Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1929(1929)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 152] [p. 152] Chopin door Gabriël Merlier. I. Nocturne. voor André van de Bourry. Eén klank... daar bloeit me Uw droomdroef hoofd, - o, àl te blij verbazen! - Ik stijg u na - een kleurge bel - in 't nachtblauw ijl te zwerven. (Spat nog niet stuk, mijn broos geluk!) O schaamte die mijn vreugd mij rooft, zóó onverdiend dees glazen geluk, dat zwelt mijn ziele wel tot hemelzalig sterven. Voort, voort, tot aan saffieren wand van duizelhooge vreugd ik tik en ongehoord door menschlijk oor dit bovenaardsch muziek verklinkt, waarvan mijn zielsbel prangt en spant tot, o, sublieme schrik, plotse verrukking, met een snik, gerezen in uw glanskil spoor, mijn leven klinkt en springt! [pagina 153] [p. 153] II. Polonaise. voor Dr. Maurits de Vuysdere. Gelijk de zon dóór wolken Sprong hij mij in de ziel, Klarend tot schuimvuurkolken Die zee waar hij in viel. De witbezeilde booten Van mijne rustigheen, Zooras in brand geschoten, Ontploften één vóór één. Sinds tusschen aard en mane Straalt, - meteoor van licht, - Over ziels oceanen Zijn lieflijk aangezicht! Vorige Volgende