| |
| |
| |
Boekbespreking
Mario Puccini: Quatre-vingt-dix ans. Traduction de L. Leluc et P.H. Michel. Carnets littéraires Série Cosmopolite - Editions Kra Paris - 30 fr.
In 1887 te Senigallia geboren, studeerde schrijver de rechten te Rome en te Urbina. Dan begon hij een boekhandel, eerst te Ancône, daarna te Milaan. In den oorlog stond hij in de loopgraven. Eindelijk, na een tijdlang gereisd te hebben, wijdde hij zich heelemaal aan de letterkunde. Hij is een realist, ook een pessimist, vooral voortreffelijk in het engere kader der novelle. Uitstekend kan hij een karakter doorgronden, een type met enkele toetsen schetsen, het drama van een zielestrijd doen uitkomen. In de vier novellen van dit boek ‘Ecroulement’, ‘Quatre-vingt-dix ans’, ‘Epreuve écrite’, ‘Caractères’, zijn zijne helden gansch gewone menschen, maar ze leven voor onze oogen. Weinigen kunnen doen uitschijnen zooals Puccini, de goede kanten die zelfs bij een schurk te vinden zijn, zoowel als de kleinzieligheid waarvan een hoogstaand mensch niet altijd vrij te spreken is.
L.D.
| |
Luigi Pirandello: Vieille Sicile. Traduction de Benjamin Crémieux. Carnets Littéraires. Série Cosmopolite. - Editions Kra. - Paris. - 25 fr.
Vijf novellen vol kleur, vol leven en humor, met hier en daar een dramatisch accent, gelijk in ‘L'autre fils’; of een zweem van melancholie, gelijk in ‘L'Etranger’; of, in ‘Chante-l'Epitre’, en ‘In corpore vili’, de vroolijkste bonhomie, en den gezondsten lach in ‘Une invitation à dîner’. Al die novellen spelen in Sicilië, en zijn uiterst verzettelijk om lezen. In enkele trekken zijn de handelende personen getypeerd: Tommasino, de oude Maragrafia, Pietra Milio, de Borgianni's, en zoovele anderen. Men vergeet ze niet meer, eens dat men kennis met hen heeft gemaakt.
L.D.
| |
Bruno Cicognani: 6 storielle di nove conio. - Libreria della Voce, Firenze.
Bruno Cicognani: Il figurinaio e le figurine. - 3e edizione, Vallechi, editore Firenze.
Zie over deze uitgaven, in dit nummer: A. Levasti: de katholieke literatuur in Italië.
| |
Ardengo Soffici: Scoperte e massacri. - Sritti sul' arte. - 2e edizione. - Vallechi, Firenze.
Soffici behoort tot het ras der groote gekultiveerde kunstenaars, in Italië, die tegelijk een geniaal schilder of beeldhouwer konden zijn en een merkwaardig geleerde. Soffici is dichter en schilder en kriticus tegelijk; en hij is dit alles in even sterke mate. Hij brengt in alles zijn onbetwistbare gaven en zijne onloochenbare gebreken. Een groote spontaneiteit, een rechtzinnigheid die niets en niemand ontziet; maar tegelijk een groote onstandvastigheid die aan het wispelturige grenst.
Hij is een vurig verdediger van Croce geweest, en is ervan een onmeedoogende tegenstrever geworden; hij is een roekeloos futurist geweest en hij huldigt thans een zuiver klassieken vorm.
Deze ‘Scoperte e massacri’ studies over kunst en kunstenaars werden geschreven tusschen 1908 en 1913 en verschenen destijds in La Voce. Maar zij zijn niet alleen een getuigenis van de denkbeelden die Soffici toen voorstond; zij blijven ook nu nog hun volle belangrijkheid behouden.
