Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1928
(1928)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 957]
| |
Dante Gabriel Rossetti herdacht
| |
[pagina 958]
| |
werk een onvolmaakte maar toch boeiende en origineele uiting weervinden. Te weten wie hij was, in welke omgeving hij leefde, is voor een klaar begrip van het werk bijna onontbeerlijk. Zijn vader, Gabriele Rossetti, was een Napolitaansch revolutionnair. In 't jaar 1821 moest hij ijlings uitwijken en toen zijn geestverwanten amnestie kregen, bleef hij bij name veroordeeld. Hij had zijn warmbloedige stadsgenooten wellicht wat al te heftig toegeroepen: ‘Dood aan de tyrannen’ en ‘Evviva l'Italia una!’ In The last confession van den zoon zullen we een echo hooren van den ziedenden haat, dien vader tegen Metternich koestertde: T' was in those hardest, foulest days of all,
When still from his shut palace, sitting clean
Above the splash of blood, old Metternich
(May his soul die, and never-dying worms
Feast on its pain for ever!) used to thin
His year's doomed hundreds daintily, each month
Thirties and fifties...............
De balling werd te Londen professor van Italiaansch, en huwde er de zuster van den fameuzen Dr. Polidori, die als lijfarts van Byron zijn rol heeft gespeeld. Mevrouw Rossetti was een zeer beschaafde en schoonheidslievende dame, zij bezat ook al de hoedanigheden van een volmaakte gastvrouw, zoodat trots Dr. Rossetti's verstrooide boekenwurmmanieren, het huis in Cheyne Walk tot een middenpunt van gezellig verkeer werd. En een goede moeder was zij buitenmate. Vroom en ernstig in haar hart, wist ze haar kinderen steeds de vrijheid te gunnen, door hun begaafdheid gevergd, en de vreugde in 't gezin hoog te houden. Ook vader Rossetti kon soms uit zijn verslondenheid losraken. Dat was natuurlijk als het over Italia ging of - over Dante. Dante Gabriels naam (hij heette eigenlijk Charles Gabriel Dante) wijst reeds op de letterkundige voorliefde van vader. We weten echter, dat de balling in den grooten Florentijn meer bewonderde dan enkel den dichter. Voor hem was Dante Alighieri de revolutionnair bij uitnemendheid, opstandig niet alleen tegen den staat, maar eveneens tegen de Roomsche Kerk. - Dante was z.i. een vrijdenker zooals hij, Gabriele Rossetti; heel de Commedia was één kreet van verzet tegen burgerlijke en geestelijke maatschappij; veel sterker dan de gewone lezer en kritikus ver- | |
[pagina 959]
| |
moedt, worden de instellingen en de leiders van dien tijd er in gehekeld; Dante immers spreekt in bedekte termen, alle woorden en beelden zijn dubbel symbolisch. Professor Witte heeft Gabriele Rossetti's Danteverklaring een plaats gegund in zijn groot werk. Maar veel belangrijker dan het spitsvondig en fantastisch systeem van den vader, was voor de letterkunde het feit, dat de kinderen in die Dante-atmosfeer werden opgevoed. Wel was de ‘Convito’ in hun kinderjaren voor hen alle vier de essentie van zwaarwichtige verveling - wat zou het zelfs voor zoo'n vroegrijpe kinderen anders kunnen zijn? - toch waren ze voorbestemd om den toover van den grooten dichter te ondergaan zoohaast het uur van begrijpen komen zou. William Michael Rossetti zou de Inferno in rijmlooze verzen vertalen, Maria, de minstbegaafde van de twee zusters, zou een interessante uiteenzetting aangaande den Commedia-opbouw leveren. En Christina, de weemoedige, zou, aan Beatrice's hand misschien, naar de geestelijke hoogten klimmen, waar Lucie Felix - Faure Goyau haar als een ‘âme chrétienne’ begroet, naast Eugénie de Guérin en Catharina van Siëna. Aan den toover van de Middeleeuwen heeft zij zich onvoorwaardelijk overgegeven, terwijl Dante Gabriel alleen de geestelijke schoonheid, den adel, de gemoedswarmte van 't Middeleeuwsch christendom zocht, het asketisme negeerend. Haar befaamdste verzenbundel ‘Goblin Market’ is nu wel zeer in vergetelheid geraakt, meer dan hij verdient. Haar edel gelaat, dat den stempel van veel zielestrijd draagt, leeft voort in een paar goede teekeningen van haar broer. Smachtend