordt met hoeveel zorg Ruskin met punten en komma's werkte, en waarin het rhytme zoo regelmatig is, dat we hem hier en daar kunnen scandeeren. Nog mooier voorbeelden geeft echter Nitchie, waarin het werkelijk zinnelijk genot dat de stijl van Ruskin geeft, bewezen wordt. Een zin is getrokken uit ‘The seven Lamps of Architecture’ en later merkt dezelfde schrijfster bij een brokwerk genomen uit ‘Modern Painters’, op: ‘An essay on art of literature by Ruskin or Pater will be as full of the power of imagery and beauty of phrase even as poetryGa naar voetnoot(3). We zouden zoo het heele lijstje van Ruskin's tallooze werken kunnen doorloopen en een heele bloemlezing kunnen opmaken enkel van zinnen die zoo mooi zijn en zoo welluidend, dat we het gelijke ervan haast nergens zouden terugvinden. Doch dit onderwerp kan ons hier niet langer bezighouden. | |||||||
[pagina 523]
| |||||||
Een kreet van verbazing ging op, toen Ruskin's eerste groot werk ‘Modern Painters’ verscheen. Zulke taal, buigzaam als proza, doch met de warme verbeelding der poëzie had men nog niet gehoord. Zijn Engelsch haalde hij uit den bijbel en de oude godsdienstige schrijvers. Noch gegermanizeerd als Carlyle, noch gelatinizeerd als Macaulay, doch gezond Saksisch in zijn bouw, ofschoon versierd met vreemden opsmuk. Ruskin's stijl is soms overladen, een uiting van den veelomvattenden geest van den man. En als hij zijn letterkundige begaafdheid ten dienste stelt der jeugd, heeft hij wel soms het kind zijner droomen voor oogen en speelt met mythologie en philologieGa naar voetnoot(1). Uit het feit echter dat ik in meer dan een volksbibliotheek kinderboeken van Ruskin heb aangetroffen leid ik de gevolgtrekking af, dat zelfs nu nog zijn practisch pedagogisch werk goede vruchten afwerpt. (6) Niemand heeft beter en meer ‘up to date’ Ruskin's invloed op onze moderne wereld aangegeven dan de bekende letterkundige medewerker der ‘Chicago Tribune’, J. O'Donnell Bennett. We halen dit oordeel met des te meer genoegen aan, wijl we de juistheid ervan aan de feiten hebben kunnen toetsen en hij spreekt over een stad, die voor oningewijde vreemdelingen nu juist niet doorgaat voor een model van schoonheid. Hij schrijft in het nummer van 24 December 1922: ‘Het is een wonder, als ge er over nadenkt. Ruskin, geboren 103 jaar terug in 1819, hetzelfde jaar dat Lowell, Victoria, Whitman, Kingsley en G. Eliot het levenslicht aanschouwden, - en gestorven nu 22 jaar geleden, wordt de ingever en de omlijner der betrachtingen van de eenige overblijvende der vijf handelshoofdsteden der christenheid, waarin groote plannen voor herbouwing en herschikking niet alleen mogelijk, doch onvermijdelijk zijn. Op het einde der 19de eeuw had Ruskin door zijn buitensporigheden en zijn gal, zijn invloed haast verbeurd. Vandaag is zijn invloed overal. En dit is geen ijdel woord. Hij is ons zoo nabij, dat we ons hoofd maar te draaien hebben in onzen alledaagschen handel en wandel om hem te zien. Hij is op gindschen boulevard, waar leege ruimten blijven voor het oprichten van schoone gebouwen, omdat de burgers, die het lot der gemeenschap leiden, beslist hebben, dat schoonheid niet alleen goed staatsbeleid is, doch ook gezonde zedelijkheid. Ruskin zou deze gemeenschap gehaat hebben, haar wreede en schaamtelooze | |||||||
[pagina 524]
| |||||||
banditti, haar verwarring, die ziet en lichaam ziek maakt, haar slordigheid en rumoer. Doch het feit is daar: het belangrijkste in de geschiedenis van Chicago, dat sommige woorden van Ruskin haar motto zijn geworden. Ze liggen in de geschriften en op de lippen der plannen-commissie, in de strooibriefjes der “North Central Association” en in den geest van enkelen, groot in fortuin en invloed, die in deze dagen hun besluit hebben medegedeeld, een deel hunner schatten te besteden om dien invloed te huisvesten te midden van schoonheid en waardigheid. Ruskin heeft hun doen zien, welken dienst ze hiermee bewijzen. Hun wachtwoord is geworden: Als we bouwen, laat er ons aan denken, dat we bouwen voor eeuwig. Laat het niet zijn voor tijdelijk genot en nut alleen. Laat het werk zijn, waarvoor onze nakomelingen ons zullen danken en bedenken we, als we steen op steen leggen, dat er een tijd zal komen, dat deze steenen als heilig zullen aanzien worden, wijl onze handen ze maakten en dat menschen op dat werk schouwend zeggen zullen: Ziet, dit deden onze vaderen voor ons. Zoo tijdig is Ruskin, zoo kort bij ons. Hij is binnen onze stadspoorten gekomen en we hebben hem eindelijk opgemerkt. Zijn boodschap was niet “l'art pour l'art”, doch: Kunst in verband met het leven...’ Wat wij met eigen oogen hebben kunnen bestatigen, is ook anderen na ons opgevallen. We lezen o.a. in het zeer interessante boekje van F. Corcos: ‘Certes, c'est une puissance qu'un telle accumulation de richesses et d'élégance, c'est un des aboutissants du “système social”. Si captivants et prestigieux que soient le travail et le luxe de Chicago, ce n'est point en eux, cependant, que réside le sens de cette ville. Le sens de Chicago, il est dans l'architecture, dans les musées, dans les bibliothèques, dans le plan d'embellissement poursuivi avec une force lente et têtue, dans la statuaire, dans les espaces libres, dans la hardiesse municipale... La ligne de faîte des gratte-ciel de Chicago est littéralement majestueuse et n'est diminuée par le souvenir d'aucune des beautés architecturales du temps passé’Ga naar voetnoot(1). En wat waar is voor Chicago is het ook voor New York. Paul Morand heeft het in zijn jongste boek tegen Durtain, die niet goed | |||||||
