Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1929(1929)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 360] [p. 360] Gedicht door Pieter G. Buckinx. Vaar uit de nacht met uw boot, kameraad, naar d'overkant. Zie, hoe vurig en rood de vlam van de morgen over de bergen brandt. Langs de wolken bidden de lamm'ren hun ochtendgebed, de hemel is hoog en klaar. Een lieve Engel, met golvend haar heeft de vazen van mijn leven vol dromen gezet. Achter de heuvelen glanst haar gelaat, haar wenend verlangen en rillend geduld. Mijn bloed is van vreemde vreugden vervuld. Ik ben de matroos die naar huis toe gaat. Straks, als de zon naar d'avond nijgt, Kust zij mijn voorhoofd mild en warm. Langs de straten neemt zij mijn arm, zoekt in mijn oogen - lacht - en zwijgt. Laat in het avonduur, - haar lippen beven - verhaalt zij haar leven; Ik - mijn avontuur. Als over dit klein geluk de sterren beven van huiverende zaligheid, wenkt ons de maan, die naar het westen schrijdt. Morgen komt weer de dag met licht en zonneschijn - Zo zal het wel immer zijn: Zee en land - Land en zee Twee vragende ogen: Ik reis mee...? Over de wereld koepelt oneindigheid! Vorige Volgende