A.V.C.
| |
Francesco de Sanctis: Teorie e Storia della letteratura, a cura di Benedetto Croce. 2 dln. 36 Lire - Uitg. Guist. Laterza & Fighi, Bari.
| |
| |
Mario Puccini
| |
| |
De lezingen die Fr. de Sanctis van 1839 tot 1848 in zijn privaatschool te Napels heeft gehouden over de literatuur, vormen een arsenaal van doordringende studie voor al wie de literatuur, de italiaansche vooral, tot doel van zijn kritischen arbeid heeft gesteld mits hij zelfstandig kunne oordeelen. Heel het werk van Croce waarover Prof. De Bruyne in dit nummer schrijft zit vastgeworteld in het levenswerk van de Sanctis. Geen kon dus, beter dan hij, het standaardwerk van de Sanctis inleiden en weer bruikbaar maken.
De Sanctis behandelt aldus: I de grammatica; II. de taal en de styl; III. de letterkundige genres (lyrisch, verhalend, dramatisch en oratorisch genre); IV. de estetiek; V. de kritiek; VI. de wijsbegeerte der geschiedenis en ten slotte VII de dramatische poëzie. Heel de wereldliteratuur wordt aldus aan zijne kritische denkbeelden getoetst en besproken.
Een standaardwerk.
D.W.
| |
Benedetto Croce: Contributo alla critica di me Stesso. Guis. Laterza & Figli, Bari.
B. Croce had nu al zooveel jaren over anderen geschreven; het geheim van hun werk ontsluierd en de waarde ervan afgemeten, naar den maatstaf die hij erkende als den eenig geldende.
Waarom zou hij niet eens schrijven over zichzelf?
Hij was gekomen aan het einde van zijn tiende lustrum; een uitstekende gelegenheid voor een terugblik naar het verleden en een blik naar de jaren die nog komen zouden. Echter: geen anecdoten, geen bekentenissen, geen eigenlijke memoires; maar het verhaal en het verloop van zijn roeping en zending als wijsgeer en kritikus. Hier was geen ijdelheid mede gemoeid. Het was voor Croce zelf als een gewetensonderzoek en voor de anderen, die Croce lezen of bespreken zal het een betrouwbare hulp en gids zijn.
Wie Croce kennen wil, mag dit boekje niet ongelezen laten.
D.W.
| |
Emilio Cecchi: Pesci rossi. - Vallechi, editore, Firenze.
E. Cecchi - schreef Benjamin Crémieux - est avec Serra le meilleur critique descriptif de l'Italie d'après 1910. Zelfs waar hij zooals in Pesci Rossi, schetsen en herinneringen schrijft blijft het 't werk van een kritischen, laten we zeggen een lyrisch gestemden kritischen en zeer gekultiveerden geest.
De stijl van Cecchi is gaaf en beeldend.
Men zie verder over dezen schrijver het artikel van Arrigo Levasti in dit Italië-nummer.
C.
| |
Marino Moretti: Il tempo felice. - Ricordi d'infanzia e d'altre stagoni. Fratelli Treves, Milano, 1929.
M. Moretti is een van de ontelbaren, die van de poezie naar het proza is geevolueerd. Er was in zijn verzen een eenvoud die soms in het alledaagsche verviel. Hij was een volgeling van Gozzano. Hij heeft in zijn romans, herinneringen en schetsen, dienzelfden eenvoud behouden, en hetzelfde liefdevol meedoogen voor de nederen die in stilte en berusting, de ongenade van het leven dragen. Er is vooral in zijn prozawerk een aandoenlijke vereering voor zijne moeder. Ook deze herinneringen zijner jeugd en studiejaren staan geheel in het teeken dezer kinderlijke liefde en dankbaarheid.
| |
Grazzia Deledda: Il Tesoro, romanzo. Fractelli Freves, Milano, 1928.
Grazzia Deledda: La Guistizia, romanzo, nuova edizione. Fratelli Treves, Milano.