heimwee in die oogen, bedwongen leed in de milde lijn van den mond. Gabriel scheen van jongsaf tot schilder voorbestemd. Dat hij op vijf jaar heel aardig teekende vond iedereen interessanter dan dat hij, geen tien jaar oud, ook romantische verzen schreef. Toch moet de jonge man een tijdlang tusschen de twee kunsten gestaan hebben als de ezel tusschen twee bergen hooi. Hij was zoo redelijk diegene te kiezen, die 't meest kans op een fatsoenlijk bestaan bood - en zijn verloren oogenblikken aan de andere te wijden. Er valt niet aan te twijfelen, zoo schrijven de ernstigste biografen, dat voor zijn vrienden en hemzelf, zijn schilderijen ver boven zijn gedichten stonden. (Tegenwoordig oordeelt men anders). Enkel toen hij in gevaar was blind te worden keerde hij zich met volle bewustheid naar de poëzie, uit zucht naar geestelijk zelfbehoud. Voordien was zijn dichtwerk enkel spontane uiting van gevoel, voor | |
[pagina 960]
| |
kleineren kring bedoeld, - wat voor de echtheid en oprechtheid er van pleit. Zestien jaar oud ging Dante naar de Academy van Cary, en 't jaar daarop naar de Royal Academy antique school, - maar vóór hij twintig was, wist hij Ford Madox Brown, voor wiens werk hij geestdriftige bewondering koesterde, te overhalen hem als leerling aan te nemen. Dat duurde zoowat een jaar, toen ging hij samen met Holman Hunt huizen en werken. Madox Brown zou hem heel zijn leven een trouwe vriend blijven. Ongetwijfeld heeft zijn ongeduld om van de Akademie los te komen zijn technische vaardigheid in den weg gestaan. Maar als we even naar Ruskin luisteren, dan beseffen we wàt een Akademie van die tijd voor een bruisend jong talent, voor een weerspannige persoonlijkheid als die van Rossetti moet geweest zijn:
‘We beginnen naar alle waarschijnen, met aan den knaap van vijftien of zestien wijs te maken, dat de natuur vol fouten is, en dat hij haar moet verbeteren; maar dat Rafaël de volmaaktheid zelve is, en hoe meer hij Rafaël copieert, hoe beter; dat hij na rijkelijk copieeren van Rafaël, eens kan beproeven wat hij zelf kan in een Rafaelesken, maar toch origineelen stijl: dat is, hij dient te probeeren iets heel knaps te maken, heelemaal uit z'n eigen hoofd, maar dat heel knap iets moet op passende wijze aan Rafaëleske regels beantwoorden, een zevende van de ruimte moet door de voornaamste lichtpartij worden ingenomen, en een derde door de voornaamste schaduw, niet twee hoofden van personages mogen denzelfden kant uitkijken, en al de afgebeelde personen moeten een ideale schoonheid van het hoogste gehalte bezitten, welke ideale schoonheid gedeeltelijk bestaat uit den Griekschen vorm van den neus, gedeeltelijk uit verhoudingen die kunnen uitgedrukt in decimale breuken, tusschen lippen en kin; maar gedeeltelijk ook in die vervolmaking welke de knaap van zestien op Gods werk in 't algemeen moet toepassen.’ Uit die ironische tirade blijkt genoeg hoezeer de kunst in Engeland verstard was in levenlooze navolging van de klassieken, vooral van Rafaël, die 't meest door gladheid en vormbeheersching tot navolging lokte, terwijl zijn heerlijk-jeugdige gracie juist niet kon nagevolgd worden. Wat het gevolg was van dit systeem, blijkt uit de pessimistische voorspelling van Constable in 1821: ‘Binnen dertig jaar zal de Engelsche schilderkunst geleefd hebben.’ Ja maar, juist in dàt jaar moest Gabriele Rossetti uit Italië vluchten. En voordat de 30 jaar om waren | |
[pagina 961]
| |
