merkte toen ook dat het werk heelemaal niet tot het Deensche publiek was doorgedrongen. 's Morgens vergezelde ik Juf. Alberti gewoonlijk naar de Dames leesvereeniging. Het bezat toen niet, zooals nu een groot eigen huis, maar was in een zeer gezellig lokaal aan Amargertorv ondergebracht. Terwijl mijn gastvrouw haar bestuursplichten vervulde, zette ik me in de groote, gezellige leeszaal neer om de letterkundige waarde der laatst verschenen deensche werken te bestudeeren. In een der bibliotheekkasten had ik drie ex. van ‘Gósta Berling’ ontdekt. Natuurlijk keek ik nu en dan die richting uit om te zien of ze door niemand werden weggenomen. Doch tevergeefs! Andere boeken werden afgehaald en gelezen maar de mijnen niet. Het gebeurde nauwelijks dat iemand een ex. nam, het titelblad opensloeg en, nadat hij de naam der onbekende schrijfster gelezen had, hoofdschuddend het boek terug in de kast schoof.
Zoowel Sophie Alberti als Falben-Hansen maakten gedurende deze Kerstdagen een ijverige litteraire propaganda. Bij verschillende gelegenheden noodigden zij litteratuurliefhebbers uit opdat ik met hen in aanraking zou komen. Zoo leerde ik vele vooraanstaande, sympathieke menschen kennen,. Maar de arme ‘Gósta Berling’ bleef steeds even onopgemerkt in boekhandels en huurbibliotheken liggen.
Eens kreeg ik hoop op beterschap.
In de ‘Nationaltidende’ en, als ik me goed herinner, nog in een ander groot Kopenhaagsch blad verscheen op een morgen een lange, welwillende bespreking van mijn werk. Toen ik dien morgen op de leesvereeniging kwam, zag ik dat één der drie ex. verdwenen was. Maar na een kwartier kwam eene dame en stak het in de bibliotheek, naast de beide anderen terug. Daar bleven ze den heelen morgend weer zonder dat er iemand naar keek.
Het was duidelijk te merken dat mijne twee weldoensters den moed begonnen op te geven. Alles scheen zoo nutteloos als een slot met een verkeerden sleutel te willen openen.
Toen begon, elk van haren kant, me voor te stellen me tot Georg Brandes te wenden en te probeeren hem voor mijn boek te winnen. Dit was volgens haar de eenige uitkomst. Het deensche publiek was nu eenmaal gewend hem als eenig kritikus in alle, litteraire kwesties te beschouwen. Men durfde nauwelijks een boek lezen, dat niet door hem was aanbevolen, en zeker zou het niemand wagen er met lof over te spreken. Het is moeilijk te zeggen hoe bang ik voor dezen