Bij al de beste leerlingen van Eckersberg, - zooals Rorbye, Bendz, Roed, Const. Hansen, Adam Muller - treft u een teerheid van conceptie en een warmte van gevoel in de weergave der eenvoudigste, meest vertrouwde dingen. Vooral bij Kóbke. Haast al zijn portretten - waarin hij meer met C.A. Jensen dan met Eckersberg verwant is - stellen familieleden of vrienden voor en de landschappen die hij schilderde strekten zich uit voor zijn eigen woning. De schoonheid van de romeinsche campagna had alleen in hem verwekt een verdubbelde liefde voor de schoonheid van den eigen grond. Hij was, eilaas, pas 38 jaar toen de dood hem greep.
Ook Marstrand (1810-1873) is leerling geweest van Eckersberg; maar deze was niet de meester dien hij behoefde. Marstrand had verschillende jaren van zijn jeugd doorgebracht in Italië; en zijne oogen die het licht van het Zuiden hadden gedronken, konden aanvankelijk niet meer wennen aan den somberen noorschen hemel; en de enge burgerlijkheid van het leven in Kopenhagen was hem onuitstaanbaar geworden, na de natuurlijke losse schoonheid van het italiaansch leven. Marstrand is van al de deensche schilders wellicht het grootste en het meest verscheiden talent. Zijn schetsen en teekeningen verraden eenen ongemeenen rijkdom van inspiratie en motieven. Het zijn vooral tafereelen uit het volksleven in Italië, Denemarken en Zweden; uit den Bijbel en uit de literatuur; vooral uit het werk van den deenschen Molière, Holberg. Ook de Don Quichotte-figuur, die hij zag zooals Daumier, keert herhaaldelijk terug in zijn schetsen. Marstrand was een zeer complexe natuur, vol scherpe ironie en diepere droefheid. Maar een nieuwe beweging had zich baan gebroken, onder leiding van den kunst-historicus Hóyen; reactie tegen alle uitheemsche invloeden en streven naar een bewust en zuiver nationale kunst.
De oorlog van 1848-50 kwam deze jonge beweging nog sterker doen oplaaien, in de literatuur zoowel als bij de schilders. Een van de meest belovende dezer jongeren was Lundbye, landschap- en dierenschilder. Maar hij heeft zijn beloften niet mogen vervullen. Als vrijwilliger was hij opgerukt voor de verdediging van den vadergrond, maar pas in Schleswig aangekomen, trof hem een verdwaalde kogel; hij was pas 29 jaar oud en werd begraven in de aarde die weder onder deensche heerschappij teruggekeerd is. Naast Lundbye dienen vermeld te worden: P.C. Skovgaard, Dreyer en Kyhn, die in de eerste plaats landschapschilders zijn geweest en Sonne, Vermehren, Exner en Dalsgaard, die vooral het deensche boerenleven hebben uitgebeeld.