werd de Pre-Raphaelite Brotherhood gesticht. Dat moet ongeveer zoo toegegaan zijn: Rossetti had het atelier van Madox Brown verlaten met duizend mooie plannen in 't hoofd; alles was nog een beetje vaag en onzeker, maar hij wist toch duidelijk, dat Holman Hunt en Millais en een aantal mindere goden uit dezelfde vriendengroep zijn geestverwanten waren. Vooral waren zij het roerend eens in hun verzet tegen de Akademische banaliteit. Ze doorbladerden eens samen een aantal afbeeldingen van de fresken op het Campo Santo te Pisa, en toen, plotseling, wisten ze wat ze wilden. Terug naar de vroege Italianen moesten ze: ernst en oprechtheid in vormgeving, geen schoolschheid maar natuur, wijding in onderwerp en voorstelling. Weg met de slaafsche navolging van Rafaël; pre-Rafaelieten wilden ze wezen. ‘The Germ’ werd gesticht; dat tijdschrift zou hun ideeën verder dragen, en niet enkel hun ideeën, maar schitterende staaltjes van hun kunst. Wel stierf het bij gebrek aan belangstelling en aan fondsen, maar sterk en schoon levend in elk van die jongeren was het ideaal, dat het aanschijn van de kunst in Engeland zou veranderen. Marillier, in zijn groot werk over Rossetti als schilder, merkt op dat de jonge artiesten, toen zij hun Brotherhood stichtten, heel weinig vertrouwd waren met de Italiaansche tre- en quattrocentisten, en niet heel goed beseften wat ze wilden, voordat Ruskin, in zijn ijver om hen te verdedigen, hun nevelachtige beginselen had toegelicht en een heele theorie te hunnen behoeve had opgebouwd. Best mogelijk, dat Ruskin met zijn vele gezonde en zijn vele star-absolute meeningen over kunst, hen een beetje verder op den weg van den Middeleeuwen-kultus dreef dan zij meenden te gaan. Maar dat was 't minste. Edelmoedig als hij was, deed Ruskin wàt hij maar kon om waardeering - en koopers! - voor hun werk te winnen, - hij verdedigde hen door dik en dun, en vooral Rossetti heeft hij dikwijls op de fijngevoeligste wijze voortgeholpen. Toch lag hij dikwijls met Dante Gabriël overhoop. Hij had de slechte gewoonte allerlei wijzigingen voor te stellen en als de jonge vriend niet gehoorzaamde, dan luidde het bijvoorbeeld: ‘Je bent een ingebeelde gek als je denkt, dat je schilderijen goed zijn, wanneer ik je positief zeg, dat ze mis zijn. Wat weet jij er van, dat wou ik wel eens vernemen!’ Ondanks kleine incidenten als deze, bleven ze toch lang vrienden. Maar zich gedwee laten leiden, neen, daar was Gabriel de man niet naar. Hij was zelf een leider. In zijn kring was hij het, die steeds den toon | |
[pagina 962]
| |
aangaf, door zijn invloed kon de Pre-rafaëlietische beweging zoo'n uitbreiding nemen. Hij bezat een magnetische persoonlijkheid, wie met hem in aanraking kwam, moest buigen voor den enthousiasten, sprankelenden levenswil, die geen uitwegen genoeg kon vinden. Al worden er trekken van hulpvaardigheid en edelmoedigheid van Rossetti geciteerd, het schijnt toch waar te zijn, wat Eduard Shanks in zijn voortreffelijk herdenkingsartikelGa naar voetnoot(1) zegt: ‘Wat Rossetti begeerde, dat nam hij. Of het nu tijd was, of geld, of enkel toewijding, of iets dat meer eerbied verdiende dan een van al deze. Hij aarzelde nooit om te vragen, het schijnt wel, dat men hem zelden iets weigerde. ‘En zijn collega's moeten haast alle vol bewondering voor hem zijn geweest, wat wel een zeldzaam feit mag heeten. Burne-Jones, wellicht de nuchterste van de discipelen, kloeg eens tegen William Morris: als ik me op Rossetti inspireer wordt mijn werk beter dan wanneer ik origineel wil zijn. - ‘Ik ben dat door’ zei Morris, ‘I want to imitate Gabriel as much as I can.’ Wie is er heden ten dage nog zoo naïef-enthousiast? Of het waar is, dat Morris op Rossetti's aandringen de mooie Janey heeft gehuwd, opdat ze voor de vrienden en vooral voor Gabriel model zou kunnen zitten? - Van elk der kameraden zouden voorbeelden van verregaande toewijding en vereering kunnen aangehaald. Toen Whistler op sterven lag, zei hij nog: ‘Van Rossetti moet niemand kwaad spreken waar ik bij ben; hij was een koning.’ Menschen overtuigen was voor hem een behoefte. Een flink aandeel in 't lanceeren van de Dekoratieve Kunst-beweging mocht hij op zijn aktief schrijven. Samen met Whistler trok hij voor 't eerst de aandacht op de schoonheid van oude eiken meubelen en Japansch porcelein. En toen Morris zijn vereeniging voor kunsthandwerk oprichtte, was hij een van de aktieve medewerkers. Bij een paar Hollandsche jongeren vindt men nog levend zijn manier van glasraam-ontwerpen. ‘Ontdekker’ en ‘vernieuwer’ was hij ook wat onderwerpen voor schilderijen aangaat. Zijn behandeling van vrouwenfiguren en zijn eigenaardige opvatting van de meest-versleten thema's zijn welbekerd. In Dante's ‘Vita Nova’ vond hij overvloedige stof, eveneens in Malory's Morte Darthur. Naar dezen romancyclus wees Tennyson hem wellicht den weg. Het Faust- en het Mephisto-motief inspireerden hem vooral in zijn jeugd. | |