[pagina 525]
| |||||||
te vinden is voor de beschaving van Noord Amerika en zegt o.a.: ‘Je crois que les forces spirituelles de l'humanité ne sont pas l'apanage d'un pays ou d'une race, mais de quelques hommes, de toutes origines, réfugiés sur un bateau qui fait eau: là où la coque me semble encore le plus solide c'est aux Etats-Unis’Ga naar voetnoot(1). ‘Velen, zegt Ruskin, vleien zich met de hoop, op het einde van hun leven, hun naam te hebben gehecht aan de ontdekking van de eene of andere voorname waarheid of de oprichting van een systeem, dat hun gedachtenis in eere zal houden. Ik heb er me nooit op toegelegd iets uit te vinden; ik was tevreden met het reeds ontdekte. De eenige leering, het eenig systeem dat den stempel draagt mijner persoonlijkheid, is de afschuw voor al wat doctrinair is in plaats van bewijsbaar, systematisch in plaats van nuttig. Geen een van mijn leerlingen zal ooit een “Ruskiniaan” zijn. Hij zal mij niet volgen, doch den drang zijner eigen ziel en de ingeving van zijn Schepper’Ga naar voetnoot(2). K. Johnston die ‘St. Mark's Rest’ vertaalde, teekent hierbij aan, dat het juist hierin is, dat Ruskin verschilt van alle hervormers en stichters van scholen. De H. Johannes de Dooper heeft zich niet bescheidener teruggetrokken voor den Messias dan Ruskin vrijwillig de baan heeft geruimd voor de Waarheid zelf, waarheen hij zijn leerlingen verwijstGa naar voetnoot(3). De la Sizeranne noemt Ruskin: ‘L'apôtre de la Religion de la Beauté’. Hij was echter meer dan een apostel, nl. de openbaarder van dien godsdienst. Een apostel geeft ons de leer van den meester. Ruskin geeft ons de woorden van de schoonheid zelf, tot dan toe vaak niet of half of verkeerd begrepenGa naar voetnoot(4). Niemand leerde hem, wat hij ons openbaart. Dit moge paradoxaal klinken na al de bladzijden besteed aan het nagaan van invloeden op Ruskin. Doch, zegt H. Bidou: ‘Dans le règne de l'esprit on ne reçoit que ce qu'on possède déjà... Il n'y a pas d'influence. On croit parfois imiter et subir, et on ne s'aperçoit pas que c'est la vie même de l'âme qui se développe dans le sens où elle était destinée, et ce qu'on a pris pour un modèle n'était qu'un reflet anticipé, embelli et sublime de la figure qu'on était condamné à prendre’Ga naar voetnoot(5). | |||||||
[pagina 526]
| |||||||
Ruskin toont ons echter ook zaken, die hij alleen had gezien. De openbaring die hij ons bracht, was hem gegeven in die hoogere sferen, waarin hij, door de zichtbare schoonheid, heel zijn leven vertoefde, We hebben getracht de leer dier openbaring, op het bijzonder terrein der opvoedkunde te formuleeren. Het zijn Ruskinds gedachten, die we hebben weergegeven en de nauwgezetheid waarmee dit gebeurde, was niet altijd goedkeuring, doch steeds eerlijke getrouwheid. We hebben ons de moeilijkheid dier taak niet ontveinsd, evenmin als anderen vóór ons, noch ‘wetenswaardig’ en navolgenswaardig’ bij Ruskin verwisseld. Wat belang heeft ten slotte de vorm, de behendigheid of het succes? Het is de poging die we te beschouwen hebben. Ze is misschien ongelukkig. Wat doet het er toe, als ze maar heldhaftig is en ons een model geeft, ver boven het door ons bereikte. Op Ruskin passen zijn eigen woorden: ‘It is the effort that deserves praise, not the success; not is it a question for any one whether he is cleverer than others or duller, but whether he has done the best he could with the gifts he has’Ga naar voetnoot(1). We meenen deze studie, gezien den tijd des jaars waarin ze geëindigd werd en als hulde tevens aan den man, die een der eersten Ruskin op het vasteland kennen deed, niet beter te kunnen eindigen, dan met De la Sizeranne: ‘Peut être dans la nuit où nous sommes, de fausses lumières égarent elles les savants et les mages, tandis que l'étoile qui les guiderait n'apparaît qu'à des rudes et pauvres bergers. Mais quand on parle de ces esprits errants dont fut Ruskin, qu'importe ce qu'il y a dans leur ciel. Ce qui importe c'est ce qu'il y a dans leur coeur. S'il y a eu le désir de la vérité, s'ils l'ont cherchée sans arrière-pensée, sans retours égoïstes, sans orgueil, quelle que soit l'oasis de foi ou le désert de doute où l'étoile les ait menés, cette oasis et ce désert aura été tout de même pour eux un Bethléem. Et au vieillard qui cria durant 60 ans de sa vie: ‘Gloire à la Beauté dans les Cieux’, il restera bien quelques anges attardés de la nuit divine pour répondre: ‘Paix sur la terre à l'homme de bonne volonté’Ga naar voetnoot(2). |
|