(Vervolg van blz. 9.)
zangen die men voor- en nagezongen heeft, over het verstooten van den Dichter, die, Seminarist te Rousselare benoemd, een ‘cours de commerce’, dat is een der voorbereidende klassen te houden had. Maar dat is hier bijzaak. 't Ware voordeeliger voor ons, te weten, hoe hij die lessen gaf. Er is niets van gebleven tenzij juist de Uitstap in de Warande, die er een nagalm en een toepassing van zijn, op de lezers van Rond den Heerd. Genoeg en zooveel, dat zij de eerste oorzaak en mogelijkheid aangeven voor het schrijven van die wekelijksche opstellen, en dat deze den aard en den geest der lessen wel zullen weerspiegelen. Daar gelijk overal, was een dichterlijke kop aan 't werk, en een meester met de taal, en een priester die alle werk en streven op hooger banen bracht. Men kan zeer goed in het boekje zien, dat de lessen van vroeger tot jongelingen spraken, die hun christen Vlaamsch volk eens moesten leiden en ontwikkelen.
De nadere gelegenheid en aanleiding was dan het opstellen van Rond den Heerd, in November 1865 begonnen, toen Gezelle onderpastoor geworden was op Ste Walburga te Brugge. In ‘'t leeren leesblad voor alle lieden’ gaf hij wekelijks een praatje over dieren en gewassen, onder bovenschrift: Uitstap in de Warande. Misschien dacht hij hier wel aan den titel van Vondel: Vorstelijke warande der dieren. Ten andere, Warande, of Dierenwarande is 't oud volkswoord voor Beestenhof of Dierentuin.
Meest alle geïllustreerde tijdschriften van die jaren en nog wel later, hebben zulke afdeeling over de levende wereld. Ik zie nog voor mijne oogen die boeken, van mijn grootvader afkomstig: Nederduytsch Magazijn, Nederlandsch Magazijn. - Magasin pittoresque. Overal menigvuldige afbeeldingen en beschrijvingen van dieren en planten. Gezelle deed wat hij zag doen in dergelijke uitgaven, maar welk verschil! Ginds enkel beschrijvingen, met wat reis- en jachtgevaarten, en dan de nijverheidstoepassingen van wat dier of gewas voortbrengen. Ingekorte en verdorde hoogleeraarswetenschap. Op weinige uitzonderingen na: ‘het veld der dorre beenderen.’
Gezelle weet heel goed wat hij wil, want hij heeft het, kort vóór 't verschijnen van zijn blad, geschreven en gedrukt: ‘priesterlijke geleerdheid’. Daardoor verstaat hij ware kennis van zaken, maar dieper gaande dan de stoffelijke oppervlakte; niet alleen het uiterlijk verschijnsel en het nut daarvan, maar de verbindingen - alle verbindingen van dat verschijnsel met ons geestesleven, met ons gemoedsleven, met ons zieleleven, ons geloofsleven. In dien geest wil
(Vervolg op blz. 18.)