[pagina 963]
| |
Hij is het, die voor Keats en Coleridge en Blake de aandacht opeischte, die aantoonde hoe levend, hoe vol schoonheid voor alle tijden hun dichtwerk is. Al die ‘bijzaken’ schenen zijn scheppingskracht aan te vuren. Hij moest in royalen stijl kunnen leven, hij moest veel dingen te gelijk kunnen doen. Dat was geen versnippering van krachten, eerder uitstorting van een te veel. Hij heeft verbazend veel geschilderd en een respektabele hoeveelheid verzen neergepend. Een gelukkig mensch is hij wel niet geweest. Laten we aannemen, dat Paters woord: ‘Zijn leven was een crisis van elk oogenblik’ eer betrekking heeft op den kunstenaar dan op den mensch. Bij Rossetti waren de twee zoo nauw verbonden! Zelfs het feit, dat hij een lang niet vlekkeloos leven leidde, terwijl zijn werk hooge idealen nastreefde, bewijst niets tegen deze meening. Zijn werk is een voortdurende poging om mystische verhevenheid met gezonde zinnelijkheid in ongeschonden harmonie te vereenigen. Onmogelijk, natuurlijk. Hij wou geen rekening houden met de erfzonde en de daardoor onvermijdelijk geworden askese. Eros wou hij aardsch en hemelsch in éénen, man en vrouw wilde hij zien als Adam en Eva vóór den zondenval. De zoo felbegeerde harmonie werd hem nu juist zeer moeilijk gemaakt door allerlei tegenslag. Wie ooit van Rossetti hoorde spreken vernam ook, dat hij verliefd werd op een zeer mooi modistje, Miss Siddals. Zij had voor hem geposeerd en hij ontdekte bij haar een artistiek temperament, gaf haar les, had de voldoening in haar een begaafde en vlugge leerlinge te vinden. Maar helaas, zij leed aan tering. Tien jaar lang werd ze door toedoen van Ruskin, nu hier, dan daar naartoe gezonden - zoodat ze weer wat opknapte en eindelijk met hem trouwen kon. De ellende van die lange onzekerheid zal de ‘uncommonly strong bodily inclinations’ van den kunstenaar zeker niet weldadig beïnvloed hebben. De eerste verzen van ‘The house of Life’, waarin hij zijn huwelijksliefde bezingt zijn doordrenkt met passie. En toen zijn vrouw na minder dan twee jaar stierf - ze was bijna voortdurend ziekelijk geweest - was de dichter radeloos. Toen liet hij zijn verzen, voor de geliefde geschreven, mét haar begraven. Jammer genoeg voor wie van een ‘beau geste’ houdt, heeft hij zijn bundel later weer laten opdelven. (Laten we bedenken, hoe menschelijk dit was. Het verdriet was geluwd, de schilderkunst dreigde hem te ontzinken, en hij wist, dat zijn vroege verzen hem een eervolle plaats in 't dichtersgild zouden verwerven. Daarbij | |
[pagina 964]
| |
hadden zijn trouwe vrienden zijn ‘geste’ van harte betreurd en brachten nu duizend redenen voor, om de daad als schoon en verdienstelijk voor te stellen...) De tweede helft van zijn leven - de kleinere helft, moet hij dan vèr van puriteinsch doorgebracht hebben. In dit verband zien we zijn werk dan weer als een niet-steeds-geslaagde poging om te ontsnappen aan zichzelf, poging, dien in de jeugdjaren schooner volgehouden, vooral in de latere schilderijen verslapte. Hoe ver staan we bij ‘Astarte Syriaca’ - ‘Proserpina’ - ‘La bella Mano’ zelfs, hoe schoon het ook is, van de eenigszins onhandige teerheid, die uit ‘The girlhood of Mary Virgin’ en uit ‘Ecce Ancilla Domini’ blijkt! De Beatrice-tooneelen zijn als een overgang tusschen de heldere eerbiedige bezieling van de godsdienstige doeken die vóór Miss Siddal geschilderd werden, en de werkelijk-zinnelijke werken van de laatste jaren. Van een zekere weekelijkheid, een zekere zwoelheid zelfs zijn weinig doeken vrij te pleiten. Hier en daar toont een teekening, een aquarel, verrassende kranigheid, gezonden humor. Een enkel werk doet overtuigend aan de vroege Italianen denken: ‘Regina Cordium’ heet het en 't stelt Miss Siddal voor.