Twee jeugdwerken van deze bekende romanschrijfster. Ze was pas twintig geworden toen ze deze verhalen schreef, maar al de schoone eigenschappen van haar kunstenaarschap liggen erin besloten: een boeiende verhaaltrant, eenvoudig en volksch, een gezond en kleurig romantisme, in de boeiende, levende atmosfeer van het sardische landschap. Het zijn juist deze eigenschappen die de reden van haar succes en hare bekroning door het Nobel-Comiteit zijn geweest. Een goede dosis romantisme, locale kleur en schilderachtige volksheid blijken nog steeds uitstekende elementen te zijn voor bekendheid en verspreiding ook buiten de eigene landsgrenzen.
Ik heb wat mezelf betreft beide romans met spanning herlezen.
D.W.
| |
| |
| |
Aldo Pelazzeschi: Poesie. - Vallechi editore Firenzi.
We hebben te bedenken dat deze gedichten van Palazzeschi ongeveer twintig jaar oud zijn. Dat is geen verontschuldiging voor de prozaïsche alledaagschheid van vele gedichten uit dezen bundel; maar men zal er begrijpender tegenover staan, wanneer men zich herinnert dat Palazzeschi een vriend en een medestaander is geweest van den futurist Marinetti. Er is in deze verzen ongetwijfeld een zekere hoeveelheid poezie, naast banaliteiten en onpoëtische noteeringen en eigenlijk ook een beetje fumisme.
Voor hen die eerst in de laatste jaren de oerbron der poezie meenen ontdekt te hebben zou ik hier een paar staaltjes van deze twintig jaar oude poezie of poëtische experimenten willen overschrijven.
Maar Palazzeschi heeft de poëzie den rug toegekeerd en is geworden, een van de vooraanstaande prozaschrijvers in Italië.
W.B.
Ter bespreking ontvangen:
Arturo Carlo Jemolo: Il Giansenismo in Italia prima della red oliszione. Gius. Laterza & Figli, Bari 1928. |
|
Ernesto Buonaiuti: Il cristianesimo nell' Africa romana. Gius. Laterza et Figli, Bari. |
De bespreking dezer uitgaven kon niet meer in deze aflevering worden opgenomen. |
| |
Silvio d'Amico: Tramonto del grande attore, met 30 buitentekst platen. - Uitg. A. Mondadori, Milano, 1929.
Dr. Silvio d'Amico is tooneelredacteur van La Tribuna te Rome. ‘Un des plus intelligents critiques dramatique’, getuigd van hem Benjamin Crémieux, in zijn ‘Littérature italienne’ (Kra, Paris). Hij is een van de vaardigste, en meest actieve figuren in den strijd voor de vernieuwing van het italiaansche tooneel, in zijn geest en in zijn vormgeving. Wie dertig, veertig jaar geleden in Europa sprak over het dramatisch tooneel, dacht in de eerste plaats aan Salvini, Rossi, E. Duse, S. Bernhardt, Guerreros, Guitry, Coquelin. Wieer nu over praat of schrijft bedoelt: Reinhardt, Copeau, Graix, Pitoef, Tairof, Piscator. De roem der sterren is ondergegaan. Nu is het de tijd van den regisseur, voor wiens macht zoowel de speler als de schermen en het licht dienstbaar zijn geworden. Over deze omwenteling op tooneelgebied schrijft d'Amico, bij wijze van inleiding een klare uiteenzetting, die tevens een beginselverklaring is. Dan volgt een reeks studien over de dramatische kunst I in Italie en II in het buitenland met als eerste wijdingvolle hulde drie hoofdstukken over de groote Duse.
Zoo bespreekt hij de kunst van Zacconi, Ruggero Ruggeri, Dario Niccodemi enz.. en voor het buitenland de opvoeringen van I. Rubinstein, S. Baty, Pitoef, Copeau e.a. om te eindigen met een studie over ‘de tooneelspeler en de genade’. Het tooneel is in de kerk geboren; d'Amico is een der voornaamste ijveraars van den terugkeer van het tooneel tot de kerk. Zeer nuttige biographische bijzonderheden over de besproken kunstenaars besluiten deze belangwekkende tooneelstudies.
