Gezellen's Uitstap in de Warande.
Hierover schreef Al. Walgrave o.m. in de Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vl. Akademie:
Ik spreek van dat boekje met voorliefde en zelfs met erkentelijkheid. Van mijn kinderjaren af was het mij een leer- en leesboek, en nu nog herlees ik het telkens weer, en 't doet mij altijd verder denken. Over Gezelle's leven, zijnen aard, zijne inzichten in werk en schrift, zijne gedichten, geeft het immer nieuwe stof tot zoeken en weten.
Hoe is de Uitstap ontstaan?
Ik lees in Biekorf 1914, bl. 140:
‘'t Jaar 1854 waren leeraars in de school van Wijsbegeerte in 't klein Seminarie te Rousselaere;
Wijsbegeerte: M. Edw. Huys, overleden Deken te Poperinghe;
Natuurlijke wetenschappen: M. Van Heule † Pastor te Comen;
Letterkunde: M. Bruno Vanhove † Vicaris Generaal;
Geschiedenis: M. Castel † Pastor te Pitthem;
Kerkelijke welsprekendheid: PM. Faict † Bisschop van Brugge;
Dierenkunde: Guido Gezelle, grooter gedachtenis. Hij gaf lesse twee uren te weke, den Maandag en Donderdag.’
Dierenkunde niet alleen: Plantenkunde ook; wat men in dien tijd in 't Fransch noemde: Histoire naturelle, begrippen van Zoologie en Botanie. ‘Ik ben professor van Botanique bij de filosofen’ schijft Guido aan zijn vader ‘en als ik iets aanga, 't moet wel zijn.’ Daarvoor vroeg hij Vaders raad en daad, om een kruidhof aan te leggen. En de ‘Boodschap van de vogelen en andere opgezette dieren staande in het Museum van het Klein Seminarie ‘moest dienen om, verkocht en gelezen, weldoeners voor die inrichting van Dierkunde te verwekken.
Hoe lang heeft hij die lessen gegeven? Zeker tot 1858, toen hij leeraar der Peësis werd, waarschijnlijk zelfs langer. Men stelde hem dus in elk geval tot een der leeraars aan bij de toekomende priesters, van 't eerste jaar af dat hij te Rousselare toekwam. Voor wie dat kent en bepeist, blijft er zoo goed als niets meer over van de klaag-
Vervolg op blz. 14.