Voor 't overige heeft Gabriel streelende schoonheid uitgebeeld. steeds weer, zonder verpoozen: etherische gestalten zooals de ‘Beata Beatrix’, lieflijke vrouwen als ‘Fiametta’, gemaniëreerde, al te zoetelijke figuren, en dan het droomerig gelaat van Mrs. Morris, groote bruine oogen, golvend donker haar, tamelijk-sterke lijn van kin en wangen, half-weemoedige mond met sterk-gekrulde lippen. Dit laatste type werd als het Rossetti-type bij uitstek bekend. Men kan niet ontkennen, dat de teekening voor Guinevere bvb naar Mrs. Morris buitengewoon boeiend en ongemeen rijk van kleur is.
Hoe populair Rossetti ook geworden is - hij verkocht zooveel schilderijen als hij wilde - hij heeft nooit den storm vergeten, die bij de eerste Pre-Rafaëlieten-tentoonstelling tegen hem opstak. Hijzelf exposeerde toen ‘Ecce Ancilla Domini’; en ook Holman Hunt en Millais waren van de partij. Rossetti's voorstelling van de Boodschap: de groote, rechte Engelenknaap in lang wit gewaad, Maria, verschrikt en deemoedig gehurkt op 't Oostersche bed, - dat ware wellicht reeds voldoende geweest om een aantal ‘kunstkenners’ in 't harnas te jagen. Maar daarenboven was de beteekenis van de letters P.R.B. ook bekend geraakt. Pre-Raphaelite! Dat was immers een rechtstreeksche aanval tegen den | |
[pagina 965]
| |
vorst van alle schilders uit verleden, heden en toekomst! Dickens was een van de velen, die de jonge mannen te lijf gingen met woord en schrift. Over de verzen van Rossetti zouden anderen later een vernietigend oordeel uitspreken. ‘The fleshly school of poetry’ noemde Thomas Maitland, alias Robert Buchanan, Gabriel en zijn volgelingen. En de zeer puriteinsche Tennyson zou van het fameuze sonnet ‘Nuptial Sleep’ getuigen: It 's the filthiest thing I ever read. Was dit vanwege Tennyson een wraak op Rossetti, die voor lange jaren den roem van den erkenden grootmeester overstraalde? Waarschijnlijk niet. De tijden waren zoo. 't Gevolg van deze aanvallen was, dat in den eersten volledigen druk van ‘The house of Life’ het sonnet in kwestie werd uitgeschakeld. Rossetti had van te voren echter een zeer aannemelijken uitleg geleverd, die zijn vijanden tenminste van zijn goed inzicht moest overtuigen. Zijn ‘Nuptial Sleep’ was enkel één strofe ‘belichamend, voor haar gering aandeel in 't geheel, een schoonheid van natuurlijken, universeelen aard, en die enkel verderfelijk is in de kunst als men er de aandacht op trekt (wat hier niet het geval is) met uitsluiting van de andere hoogere dingen, of which it is the harmonious concomitant.’ Het moest gelezen worden in verband met ‘Love Sweetness’ waarin de dichter alle lichaamsvreugde- en schoonheid als niets acht, indien de volledige harmonie tusschen de zielen ontbreekt. Dus blijft de rangorde der dingen tenminste in theorie bewaard; Rossetti preekt zeker geen overheersching van 't zinnelijke, maar ten slotte verstaan we de onrust van zijn tijdgenooten wel, al kunnen we hun uitvallen niet billijken. Het temperament van een dichter straalt dóór ondanks hemzelf, en zoo spijts alle idealen, ademt er toch een zekere zwoelheid uit ‘The House of Life’ zoowel als uit de schilderijen.