D.W.
| |
Poeti d'Oggi (1900-1925): Autologià compilota da G. Papini e P. Pancrazi, 2o editione riveduicto e accrescuita; 729 blz., Vallechi, Firenze.
Wie zich inwijden wil in de moderne italiaansche literatuur, beginne met deze bloemlezing. Ze vangt aan op het moment dat de periode die door Carducci, Pascoli en d'Annunzio beheerscht werd, een einde nam en, met de eeuwwende, zich ook een nieuwe geest openbaarde in de italiaansche letteren. Van dit nieuwe leven brengt deze bloemlezing een volledig en zeer objectief beeld. Bij deze herziene en vermeerderde uitgave viel het werk van vier letterkundigen weg; maar vijftien anderen traden in de plaats. De samenstellers hebben hun voorkeur en sympathie of antipathie het zwijgen opgelegd, opdat dit boek weze de trouwe, klare spiegel van de italiaansche literatuur dezer laatste jaren. En zij hebben het werk van elken schrijver laten voorafgaan door een biographische nota, de vermelding van de bladen en tijdschriften waaraan hij medewerkte, de opgave zijner werken en der voornaamste kritische studiën die erover verschenen zijn.
Zoo is deze bloemlezing niet alleen een uitstekende keur uit de italiaansche literatuur van heden, ze is tevens een gereede gids voor verdere studie.
A.V.C.
| |
| |
| |
Luigi Pirandello: On Tourne. Coll. de la Revue Européenne. - Aux Editions du Sagittaire. - Simon Kra. Paris.
Een roman die in de cinemawereld speelt. Er is een zeker geduld noodig om na de eerste bladzijden voort te gaan, terwille van de vele uitweidingen, die al te veel op ‘hors d'oeuvres’ lijken. Doch hoe verder men leest, hoe meer men geboeid wordt. Stilaan komen al die in schijn wijd uit elkaar loopende draden weer bijeen, tot een vast weefsel, waarop een bloedig drama van liefde en haat zich afspeelt. Met iederen trek staat elk figuur levendiger voor ons uitgebeeld; en met verbazing wordt men gewaar hoe eng al die levens op malkaar inwerken, om eindelijk, hoe onafhankelijk ze in schijn van elkander ook staan, het drama te weeg te brengen. De Signora Nestoroff, Alda Nuti, Cavalena en zijne jaloersche vrouw, hun dochter Luisetta, al de anderen, we zien ze stilaan met krachtige persoonlijkheid voor ons leven, lijden, sterven. Een vreemd boek, dat zeker vele zwakke kanten heeft, maar toch het merk van een rasschrijver draagt.
L.D.
| |
Luigi Pirandello: L'Exclue. Traduit de l'italien par Melle Yvonne-Marthe Lenoir (Coll. Européenne). - Simon Kra. - Paris. - 15 frs.
Levendig wordt de Siciliaansche ziel in dezen roman geschetst, met zijn hartstocht, zijne driften, zijn uitbundigheid. Marta, Rocco Pentagora's jonge vrouw wordt, alhoewel ze onschuldig is, door haar man van ontrouw verdacht en weggejaagd. Niemand gelooft aan hare onschuld; ze wordt door iedereen vermeden en verguisd. Alleen hare moeder en hare zuster hebben medelijden met haar. Doch haar vader vervloekt haar en sterft van schaamte en verdriet. Na zijn dood vallen de drie vrouwen in armoede. Marta zal voor moeder en zuster werken. Ze wordt onderwijzeres in een school van Palermo, ver van 't stadje waar iedereen haar kent, en haar vervolgt. Hier ontmoet ze weer Gregoria Alvignano, die eigenlijk de schuld van al haar ongeluk draagt. Als het te verwachten was, luistert ze nu naar hem, al bemint ze hem niet, maar gedreven door moedeloosheid en bittere wanhoop. Al heel gauw hebben ze genoeg aan malkaar. En dan komt Rocco weer opdagen, die van de onschuld zijner vrouw eindelijk overtuigd is, en zonder haar niet langer kan leven. Hij vergeeft haar den misstap dien zij hem biecht, en waarvoor hij in feite verantwoordelijk is: doch zij spreekt hare biecht niet ten einde uit, want van Alvignano's kind dat zij onder het hart draagt gewaagt zij niet... Een boek, niet voor elken lezer geschikt, maar levendig geschreven, en interessant om lezen.
