| |
| |
| |
Boekbespreking.
Pierre Gauthiez: Vie de Bianca Cappello. bibl. ‘Historia’, illustré de 16 hors-texte en héliogravure. - Editions Jules Tallandier. Paris. - 20 fr.
In dit keurig uitgegeven boek, herleeft het schitterend Florentië der Medici, toen de kunst zegevierde - maar ook de meest heidensche losbandigheid haar skepter zwaaide. Bianca Cappello is een dier vrouwen der Italiaansche Renaissance, die door hunne schoonheid heerschten, en nog meer door hunne schaamteloosheid. Uit een adellijk geslacht gesproten verliet zij op vijftienjarigen ouderdom Venetië, haar geboortestad, om een Florentijnschen gelukzoeker te volgen. Te Florentië wist zij weldra de aandacht van Francesco di Medici op zich te trekken. Snel groeide haar invloed op den wulpschen prins. En eindelijk kwam de verbeide dag toen ze - na den tragischen dood van haar man, en het vroegtijdjg einde van Francesco's echtgenoote Johanna van Oostenrijk - in 't huwelijk trad met den Groot-Hertog, en als wettelijke vorstin over Florentië heerschte. Doch haar triomf was van korten duur; de dood stelde er al spoedig een einde aan. Haar leven lang had ze slechts voor het stoffelijke geleefd; nu werd haar lichaam, door uitspattingen van allen aard uitgeput, verachtelijk in 't algemeen graf geworpen.
Het boek is interessant om lezen: weinig romans zijn zoo rijk aan geweldige gebeurtenissen, aan tooneelen van haat en liefde, van bloed en drift, van hinderlagen en moorden. als de geschiedenis - geput uit het Florentijnsch archief - van deze weinig stichtelijke vrouw.
L.D.
| |
G. Duhamelet: L'espace d'un matin. - Bloud et Gay. - Paris. - 12 fr.
Het roman van een verweesd, elfjarig kind, Philippe Hennequin. Tot dat een verre neef zich eindelijk zijner aantrekt, wordt hij door brave oude lieden opgenomen; en gedurige eenige korte lente- en zomermaanden neemt hij de plaats in van hun eenig dochtertje, sinds lange jaren gestorven, maar nooit vergeten. Philippe is een broos, teer, al te gevoelig jongetje, dat zijn hart reeds aan alle doornen van den weg verscheurt, en zijn leven vroegtijdig wegdroomt, al haalt hij nu en dan toch een jongenstreek uit. Maar van een ‘Witte’ heeft hij volstrekt niets... Het boek heeft fijne, mooie bladzijden, al is het over 't algemeen wel wat zoeterig en ziekelijk, en al mist het echte originaliteit.
T.
| |
Jacob Winkler Prins: Verzamelde Gedichten. Volledige uitgave verzorgd door Joannes Reddingius. Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam.
J. Winkler Prins is een dichter geweest van den overgang. Dit is geen voordeel voor een kunstenaar, al laat het de wezenlijke waarde van zijn werk onaangetast. J. Winkler Prins werd nog bewogen door dezelfde gevoeligheden als N. Beets, en zijn tijdgenooten, maar er was bovendien een frisscher natuurgevoel in zijn verzen. ‘Natuurvereering - schrijft J. Reddingius - was den dichter levensbehoefte. Zijn werk is geboren uit het zuivere kontakt met de natuur; waarin hem het voorbeeld van Shelley sterken zou, zooals ket ook de Tachtigers heeft beinvloed. J. Winkler Prins leefde in en om de natuur niet alleen als een gevoelig mensch in wien het aanschouwen der wisselende seizoenen het hart tot zanger maakt; maar hij was schilder bovendien en een mensch die nadenkt over de raadselen en problemen des levens. Zoo werd zijn vers dan hoofdzakelijk: een gevoelige mijmering in de frissche schoonheid der natuur.’ J. Reddingius heeft zijn werk kieschvol ingeleid.
Dr L.D.S.
| |
Peter Freuchen: Groot Wild. Roman uit het leven der Eskimo's. Uitg. Elsevier, Amsterdam.
De gedachten, gevoelens en gewaarwordingen van de Eskimo's die we hier ontmoeten zijn werkelijk ‘Eskimosch’ schrijft de bekende ontdekkingsreiziger Knud Rasmussen
| |
| |
en hij kan het weten; want hijzelf heeft Eskimosch bloed in de aderen en hij heeft zijn kinderjaren doorgebracht in het barre land en tusschen de zeer primitieve lieden waarvan het boek van P. Freuchen verhaalt. Maar ook Freuchen heeft er herhaaldelijk en langen tijd verbleven, en hij heeft ons thans den eersten roman, of liever het eerste geromaniseerde verhaal gegeven van het leven, de gedachten en gewoonten der Eskimo's. Ik heb het met onverzwakte spanning ten einde gelezen.
