| |
| |
| |
Boekbespreking.
Francisca Van Leer: Harte. Uitg. Standaard Boekhandel.
Wat is er boeiender dan een bekeeringsproces? Dit wonderwerk van de genade Gods. Doch aangrijpender is het als een bekeerde over een bekeerde schrijft. Dit is 't geval met ‘Harte’. De gloeiende ziel die Francisca is verhaalt van een harer geloofsgenooten, een Hollandschen Jood, die tot het Katholicisme kwam door de enkele werking der genade, trouw beantwoord door eene zoekende ziel. De bedoeling der schrijfster is geweest aan een grooteren kring van lezers, vooral van Katholieken, te toonen, hoeveel er buiten de Kerk geworsteld en geleden en getwijfeld wordt!
Moge die kring van lezers ruim en talrijk zijn!
M.E.B.
| |
Dr. S. Lindekens: Verzen van Toen en Thans, met een inleiding van Prof. Dr. C. Godelaine. Te verkrijgen bij De Standaard.
Ik zou een inleiding moeten schrijven over het gevaar van inleidingen, want na 't lezen van Godelaine's verwarde schoolmeesterachtige banaliteit en grootspraak, zijn er maar twee mogelijkheden: ge gooit het boek van den schrijver die zich op deze manier bij het publiek liet inleiden, in den hoek, of ge leest verder en dan wordt het een pijnlijke teleurstelling. Te beweren dat Dr. Lindekens van zijn eerste natuur-impressies ‘in den trant van de Kloos-Tachtigers’ gestegen is ‘langs de sociaal-getinte modellen der moderne scheurmakers à la Van Eeden, via de innig christelijke kunst van Constant Eeckels, naar de naoorlogsche Vlaamsche gemeenschapskunst’ en ‘als voorbeschikt was om te worden een gemeenschapsdichter van het zuiverste allooi’, is larie en pedante onzin over leuzen en schoonheid.
Dr. Lindekens verdient beter dan dat. Dr. Lindekens is een verdienstelijke vlaamsche werker, die zijn vrije uren met wat poëzie verrijkt en af en toe zich waagt aan een - laten we zeggen - dichterlijke proeve. De eerste gedichten reiken niet boven het gehalte uit van practische oefeningen; maar in de verzen uit de laatste jaren ontdekken we af en toe een enkel druppelken poëzie. Te zeldzaam, maar toch voldoende voor een genegen waardeering van deze dichterlijkheid verpoozingen. Indien Dr. Lindekens later nog een bundeltje wil in druk geven, laat hij het dan doen in allen eenvoud, zooals zijn gemoed en zijn werk is, zonder het boerenbedrog van een onverantwoorde inleiding.
DR. L. DE SMEDT.
| |
Jozef Simons: In Spanje. Uitg. De Vlaamsche Drukkerij, Leuven. Pr. 15 fr.
Jozef Simons zet hiermee een tweede dozijn boeken in; over vier jaar vangt hij ongetwijfeld zijn derde aan. Waarom niet? Dat maakt slechts drie boeken per jaar; en Jozef Simons is bekwaam er ieder maand een neer te pennen. Jozef Simons is veertien dagen in Spanje geweest; en het zal hem zeker niet meer dan een paar weken hebben gevergd om zijn losse reisnotities te verwerken tot wat goedlachsche journalistiek. Behalve misschien de beschrijving van het Stierengevecht, die in dit tijdschrift is verschenen. Dit is wellicht het beste dat Simons ooit geschreven heeft; hier heeft hij zich geconcentreerd; hier heeft hij gevoeld dat hij er zich niet van afmaken kan met wat grappige boertigheid of ondiepe geestigheid. Deze bladzijden zouden met eere een plaats innemen in de bloemlezing van P. Bauwens of van PP. Festraets en Piessens. Maar dat moment is te vluchtig geweest. De rest gaat niet hooger dan de al te bescheiden eischen van de vlaamsche massa. Jozef Simons heeft ons nog niet het boek gegeven dat hij schrijven kan en dat hij schrijven moet. Als schrijver heeft hij den plicht het hoogste te geven dat in hem is en als Vlaming moet hij bedenken dat het beste niet te goed is voor ons Vlaamsche Volk.