L.D.
| |
Perondino: Carlo Delcroix, Mésse di Vita (Levensoogst). - Editore Vallechi, Firenze.
Grootvader kwam uit Glin, bij Bergen en Grootmoeder kwam uit Loreinen; maar vader Delcroix werd geboren en getogen in Italië. De kinderen volgden vlug en talrijk op elkaar. Carlo was een van de twaalf; en hij leerde vroeg den zegen kennen van den arbeid. Hij was negentien toen Italië in den oorlog trad en hij rukte op met de geestdrift en de overtuiging van een jongen man die zijn roeping tegen ijlt.
Toen ze hem twee jaar later van het slagveld droegen, waren zijne beide handen afgerukt en zijne oogen voor altijd blind voor het licht. Maar klaarder was in hem gerezen het licht van binnen en nu begon voor hem de tweede zending: het apostolaat voor de zedelijke schoonheid en gezondwording van zijn land.
Carlo Delcroix heeft iets van den glans der legendarische helden.
W.B.
| |
Domenico Giuliotti: L'Ora di Barabba. 4e edizione rivedicta. - Vallechi, editore, Firenze.
Wie van Leon Bloy niet houdt, zal niet houden van Giuliotti. Het is dezelfde woedende, toornende schelder en geeselaar van deze moderne maatschappij, die gesteld voor de keuze: Christus of Barabbas? eischt dat Barabbas zou worden vrij gelaten. ‘La mia carità e armata’ verklaart Giuliotti. Zijne ziel is bezeten van dezelfde verontwaardigheid en strijdlust als Petrus, de Apostel, toen hij het zwaard trok en Malchus 't oor afhouwde. Men kan betwijfelen of al dit schelden en verdelgen de best geeigende weg is om den toestand ten goede te keeren; en zeker worden in deze Ora di Barabba menschen aangerand of aangegrepen met een overdreven of nuttelooze hardhandigheid; maar de rechtzinnigheid en eerlijkheid van Giuliotti staat buiten kijf. Zoo bevat deze
| |
| |
bundel: open brieven aan Papini e.a., aanvallen en vlammende beschouwingen over artistieke, religieuse en politieke gebeurtenissen; gedachten, invallen en schetsen.
D.W.
| |
Ada Negri: Le Strade. Edit. A. Mondadori, Milano.
't Zij Ada Negri poëzie of proza schrijft, het is belijdenis van haar gemoedsleven. Zij heeft haar dichterschap ingezet met een ontroerden kreet van smart en van opstandigheid, zij heeft later het hartstochtelijk lied van Mara gezongen, en nu het zelfde haar leven naar den herfst nijgt, is het nog steeds hetzelfde weemoedig verlangen van dit rijklevende hart dat geen verzadiging en rust heeft gevonden.
Le Strade zijn de wegen die ze ging; in werkelijkheid en in droom, op Capri en in het land van haar geboorte; dit zijn de wegen waar het hunkerende hart ging dwalen, maar geen berusting vond.
A.V.C.
| |
Gina Lombroso: De ziel der vrouw.