W.B.
| |
Dr Lange Koch: Um Gronlands Norden. Ubertragen aus dem Danischen von Else von Hollander - Lossow. Mit 76 Abbildungen auf tafeln und karte. Verlag G. Westermann. Braunschweig
Ik heb dit boek onmiddellijk na het verhaal van Peter Freuchen gelezen, en wellicht heeft het sobere, bescheiden, wetenschappelijk relaas van dezen jongen ontdekkingsreiziger, die Groenland's hooge noorden gekarteerd heeft, me nog sterker aangegrepen. Dr Lange Koch was pas twintig jaar toen hij voor de eerste maal op ontdekking uitging in Groenland; en van toen stond het opzet in hem vast eenmaal Noord-Groenland geologie die nog geheel onbekend was, te doorvorschen. Dat was in 1913. In 1916 stoomde hij een tweede maal naar Groenland's Noordkust, onder geleide van Knud Rasmussen. Vijf en twintig maanden heeft deze tocht geduurd; maar toen hij ten einde was, was de heele Melville-bocht en een deel der Noordkust gekarteerd en onderzocht. Maar een veel wijder gebied lag nog onontdekt. Dat wilde hij doorkruisen. Deze derde tocht ving aan in 1920; en wanneer die na bovenmenschelijke inspanning waarvan dit boek verhaalt, ten einde was, mocht Dr Lange Koch, niet zonder trots, vaststellen dat de karteering van Groenland's Noorden was voltooid. Het is een mannelijk en sterkend boek.
Dr L.D.S.
| |
Otto P. Reys: Dichters in het Koffiehuis. met een voorwoord van J. Greshoff. Uitg. Hollandia-Drukkerij, Baarn.
Zoo ge wilt: een aantal bekende dichters van hier en elders en pantouffles. Met dit verschil, dat Otto Reijs ze is gaan vinden tusschen pot en pint, te Lepizig in de café Mercur; te Parijs in La Rotonde, of les Deux Magots; te Brussel in de Caves de Maastricht, of in den Hulstkamp of bij Clement, waar hij de mannen van 't Fonteintje zag, in de Bock-Halle te Arnhem, in de Rustende Jager te Bergen, of L'Espérance te 's Gravenhage. Zelfs tot in Italië waar hij destijds Papini mocht ontmoeten, ging de litteraire belangstelling van dezen geestigen scherpkijkenden man van zaken.
W.B.
| |
Fabelen van Esopus, Phedrus en andere beroemde schrijvers, door Edmond de Geest, naar Jean de la Fontaine.
E. de Geest is een van de verdienstelijke, volhardende werkers geweest uit de generatie van Em. Hiel. Heel zijn streven was er op gericht bij het eenvoudige vlaamsche volk weer belangstelling en liefde te wekken voor het vlaamsche woord. En met een bewonderenswaardigen ijver heeft hij, te dien einde, deze fabelen omgedicht. Het is hem niet altijd gelukt de geijkte bondigheid van zijn voorbeelden te treffen, maar de bewerkingen zijn gewetensvol en verdienstelijk.
W.D.
| |
Dr K. Grober und A. Hinderberger: Religiöse Funken: sprachen. 8, Herder
Vorig jaar heeft de Stuttgart-Freiburgzender een reeks aanspraken uitgezonden over het wezen van Jezus-Christus, die thans ten nutte van de duizenden die ze reeds aanhoord hebben en de duizenden die de stem der predikers niet hebben vernomen in druk verschenen. Het is de waarheid in klaren bondigen vorm. Moge het woord dat de ooren van zoovelen heeft getroffen bij tienduizenden weerklank geven.
W.D.
| |
Dr F.H. Fisher: De Romantiek in Duitschland. Uitg. De Spieghel, Amsterdam.
Dit is de tweede verhandeling der Cultuur-historische studiën, waarvan we reeds Dr. J.T.M. Sterck's Van Rederijkerskamer tot Muiderkring hebben geprezen. Dr Fisher heeft een compromis betracht tusschen wetenschap en publiek; en daarom naast de karak- | |
| |
teristiek der romantiek vooral de persoonlijkheden belicht dezer gewichtige periode in de literatuurgeschiedenis. Zoo worden behandeld: o.m. Schiller, Holderling, A.W. en Fr. Schlegel, Novalis, Fichte, Schubert, Beethoven.