Dr. L.D.S.
| |
| |
| |
Chan Paul Halflants: Etude de Critique litteraire. Troisième Série. Edit. De Lannoy. Pr. 12.50 fr.
Eigenlijk een bundel losse boekbesprekingen. Geen ingaande kritiek; veel meer een korte ontleding en karakteriseering van elk werk; wat journalistiek die niet gebundeld behoefde te worden.
C.
| |
W. Van Neylen en A. Van den Dries: Beknopte geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Uitg. J. Taymans, Lier. Pr. 25. - fr. 6e Uitgave.
Met een prijzenswaardigen ernst hebben de samenstellers nog eens hun handboek herzien en bijgewerkt. Vooral het tijdvak der modernen. Wel zijn er nog een aantal onnauwkeurigheden overgebleven: aldus is het verkeerd, C. Eeckels, A. Van Cauwelaert en Hilarion Thans te rangschikken onder de vele dichters die van Gezelle afleerden den frisschen eenvoud en zoetgevooisde zangerigheid; - F. Van Hecke bleef onvermeld en Joz. Muls kreeg onverdiend een plaats onder de ‘realisten’; - C. Verschaeve wordt geprezen als een ‘meester in de zeggingskracht’ terwijl toch ieder doorheen de luide rethoriek van Verschaeve de machteloosheid merken moest van dezen priesterdichter om zijn gevoelens en zijn denken gaaf te verwoorden. Tevens zouden we de samenstellers willen raden vooral het hoofdstuk over ‘De jongste richting’ te herzien, waar bv. Stefan George wordt aangegeven als een voorlooper van het expressionisme, en het ontstaan dezer beweging onnauwkeurig wordt gekarakteriseerd.
Maar wat doet de eerlijke eenvoud van deze twee vlaamsche priesters weldadig aan naast de aanstellerige schoolmeesterij van Dr. Moller's geschiedenis der Ned. letteren.
| |
Panaït Istrati: Nerrantsoula. Vertaling van A.M. De Jong. - Amsterdam: Uitgeversmaatschappij Kosmos. Pr. 2,75 gl.
Istrati: een natuurkracht die haar eigen wezen en doel niet kent, maar voortgedreven wordt, onstuimig en onbedwongen, naar heil of ondergang. Er is geen macht, onder of boven hem, wier bestaan of wet hij weet en herkent. Er is alleen het hart, de dwang, de doem om zijn leven uit te leven, uit te storten; er is alleen het lot, het noodlot dat uw leven stuwt. De wereld is een donkere bebroeiing van hartstochten, driften, en ellende. Alles is ten slotte droesem en bitterheid. Zelfs de liefde is niet anders dan zichzelf verkeerende wellust. Toch, er is één kracht, één zegen in het leven: dat is de vriendschap, de mannelijke vriendschap die, gevend, zichzelf en anderen verrijkt.
Zooals de Roemeensche zwerver, het leven heeft uitgeleefd, zoo heeft hij het uitgeschreven, onweerhouden en onbeschaamd. Tusschen al het ergerlijk gepsychologeer en 't eeuwig gezeur van de fransche driehoek-literatuur is opeens het werk van Istrati verschenen: rauw, driftig en blind. Tusschen heel die artificieele, verliteratuurde boekenschrijverij, plots een felle natuurkracht, onhandig soms, maar vaker dwingend en aangrijpend.
Nerrantsoula - een lied van noodlot en liefde - is wellicht het gaafste werk van Istrati; het is zeker het innigste.
Maar ik herhaal het: het is de zang van het dierlijke hart dat noch boven- noch ondernatuur aanvaardt.
A.V.C.
| |
C. Gezelle: Uit 't land en 't leven van Guido Gezelle. - Van Munster's Uitgeversmaatschappij, Amsterdam.
Guido Gezelle staat in onze herinnering of verbeelding met den luister van een legendarischen held of een heilige. Het minste verhaal over zijn doen en denken en dichten krijgt de verhouding en de bekoring van een verheerlijking. Zoolang Caesar Gezelle vertellen zal over zijn grooten Oom, zullen we luisteren met de ongeduldige blijdschap van kinderen. Gezelle te Brugge, te Kortrijk en te Roeselare; Gezelle in huis en voor zijn studenten; Gezelle en Tinel; Gezelle en de boomen; Gezelle geridderd en op conferentie; Gezelle's... laatste levensdagen. Wanneer ge dit laatste verhaal hoort, knelt de ontroering een oogenblik uw keel dicht.