* * *
Men heeft natuurlijk naar invloeden bij Rossetti gespeurd. Keats en Browning werden vernoemd. Het kunstmatig streven naar gewrongen en persoonlijke zegging blijkt in sommige vroege gedichten een erfenis van Browning. Keats bleef een van Rossetti's ‘meesters’. Maar hoe verschillend waren ze beide in den grond. Keats, die zóó diep doordrong in de wereld van louter zinnenschoon, dat hij den kern genaakte, waar schoonheid met waarheid en goedheid samenkomt, - had hij langer geleefd, wie weet wat zou hij bereikt hebben! Voor Rossetti | |
[pagina 966]
| |
was de natuur enkel een dekoratief element in den opbouw van zijn schoonheidstempel - de vrouwelijke schoonheid als symbool van 't ideaal, als 't ideaal zelf misschien, dat was voor hem hoofdzaak. Dante heeft hij als zijn leidsman gekozen. Niet de hemel-en-aarde-omvademende dichter, maar de minnezanger van de ‘Vita Nova’. Minder beheerscht in 't zinnelijke, minder echt en eenvoudig in 't geestelijke dan zijn groote naamgenoot, wou hij als deze de synthese van aardsche en hemelsche liefde bezingen. Na het eerste deel van ‘The House of Life’ echter heeft hij de wijdsche horizonten van Dante niet zien opengaan: hel en vagevuur zegden hem weinig of niets, hij wou rechtstreeks naar een hemel stijgen, die in zijn opvatting eerder een aardsch paradijs was. - Al 't geen hij na zijn eerste, lyrische periode schreef, zijn brokstukken, didaktische brokstukken meestal, soms bezonken psychologische ervaring. Als we zijn schoonste verzen bijeennemen, dan wandelen we door een besloten tuin, waar in een zoetrokige, zilveren schemering, droomen rondwandelen. Omdat hij Italiaan was en discipel van Dante, zijn die droomen geen vage schimmen, maar levende, welomlijnde gestalten. Doch de Engelsche romantiek heeft den weekelijken achtergrond geschapen van de vroege balladen, en uit gemengde latijnsche en germaansche invloeden is dat zoete, meeslepende rhythme ontstaan, die smijdige, wonderlijke taal, die in de schoone verzen behoort en in de zwakkere ergert. In zijn jonge jaren had Rossetti zich aan 't Nevelingenlied, Hartman von Aue en Wolfram von Eschenbach gelaafd, ook aan de Arthursage. Dan vertaalde hij de Vita Nova en een keus uit de Italiaansche minneliederen ‘from Ciullo d'Alcamo to Dante Alighieri’. In dit werkje, later herdoopt in ‘Dante and his Circle’ evenaart hij bijna de origineelen, zoo zegt men, en zijn vertaling van één paar oud-Fransche gedichten doet geen oogenblik aan dwang denken. Als proef van de speelsche verfijning in ouderwetsche vormgeving, waartoe hij geraakt was: ‘Beauty: a combination from Sappho’. Like the sweet apple which reddens upon the topmost bough,
A-top on the topmost twig, - which the pluckers forgot somehow, -
Forgot it not, nay, but got it not, for none could get it till now.
Pseudo-archaic noemt Shanks 's dichters taal en inderdaad Rossetti gebruikt geen oud Engelsch, maar een voor eigen gebruik door hem ge- | |
[pagina 967]
| |
vonden zegging. Poëtische taal! Foei! zeggen wij, maar we kunnen toch niet anders dan zeer schoon vinden wat Guido Gezelle in eigengesmeede taal soms schreef, en eens dat Rossetti's Engelsch nog wat buigzamer geworden is in 't gebruik, wordt het overgenomen door Swinburne, die Orpheus die de weerspannigste taalbarbaren lokt met zijn zoet geluid... Speelschheid in verzen was Gabriëls specialiteit niet. Zijn leven was een afwisseling van spanning en uitbarstingen allerhande. En in zijn poëzie krijgen we daarvan den weerslag. In zijn jeugd was het meestal zuivere lyriek, later poogde hij zijn gevoel tot bezonkenheid neer te dwingen. Hoe groot de invloed van de jeugdverzen was, blijkt uit een uiting van een vijandig kritikus: ‘The art of writing in English received the numbing blow of a sandbag when R. wrote, at the age of eighteen The blessed Damozel.’ Met zulke boks-intenties werd dit pure lied van teerheid in alle geval niet geschreven! ‘The blessed Damozel leaned out
From the gold bar of Heaven;
Her eyes were deeper than the depth
Of waters stilled at even;
She had three lilies in her hand,
And the stars in her hair were seven.
