Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1929(1929)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 340] [p. 340] François Villon door A. De Marest. De bloedbeluste wolven draven Een wereld af van sneeuw en ijs. Het is het hoogtij van de raven. Nu beeft het middeleeuwsch Parijs. De wachters op de wijde wallen Sterven, den toeter aan den mond, En op de galgenvelden vallen Versteende lijken op den grond. Louis de Sluwe laat zich leiden Gelijk een kind naar 't leeljenbed Door Olivier, zijn hartsgewijde, Die klapperbeent als een skelet. Het zit hem scheef met de rabauwen. De gore gluiperds van den nacht Kruipen humeurig bij hun vrouwen Onder een miezerige vacht. De laatste kroeg is al gesloten Door een verdroten Marion, En al de kaarsen zijn gesnoten, Behalve die van Frans Villon. Daar zit hij, de vermaledijde, Te krassen op een perkament. 't Is de chronycke van zijn lijden: 't Onovertroffen ‘TESTAMENT’. Hij weet niet hoe de sneeuw, daarbuiten, [pagina 341] [p. 341] Zich tot z'n donk're tille tast, En hoe door de gescheurde ruiten Het oog loert van den kwaden gast. De koude kromt zijn zondaarshanden. Die wierpen eens met los gebaar De vooze bloemen van de schande Tot voor een kristelijk altaar. Die graaiden 't goud uit de cassetten; Die droegen 't mes der plotse dood; Die klonken met beruchte sletten; Die grepen, waar het vleesch zich bood. Zij moeten eens tot asch verteren, Wellicht op 't veld van Montfaucon. Toch zullen zij de wereld leeren Hoe boete zuivert als de zon. Vorige Volgende