De vrouwen zijn thans, na eeuwenlang alléén te hebben liefgehad, moede geworden, - zoo meende Rilke. En het eenig middel om hen tegen te houden op den vrijwillig gekozen weg naar den chaos is: dat de mannen ook leeren liefhebben. Maar Gina Lombroso is het daarmee niet eens:
De vrouw is alterocentrisch, de man egocentrisch van natuur. De vrouw wordt innerlijk gedreven om haar geluk in 't geluk van anderen te vinden. Zij is van die anderen afhankelijk, het middenpunt van haar denken en doen ligt bij degenen, die ze liefheeft. Wel lijdt ze diep, wanneer die anderen de liefderijke pogingen voor hun geluk niet waardeeren en niet door wederkeerige liefde loonen. Dàt is de tragiek van het vrouwenlot. - De vrouw moet echter van den man niet eischen, wat hij niet geven kan. Enkel door bevrediging van haar moederlijk, offervaardig wezen kan die tragiek verzacht worden; wie haar, zooals de feministen, tracht te vervreemden van haar eigen innerlijkst wezen verplaatst en kompliceert de tragiek.
Zoo staat het in ‘De ziel der vrouw’, en de latere werken van Gina Lombroso brengen enkel de verdere uitwerking en de praktische toepassing van die hoofdgedachten. ‘De vrouw in den levensstrijd’ ken ik maar oppervlakkig. ‘De vrouw in de huidige samenleving’, nu pas vertaald, is me niet zoo sympathiek. Sommige hoofdstukken zijn ontroerend van banaliteit. Enkele bladzijden, even warmlevend, bont en rijk als ‘De ziel der vrouw’ komen ons echter steeds opnieuw met de schrijfster verzoenen. Een intermezzo tusschen deze vulgariseerende psychologische werken bracht ‘Vrouwenlevens’, een bundeltje van drie novellen, illustratie bij de studies. Die verhaaltjes boeien, niet door hun letterkundig schoon, maar als ongekunstelde uitbeelding van nederig-tragische werkelijkheid. Het is me bij 't lezen van dit bundeltje plots duidelijk geworden, dat, hetgeen wij klassiek noemen, enkel zuidelijk is. Naieve en toch steeds waardige eenvoud in de uitbeelding, aandacht voor de hoofdlijn en neiging om die zwierig af te ronden, rustig-schrijdende verhaaltrant, kalme warmte van gevoel.
Weinig boeken hebben de laatste tien jaar zooveel belangstelling gewekt, zooveel enthousiaste instemming ontmoet, naast betrekkelijk weinig kritiek, als ‘De ziel der vrouw’ en ‘De vrouw in den levensstrijd’.
De feministische veroveringen hebben de vrouwenwereld niet bevredigd en de zedelijke emancipatie van de vrouwenwereld heeft ontzaglijk veel onheil gesticht. Voor zoover ze werkelijk aan de traditie verzaakt heeft is de vrouw niet gelukkig. Nu komt Gina Lombroso verkondigen, dat ze 't geluk kan weervinden, als zij haar veroveringen overboord gooit. De oude leer van het heilbrengend offer werkt hier vooral sensationeel, omdat ze verkondigd wordt door iemand, die niet van kristelijke beginselen uitgaat, maar haar ethiek enkel aan de natuur en haar wetten toetst.
Een begaafde, echt-vrouwelijke vrouw, die uit de volheid van haar gemoed schrijft, kan haar lezers altijd boeien, en - al spijt het Albert Helman nog zoo zeer - onze tijd is bijzonder ontvankelijk voor het vrouwelijke.
Gelijk veel suksesboeken zijn de werken van Gina Lombroso books of the hour in de lang niet ongunstige beteekenis van Ruskin aan het woord hechtte. Blijvende waarde hebben wellicht enkele bladzijden uit ‘De ziel der vrouw’, omdat ze een oprechte en geestdriftige getuigenis brengen en volstrekt nieuw studiemateriaal op gebied van de vrouwenpsychologie.
J.D.B.
|
|