Phono-rubriek
Daar is een vreemde bekoring in de volkszangen van Hawaï. Daar ligt een stille, gedempte weemoed in deze muziek en stemmen en een ontroerend verlangen naar iemand en naar iets dat de zangers zelf niet kunnen verwoorden. Hen drijft de lokkende herinnering aan een verloren paradijs, dat ergens ligt, God weet waar; maar het spoor daarheen is reeds lang uitgevaagd door den Moae-wind.
De twee nieuwe nieuwe platen die Colombia ginder liet registreeren no 13447: ‘Ka Moae’ en ‘Uluwehi O Kaala’, uitgevoerd door de Kamehameja Glee Club, behooren tot de mooiste die ik van de Hawaïanen hoorde. De stemmen klinken met hunne natuurlijke frischheid en volheid terwijl er doorheen de ontroerende stem zingt der guitaar.
***
De roem van het Cecilia-koor, onder leiding van L. De Vocht, heeft de grenzen van dit land overschreden. Colombia heeft er thans voor gezorgd dat de tuchtvolle schoonheid van zijne uitvoeringen evengoed in de Nieuwe als in de Oude wereld gehoord kunne worden. Plaat D 19215 behelst twee liederen van Debussy, op woorden van Charles d'Orleans: ‘Dieu, qu'il l'a fait bon regarder’ en ‘Yver vous n'etes qu'un vilain’, Ik heb deze liederen door het Ceciliakoor enkele jaren geleden hooren uitvoeren op de verrukkelijke binnenkoer van het Plantijnmuseum, voor de leden en genoodigden van de Pen-club. Ik heb me nu weer het genot kunnen gunnen ze aan mijn ooren te laten zingen. De stemmen van het Ceciliakoor hebben niet de glanzende frischheid van natuurstemmen, maar de leider bracht in hen een tucht en een volgzaamheid