W.D.
| |
Dr H.J. Schim van der Loeff: Het Voortplantingsleven van den Mensch. Uitg. J. Romen en Zonen, Roermond.
Er is geen ouder en geen leeraar of leerares die dit boekje ongelezen mag laten, om ten gepasten tijde hunne of de hun toevertrouwde kinderen in handen te geven. De inwijding der kinderen in het zoo gewichtige en delicate probleem der voortplanting zou moeilijk op kiescher en doeltreffender wijze kunnen geschieden.
Dr L.D.S.
| |
P. Andreas: Pater Victor. Een apostel van Zuid-Italië. Uitg. Procuur ee. pp. Ong. Karmelieten. Gent.
Pater Victor verdient zijn plaats in de rij der roemrijke vlaamsche missiehelden.
Over zijn leven en rustelooze bedrijvigheid verhaalt dit slordig gedrukte boekje.
| |
Gedenkboek Eeuwfeest Dr. Aug. Snieders. Uitg. Huidevetterstraat 21 Antwerpen.
Het verslag over de plechtigheden die ter gelegenheid van A. Snieders Eeuwfeest te Antwerpen werden ingericht. De uitgesproken redevoeringen en knipsels uit de kranten.
| |
Grazzia Deledda: De oude uit de Bergen. Vertaald door Dr N.J. Beversen. Uitg. Wereldbibliotheek Amsterdam. - Geb. 1,75 gulden.
Men kan van meening zijn dat het Stockholmsche Comiteit de verhoudingen wel wat geforceerd heeft om aan Grazzia Deledda den Nobelprijs voor Letterkunde toe te kennen, en toch de bijzondere kwaliteiten van deze romanschrijfster erkennen en waardeeren. Gr. Deledda is voor haar geliefde Sardinië, wat Mathilde Serao voor Napels is geweest. Maar er is een grooter rust in haar werk, dan bij de Napolitaansche, die soms door hare journalistieke eigenschappen tot overhaasting werd verleid. Het kleurig verisme van Grazzia Deledda, de eenvoudige schildering van het Sardinische leven en landschap heeft dadelijk haar werk niet alleen in Italië, maar tevens in het buitenland een benijdbaar succes bezorgd. ‘De oude uit de Bergen’ is een van haar beste romans. Wie met haar werk kennis maken wil, heeft er dus gelegenheid toe.
W.B.
| |
P. Martial Lekeux: l'Ami. - Editions Saint-Michel, Paris.
Wat gezegd van dit nieuwe boek van P. Lekeux? 't Is de geschiedenis van zijne dubbele roeping als soldaat en als priester; 't is insgelijks zijne biecht over lang voorbije jaren, toen hij, op de krijgsschool studeerende, verliefd werd op een zijner kameraden. Vier jaren lang brandde ‘Kop’ (dat was P. Lekeux' bijnaam in dien tijd) voor ‘Elred’ van eene stilzwijgende liefde. Slechts enkele weken vóór het eindexamen durfde hij zich verklaren. Een schaterlach, en de vernederende woorden ‘tu es fou mon pauvre Kop’, waren de belooning voor zijn vurig, geduldig, zuiver en kinderlijk-onschuldig beminnen, voor zijn vier-jaren lang trachten naar edele, verhevene vriendschap. Hoe verder geleefd na zulke bittere ontgoocheling? 't Scheelde niet veel, of hij ging zich verdrinken; slechts de gedachte aan zijne moeder redde hem op 't laatste oogenblik. Maar als een wrak sukkelde hij door de volgende weken, totdat hij schielijk, als door een wonder der genade, God weer terugvond, dien hij als kind aanbeden had, maar later verlaten. Nu eerst begreep hij dat de drang welke hem naar ‘Elred’ gestuwd had, niets anders was dan zijn drang naar de absolute schoonheid, die slechts in God kon verzadigd worden; l'Ami zou voortaan niet ‘Elred’, maar wel Jezus zijn.
Schoone en ook geestige bladzijden zijn er in dit boek, een levendig afwisselen van ernst en pittigheid. Maar het einde is heelemaal wel al te geëxalteerd, ja zelfs wat ziekelijk. Moeilijk is het zijne biecht zoo in 't openbaar uit te spreken! Er is maar één Augustinus... En was het volstrekt noodig ons dat alles, tot in de minste bijzonderheden te vertellen? Is dit boek waarlijk geroepen om goed te stichten? Laat het ons hopen...
L.D.
|
|