Eén bezwaar wou ik aanstippen tegen dit boek van C. Gezelle's: daar uit zich hier en daar een misnoegen en geprikkelheid die niet sympathiek aandoen en een neiging om motieven die zekere personen hebben geleid te misduiden, terwijl ze milder en begrijpender hadden moeten verklaard worden. Aldus vooral in het hoofdstuk over Gezelle's laatste dagen.
Dr. L.D.S.
| |
| |
| |
Henriette Mooy: Maalstroom (Nieuwe Romans) 1e deel. Van de Ankers.
Een dagboek! Met meermaals het onaangename gevoel van gemis aan samenhang.
Het verhaal leidt door de bezigheidjes van een juffer-leventje. De individueele liefhebberijtjes konden mijn belangstelling niet trekken.
Al roept haar ziel: ‘Heere God, geef rust hierbinnen...’ of ‘Machtige God, geef me verstand als 't u belieft...’ het blijven rimpeletjes zonder diepte.
Stijl zit er hier en daar wel in.
J.R.
| |
Victor Hugo: OEuvres choisies illustrées. Poésie, 1 vol. Prose, 1 vol. - Bibliothèque Larousse, Paris.
In 't enorm werk van Victor Hugo, is er reeds veel dat we niet meer smaken kunnen omdat het al te romantisch is, of te opgeblazen. Maar dat neemt niet weg dat Victor Hugo een der grootste dichters van Frankrijk is, en dat hij ons menig meesterwerk geschonken heeft, waarop de tijd geen schaduw zal werpen. Daarom is deze uitstekende keus ons welkom. Het deel ‘Poésie’ bevat al de schoonste gedichten, die we anders in de verschillende bundels door den dichter gedurende zijn lang leven uitgegeven, zouden moeten gaan zoeken... van de wonderschoone ‘Tristesse d'Olympio’ tot het smartelijke ‘A Villequier’; van ‘Napoléon II’ tot ‘L'Expiation’, van ‘La Conscience’ en ‘Booz endormi’ tot ‘Soleils couchants’, en menig ander vol weidsche pracht van klank en kleur. Misschien wordt er in deze keus al te veel opgenomen uit de ‘Légende des Siècles’, die stukken bevat van onovertroffen pracht, maar ook andere waarin de praal van 't vers de armoede der gedachte niet kan verbergen. Dit deel bevat insgelijks goed gekozen fragmenten uit zijne drama's.
Het Prozadeel bevat de schoonste bladzijden, de meest typische hoofdstukken uit Victor Hugo's romans, pamphletten, brieven, reisindrukken, herinneringen, drama's, enz. en misschien viel er hier nog meer achterwege te laten dan in de gedichten. Maar, och! nevens het bombastische, wat al prachtige bladzijden! Volstaat de beschrijving van den slag van Waterloo in ‘Les Misérables’ niet om Victor Hugo als groote prozaschrijver uit te roepen? Hoe jammer dan ook dat de gedachte zoo dikwijls hol klinkt! Wat er ook van zij, deze twee bundels, ieder van meer dan 550 blz. geven ons het beste van 's dichters werk. en zijn daarbij interessant geïllustreerd.
L.D.
| |
Joseph Douillet: Moscou sans voiles (Neuf ans de travail au pays des Soviets) Editions Spes. Paris 1928. - 12 frs. belges.
