di critica musicale, ed. Arte e Vita, 1922; L'opera comica italiana nel '700, ed. Laterza, 1923; Le opere di G. Verdi: Aida, 1923, Otello, 1924, Falstaff, 1925, ed. Bottega di Poesia; Piccola Antologia settecentesca, ed. Ricordi, 1925; Canzoniere per le scuole elementari (in collaborazione con G. Rostagno), ed. Paravia, 1924. Dizionario di musica, (in collaborazione con G.M. Gatti) ed. Paravia, 1925; Disegno storico dell'arte musicale, ed. Paravia, 1926; Scelta di musiche per lo studio della storia, ed. Ricordi, 1928; Piccini, ed. Laterza, 1928; Antologia della storia della musica (I vol., Dalla Grecia al Settecento, II vol.: l'Ottocento.) ed. Paravia, 2e ed. 1929.
Domenico Giuliotti. Geboren te San Caseiano in 1877. Studeerde in de rechten te Siena. Stichtte met Frederico Tozzi: La Torre (1913). Leeft te Greve in Chianti.
Medewerker van verschillende tijdschriften. Schreef: Ombre d'un Ombra. (1910); L'Ora di Barabba, 1920; Tizzi e Fiamme (1925); Dizionario dell'Omo Salvatico (in collab. con S. Papini) 1923. Vertaalde werk van Ruysbroeck, Jörgensen enz.
Arrigo Levasti. Geboren te Modena (Emilia) in 1886. Doorkruiste heel Italië en een goed deel van Europa. Grootendeels te voet, om door rechtstreeks kontakt des te grondiger het land en het volk en zijn kunst te leeren kennen. Vestigde zich einde 1912 te Firenze, waar hij de intellectueele en artistieke sfeer vond die hij behoefde. Leidde eenige jaren het blad La Tempra, en werkte mede aan de voornaamste italiaansche en verschillende buitenlandsche tijdsschriften. Is thans leider van La Bibioteca filosofica, te Firenze.
Hij gaf uit o.m.: Inleidingen op het werk van Seneca, Tommaseo, Suso, Thomas a Kempis, St. Hildegarda en St. Augustinus. - S. Bernardo, Uitg. Liattini Pistoia 1920. (I. Mistici (2 dln.) Bemparad, Firenze 1925. - La leggenda Aurea di Jacopo da Voragene; con un studio e trascrizione di un testo inediato del Trecento. Firenze, Libreria editrice Fiorentina. 3 dln., 1924, 1925, 1926. - Sant' Anselmo: Vita e Pensiero. Bari, Laterza 1929.
Ada Negri. Geboren te Lodi den 3 Februari 1870, uit den arbeidenden stand. Werd onderwijzeres te Motta Visconti, later te Milano, waar ze thans verblijft.
Gaf uit: Fatalità (gedichten) 1892. - Tempeste (id) 1894. - Maternità (id.) 1906. - Dal Profundo (1910) - Esilio (1914) - Le solitarie, novelle (1917) - Orazioni (1918) - Il libro di Mara (1919) - Stella Mattituna (1921) - Finestre Alte, novelle (1923); I conti dell' isola (1924).
Cipriano Efisio Oppo. Geboren te Rome, uit een Sardische familie, in 1890. Kunstschilder en kunstkritikus. Nam sedert 1912 deel aan de voornaamste tentoonstellingen in Italië en het buitenland. Er is werk van hem in de Galleria d'arte Moderna, te Rome; in de Galleria Mussolini in Campidoglio, Rome; in het museum van moderne italiaansche kunst te Lima (Peru) enz.
Is lid van den Hoogen Raad voor Schoone kunsten; Sekretaris van het Italiaansch fascistisch syndikaat voor Schoone kunsten. Kunstkritikus van de Tribuna, te Rome en medewerker van de voornaamste Italiaansche kunsttijdschriften.
Lid van het Parlement. Is oorlogsinvalied.
Giovanni Papini. Geboren te Firenze in 1881. Autodidakt. Stichtte en leidde het tijdschrift Leonardo (1903-'07); medewerker en tijdelijk leider van La Voce; be-