Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1929(1929)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Verzen. door Aug. Van Boeckxsel. I. Laat, vrouwe, laat nu dood het licht: alleen het haard-vuur laaie; ik geer, dit uur, geen ander zicht dan 't oude vuur, het fraaie, het vuur dat op de muren dicht - zoo 't leven in ons harte doet - 't epos van duisternis en licht: de strijd van 't kwaad en 't goed. II. Hoe menig dag is niet verloopen zonder één troost ons troosten kwam; hoe menig avond kwam geslopen die aan ons hart de hoop ontnam... en dan, het nachtlijk sterren-wenken als licht-signalen op de zee; 't ontvoert geheel het menschlijk denken op 't rad van zijn mysterie meë. III. Laat mij bewaren mogen de gave van het lied; ik heb den knie gebogen en vraag om anders niet. Mijn God, laat mij begrijpen: laat mij als 't koren zijn dat, reuzelend, mag rijpen om, laatst, Uw brood te zijn. Vorige Volgende