Leie. Zijn werk is eenzijdig, zooals dat van Conscience en Timmermans eenzijdig is, maar het is niet oneerlijk. Het is eerlijk als kunstenaarswerk, al kunnen we de eenzijdigheid betreuren. Gij kunt hoogstens zeggen dat bezijden een modderstraat ook schoone boomen staan, dat neemt echter den modder niet weg.
Maar jammer genoeg bestaat het ‘geval Buysse’ voor ons altijd maar uitsluitend in die discussie. Het moest lieve hemel nog door Maeterlinck gezegd worden dat Cyriel Buysse is ‘een der drie of vier grootste vertellers-uit-het-landleven die er in de laatste vijftig jaren geweest zijn’. Dat scheen ons bitter weinig te interesseeren. Alsof wij soms nog een tweeden hadden die zooals Buysse weet hoe een roman moet gebouwd worden.
Wanneer veel prachtig proza alleen nog in ‘Zuid en Noord’ en Van Neylen zal bestaan, zal deze boertige en tragische kijkkast nog volk blijven lokken omdat zij die pracht vertoont die niet demodeert: menschen, leven.
* * *
De tweede jubilarisse, Hélène Swarth, werkte niet bestendig, zooals Buysse, op het slagschaduw-randje van den roem. Zij leefde jaren lang in die literaire glorie, die slechts heel weinigen niet berooft van den moed en drift om steeds zichzelf te hernieuwen. Zij debuteerde in het Fransch, hetgeen voor ons al een bewijs van sentimentaliteit is en gewoonlijk - maar er bestaat geen gewoonte van - blijken zulke bekeerlingen tot Neerlands' Letteren ook niet van de mannelijkste.
Herlees nu wat de groote bonzen van dien tijd over hunne literaire zuster trompetten. Geen treffender illustratie van de vergankelijkheid des literairen roems. Van pastoor Binnewierts (niet eens een bonze!) dit. Denk bij de eerste regelen niet dat het een citaat is uit een Maria-boek, voor te lezen in een Mei-lof, het gaat over Helène Swarth: ‘Zij is de souvereine koningin in ons schoonheidsrijk, die gebiedt over land en zee, over al wat er leeft en er rust; die oproept tot haar dienst het gansch heelal dat nederig en blij op één wenk gehoorzaamt. O! Haar verzenpaleizen zijn beeldengalerijen, vol witmarmeren monumenten van onsterfelijkheid’.
Het is deze souvereine, over het gansch heelal bevelende koningin die wij nu herdenken, zeker niet met leedvermaak omdat de zeventigjarige zelf heeft ondervonden dat gansch het heelal, indien het bij