Wie kent niet dat vizioen van een verre, stille wereld ‘met langzame, nooit heelemaal duidelijke gebaren’? Uiterlijk serene gracie, waaronder een zee van heimwee bruist. Zeer terecht merkt Shanks hierbij op, dat de ‘zalige jonkvrouw’ R's ideaal van vrouwelijkheid belichaamt. In haar zag hij de teedere overgave, ‘de volmaakte tegemoetkoming aan zijn eigen nooden.’ Hij was een van hen, voor wie het ‘niet goed is, alleen te zijn’; subtiel en verheven zou hij de vereeniging van twee verwante zielen als knaap beter dan als man weten uit te drukken in dat mooie vers: Are not two prayers a perfect strength?
Typisch voor hem en voor zijn opvatting van liefde is het motief van smachten, de bedwongen verzuchting, die doorheen het heele gedicht loopt, terwijl dit toch in de stad van licht en geluk zou spelen: | |
[pagina 968]
| |
All this is when he comes
zegt de jonkvrouw, en beter dan in het nadrukkelijke ‘I heard her tears’ voelen wij daar, dat haar hemel zonder den geliefde geen hemel is. Hier het heimwee. In ‘Mary's girlhood’ is het de schuwheid voor onbekende, grootsche dingen: ‘This is that blessed Mary, pre-elect
God's Virgin. Gone is a great while, and she
Dwelt young in Nazareth of Galilee.
Unto God's will she brought devout respect,
Profound simplicity of intellect,
And supreme patience. From her mother's knee
Faithful and hopeful; wise in charity;
Strong in grave peace; in pity circumspect.
So held she through her girlhood; as it were
An angel-watered lily, that near God
Grows and is quiet. Till, one dawn at home,
She woke in her white bed, and had no fear
At all, - yet wept till sunshine, and felt awed:
Because the fulness of the time was come.
Dezelfde gedempte toon, hetzelfde koele licht als in Rilke's ‘Marienleben’, alleen is die bedrieglijk-passielooze toon natuur bij Rilke - Rossetti kost het een inspanning, het is een uiting van eerbied tegenover haar, in wie hij eerder het voorbeeld van vrouwelijkheid, de mystieke roos, dan de Moeder Gods begroet. In Rossetti's balladen komt gewoonlijk een leidmotief voor, dat als refrein in elke strofe meeklinkt, soms huiveringwekkend suggestief. Zoo in 't lied van ‘Sister Helen’, die den ontrouwen minnaar door tooverij in den dood en 't eeuwig vuur zendt, waar ze hem weldra volgen zal: ‘Why did you melt your waxen man, Sister Helen?
To-day is the third since you began.’
‘The time was long, yet the time ran, Little brother’
(O Mother, Mary Mother
Three days to-day, between Hell and Heaven!)
| |
[pagina 969]
| |
‘But if you have done your work aright Sister Helen,
You'll let me play, for you said I might.’
‘Be very still in your play to-night Little brother.’
(O Mother, Mary Mother,
Third night, to night, between Hell and Heaven!)
Onze eerlijkheid protesteert wel een beetje tegen deze kunstmatige manier van stemming-scheppen, maar niemand kan ontkennen, dat de stemming er is. ‘Helen of Troy’ - ‘Eden Bower’ zijn in denzelfden fascineerenden trant. In ‘The last Confession’ spreekt het Italiaansche bloed. Verhaal van liefde en moord en wanhoop, nog sterk onder Browning's invloed. In ‘Dante at Verona’ klinkt dan een strengen toon. Dit vers is Gabriel en Dante waardig, al waart de schim van Browning er nog in rond. Weer gaan we hierbij bedenken, dat Engeland voor zijn gastvrijheid tegenover de Rossetti's al voldoende beloond zou zijn, hadden deze enkel de kalme Britten door hun enthousiasme tot den geliefden Florentijnschen meester bekeerd. En kan daartegen opwegen ‘the numbing blow of a sandbag received by the art of writing in English?’ Onzin, alleen op epigoontjes oefent een meester een fatalen invloed uit. Gabriëls latere en langere balladen zijn slechts fragmentarisch schoon ‘Rose Mary’ is gewild-fantastisch; van ‘The white Ship’ en ‘The king's tragedy’ kan de knapheid geloofd, te nuchter echter worden vele passages. Eerlijk gezegd, voor de ballade, die enkel bij de dramatische hoogtepunten mag stilstaan en over de rest vlug moet heenglijden, mist Gabriël de ‘gave’. Hij kan geweldig beknopt zijn, in weinig woorden veel zeggen, maar iets weglaten of het enkel suggereeren, dat moeilijk! En wat nu over de schoonheid van ‘The House of Life’, den cyclus van 102 sonnetten? Een zwelgpartij in zelfbeheersching! Een hoeveelheid, die een mensch van onzen tijd wantrouwig stemt tegenover de hoedanigheid. Nu, te licht zullen ze niet bevonden worden... Integendeel. Rossetti dwingt ons door zijn titel aan ‘Het nieuwe leven’ te denken. En zoo treft ons dadelijk zijn gemis aan eenvoud. Bij Dante, zoowel als bij Rossetti, is conventie en fiktie genoeg. - Maar in die tijden geloofde de heele dichterwereld in de figuurlijke wendingen van ‘den zoeten nieuwen stijl’ Heel Westelijk Europa sprak zoo. In de XIXe eeuw echter niet meer. En daardoor zijn we kregelig als we ‘de Liefde’ als een jongeling met lange krullen zien optreden bij Rossetti, en ‘de Vereering’ | |
[pagina 970]
| |
als een gevleugelde gestalte. Enkel waar hèt gevoel hoog opbruist, wordt die hinder weggevaagd. Zoodat men niemand van ‘bravade’ moet verdenken als hij de verzen die zéér slecht werden genoemd, tus schen de beste, want dichterlijk-eerlijkste rekent. In deze hartstochtelijke sonnetten wordt men het volle meesterschap van Rossetti over den strengen vorm gewaar. Hij weet als geen ander dat schijnbaar eentonig rhythme naar zijn fantazie te dwingen. Door het eerste deel van 't boek gaat de lijn: verwachting, vervulling, verlies en hoop - het tweede zou ‘Change and Fate’ moeten spiegelen. Maar hier is geen eenheid; het zijn brokstukken van een levensfilosofie, steenen voor ‘The House of Life’ maar niet gevoegd tot nobele gewelven. Een paar stemmingbeelden vol bekoring, verder meditaties, en zuiverdidaktische verzen. We schrijven er een over dat best als manifest voor een ‘Pelgrim’ vereeniging zou kunnen dienen, - misschien echter zouden de Pelgrims liever van ‘a new day’ dan van ‘twilight’ spreken. Give honour unto Luke Evangelist;
For he it was (the aged legends say)
Who first taught art to fold her hands and pray.
Scarcely at once she dared to rend the mist
Of devious symbols - but soon having wist
How sky-breadth and field-silence and this day
Are symbols also in some deeper way,
She looked through these to God and was God's priest
And if, past noon, her toil began to irk,
And she sought talismans, and turned in vain
To soulless self-reflections of man's skill, -
Yet now, in this the twilight, she might still
Kneel in the latter grass to pray again,
Ere the night cometh and she may not work.
Ook het veel-geciteerde ‘Retro me, Sathana!’ is meer dan merkwaardig. Een geweldig beeld: ...............Even as, heavy-curled,
Stooping against the wind, a charioteer
Is snatched from out his chariot by the hair,
| |
[pagina 971]
| |
So shall Time be; and as the void car, hurled
Abroad by rainless steeds, even so the world...’
In de schiîderijen is, trots hun oorspronkelijkheid, steeds iets dat aan dekadentie, gemis aan gezonde kracht doet denken. Hoeveel mannelijker, zekerder, voller van toon zijn dan de gedichten! Kracht in grootschen zwier, kracht in fijnheid, Rossetti bezit de beide. Om dit laatste te staven, een juweeltje van helderen vorm, een van de zeldzame uit later tijd: I have been here before,
But when or how I cannot tell:
I know the grass beyond the door,
The sweet keen smell,
The sighing sound, the light around the shore.
You have been mine before, -
How long ago I may not know:
But just when at that swallow's soar
Your neck turned so,
Some veil did fall, - I knew it all of yore.
Zelfs wie niet van stemmingbeelden houdt, moet de teerheid, de gedragenheid van dit gedicht erkennen. Het toont wat Rossetti kon zijn, wat hij echter slechts gedeeltelijk geweest is: een groot dichter. Zijn werk zooals het nu is vergt bereidwilligheid om in ‘'s dichters land’ te gaan; maar wie dat kan verneemt uit zijn verzen af en toe den gaven, gouden klank der schoonheid. En ook voor de schilderijen kunnen zijn bewonderaars met recht welwillende aandacht opeischen. Hij was een baanbreker; al moest hij zelf de ondermijnende macht van zijn zwoelzinnelijk wezen ondervinden, - toch heeft hij met zijn gezellen, de Engelsche kunst uit de vlakte van zelfvoldane kleinburgerlijkheid den weg naar de hoogten gewezen, waar ze weer zou leeren bidden, gelijk Sint Lukas het haar bevolen had. |
|