De gekruisigte Roos.
door Johannes Joergensen.
‘Voor mij is de wereld gekruisigd, en ik ben gekruisigd voor de wereld.’
Wat een vreeselijk woord, deze bijbelspreuk der apostelen!
Een woord dat vrees inboezemt - als het zicht van het kruisbeeld. Ik herinner mij eene jonge volksvrouw, die eens op het West-Kerkhof nieuwsgierig door de vensters der groote kapel keek - en angstvol achteruit deinsde. ‘Wat was het?’ vroeg de jongen van den blikslager die haar vergezeglde. ‘Och’! sprak de jonge volksvrouw - ‘daarbinnen hangt Ons Heer!’
Wanneer we naar 't zuiden reizen, in Beieren, in Tyrool, in Italië, zien we dikwijls ‘Ons Heer hangen’. Langs den weg, met een klein houten dak boven zijn hoofd - of hoog in de bergen, in een landschap, dat hard en streng is gelijk de boodschap zelve der kruisiging.
‘Voor mij is de wereld gekruisigd.’
De wereld! - Gekruisigd!
De wereld - de groote roos, die zoo schoon is en zoo frisch geurt, zoo zoet!
Die groote roos kruisigen - met de drie gruwzame spijkers der drie christene deugden!
Ze kruisigen met den spijker van het Geloof - met het Geloof dat zegt: ‘De wereld is ijdelheid, vergankelijkheid, een barstende luchtbal, een broos glas! De wereld is niets!’
Ze kruisigen met den spijker der Hoop - met de Hoop die zegt, dat we hier beneden pelgrims en vereemdelingen zijn, dat ons echte vaderland ginder boven is ‘Dat ander vaderland is alles!’
Ze kruisigen met den spijker der Liefde - met de Liefde die zegt: ‘Verzaak aan de wereld! En aan u is de hemel! Zeg vaarwel aan hetgeen niets is! En dat, wat alles is, zult ge vinden! Bemin God - haat uzelf - verlaat de wereld!’