Dit boek is eene scherpe aanklacht tegen het Sovjetisch regiem. Schrijver, onze landgenoot, die vijf-en-dertig jaren in Rusland doorgebracht heeft, was beter geplaatst dan wie ook om de toestanden ginder te beoordeelen. Eerst consul van België te Rostov, werd hij na de omwenteling gevolmachtigde der Nansen-zending, en afgevaardigde van het ‘European Student Relief’. Zijn lang verblijf in Rusland had hem in betrekking gebracht met eene menigte menschen van alle slag; en de Russische taal kende hij grondig. Zijn boek doet geene aanspraak op letterkunde; alleen wat hij zelf gezien en ondervonden heeft teekent hij op, De onbedwingbare verontwaardiging van een eerlijk man, die jaren lang afgrijselijke toestanden heeft beleefd, spreekt uit elke bladzijde; van iemand ook die zelf geleden heeft, want lange maanden bracht hij door in de sovjetische gevangenissen. Velen reeds zijn in het ‘Rood Paradijs’ gaan enquêteeren, maar weinigen hebben den toestand gezien zooals hij waarlijk is; want ‘lorsque le gouvernement Soviétique invite les étrangers à visiter l'Union, il ne donne jamais l'autorisation de circuler librement sur l'ensemble du territoire. Il exerce vis-à-vis de ces visiteurs, une surveillance de tous les instants, tantôt déclarée, tantôt discrèt mais qui ne se relâche pas...’ Men laat hun slechts zien ‘ce qui doit être vu’... ‘une certaine Russie préparée et camouflée de longue main pour de pareilles visites...’ Al het overige ziet hij niet; 't is te zeggen het ellendig bestaan van het proletariaat en van den buitenmensch, het paria-leven van de burgerij, de vervolging der Kerk, het spionneeren en verklikken die over heel het land een atmosfeer van schrik doen heerschen, het afgrijselijke der gevangenissen, en vooral het afschuwelijke, gewilde, systematisch verderven der kinderen in
de scholen, het algeheel achteruitgaan der zedelijkheid, alsook der beschaving onder het schrikbewind der Sovjets. En dat alles vinden wij uiteengezet en bewezen in dit allerinteressantst boek.
L.D.
| |
| |
| |
Pierre Lhande: Le Christ dans la Banlieue. Enquête sur la vie religieuse dans les milieux ouvriers de la banlieue de Paris. - Librairie Plon, Paris. - 15 frs.
Een wonderschoon boek, want het is een boek der liefde: het boek der liefde der Kerk voor de honderdduizenden schamele, verlaten, half wilde lieden die rond Parijs leven, van alles verstoken alsof ze in eene ongenaakbare woestijn woonden. Met den dag groeien ze in getal: voddenrapers, aardwerkers, vuilnismannen, vagebonden... ‘al degenen die doro de levensduurte uit de hoofdstad weggejaagd worden, die te arm zijn om een gebouwd huis te bewonen. Zoo goed en zoo kwaad als 't kan zullen ze een ongemakkelijk stuk grond huren, of smokkelsgewijze in beslag nemen, gelijk het in de zone der voddenrapers gebeurt. Daar zullen ze in de gauwte iets oprichten: een onbestendige schuilplaats, een hok, met de eerste de beste materialen... Op goed valle 't uit, zonder orde of plan, worden de schamele woningen op de vrije ruimte opgehoopt; enge gangen loopen zooals ze kunnen door dien doolhof. Men leeft daar in 't voorloopige, zonder water, zonder wegenis- of reinigheidsdienst, zonder licht, tusschen planken opeengepakt als haringen in hun vaatjes. Daarin slapen, lijden, sterven de menschen, daarin worden ze geboren... Geen geneesheeren, geen apothekers, geen markten, geen winkels... Op meer of min precaire wijze hebben zich aldus twee zones in de onmiddellijke omstreken der stad gevormd; de eene, dank aan het oogen-sluiten der overheid, tegen de wallen zelf; de andere, door de zorgeloosheid der openbare machten, wat verder af, op eene breedte van twee tot tien, ja vijftien kilometers...’
In die ‘banlieue parisienne’ is het werk van den priester gelijk aan dat van missionarissen tusschen wilde volkeren; en misschien is het erger. Want hier heeft de priester te doen met de meest subversieve elementen; met lieden die niet alleen buiten allen godsdienst opgegroeid zijn, niets van den godsdienst afweten, maar die van kindsbeen af, met de lucht rondom hen ook den haat voor den priester hebben ingeademd. En van moraliteit is er bij hen nog minder spraak; deze bestaat eenvoudigweg niet voor hen. Hoe zou het ook anders?
