Vondel
Het is dezen eenvoudigen, stillen mensch beschoren geweest, aldus J.W.F. Werumeus Buning in de Telegraaf, een leven lang op navolgbare wijze alles te mogen zeggen en zingen wat het Holland van zijn tijd groot maakte; hij is, als ik het beeld van een vriend leenen mag, de Mozes die het beloofde land en al zijn rijkdom verheerlijken mocht met een van God gegeven stem: en dit land was Holland, deze heerlijkheid onze groote eeuw, deze rijkdom onze Nederlandsche, en in hem de grootschere wereld.
Nooit heeft het beste van onzen volksaard, het sluimerende en latente, het waakzame en strijdende fierder en inniger gesproken, geen dichter was in den waren zin nationaler, geen vereenigde geloof en poëzie inniger noch tot triomfanteiijker belijdenis; nooit heeft het het orkest onzer taal zoo geklonken als in de trompetten zijner reien, in de violen en luiten zijner lyrische gedichten, op het orgel van zijn dramatische strofen.