Sedert eenige jaren evenwel, gaan priesters het Evangelie aan die ongelukkigen aankondigen, en deelen hun hard bestaan, leven verstoken van alle comfort, arm met de armen. Op die wijze gelukt het hun allengskens het vertrouwen te winnen en langzamerhand een kern van christene menschen tot stand te brengen. In korte jaren hebben zij door hun heldhaftig missiewerk wonderbare uitslagen verkregen. En hoe noodig hunne werking is, wordt ons des te klaarder bij het schelle licht der communistische opstootjes der laatste jaren.
Het boek van Pater Lhande zou moeten gelezen worden door al degenen die aan godsdienstig of aan sociaal apostolaat doen.
L.D.
| |
Paul Landormy: La vie de Schubert (Coll. Vies des hommes illustres No. 19) N.R.F. Librairie Gallimard, Paris. - 12 frs.
Het is een leven zonder vele gebeurtenissen, en toch vol smart en lijden in zijne kortstondigheid: een leven van armoede en gedurigen strijd. Schubert was een genie, en buitengewoon vroegrijp. Zijn heerlijk lied ‘Gretchen am Spinnrade’ componeerde hij toen hij 17 jaar oud was; en zijn ‘Erlkônig’, dat onsterfelijk meesterwerk, gaf hij twee jaren later. Gedurende de korte jaren die hij nog te leven had, volgde een meesterwerk het andere op. Wat al heerlijke gewrochten had hij ons niet geschonken, had de dood hem niet op dertigjarigen leeftijd verrast en als weggeschaakt? Schubert is zonder twijfel een der prachtigste, muzikale genies. Beethoven, die er verstand van had zegde dat er waarachtig eene goddelijke vonk in dien Schubert stak.’
Schrijver vergelijkt deze twee, Beethoven en Schubert, en zijne sympathie gaat voorzeker naar Schubert. Zijne gedachten zal men wel niet altijd zonder meer aanvaarden, maar hij weet ze op interassante wijze uiteen te zetten en te verdedigen, en Schubert kent hij door en door. Heel goed en fijn weet hij die kunstenaarsziel, zoo vol blijheid en tevens zoo vol melancholie, en dat werk, zoo beperkt en toch zoo groot, te ontleden en te caracteriseeren.
L.D.
| |
Jean Balde: Reine d'Arbieux. Grand prix du Roman (Académie Française 1928). Librairie Plon, Paris. - 12 fr.
Reine d'Arbieux heel jong verweesd, wordt opgevoed door eene tante, bij wie ze alle noodige zorgen voor lichaam en geest vindt, alleen niet de warme genegenheid des
| |
| |
harten welke ze broodnoodig heeft. Als jong meisje wordt ze verliefd op Régis Lavazan, en voelt dat hij haar ook bemint. Maar Régis is arm, en vertrekt naar den Sénégal om daar zijne fortuin te beproeven, zonder haar zijne liefde te durven bekennen. Reine wacht, doch hoort niets meer van hem, weet niet eens met zekerheid of ze zich over zijne gevoelens niet heeft bedrogen; zoodat ze na enkele maanden in 't huwelijk treedt meteen rijken nijveraar, Germain Sourbets. Liefde kan ze hem niet geven, hare plicht zal ze echter doen. Maar Germain en Reine staan al te ver van elkander; zij is fijn, gecultiveerd, droomerig gezind; hij, heftig en heerschzuchtig, ruw van voorkomen. 't Scheelt niet veel of ze scheiden. Stilaan evenwel komt de oneenigheid tot rust, en de geboorte van een kind komt de verzoening versterken. Het droevig verleden maakt plaats voor een diepe, ernstige echtelijke liefde.
Er is veel goeds in dien roman: fijn bestudeerde karakters, boeiende tafereelen, dramatische toestanden. Jean Balde is eene vrouw, en eene talentvolle vrouw, daarvan getuigden reeds hare vroegere romans ‘La Vigne et la Maison’, ‘La Solitaire’, ‘Le Goéland’. Ze heeft iets te zeggen, ze heeft eene persoonlijkheid. Waarom dan hare toevlucht genomen, om tot eene ontknooping der moeilijke toestanden te komen, tot het banale, overbekende, door en door versleten overspel? 'k Weet wel dat Reine volkomen onschuldig en rein blijft, dat ze juist op tijd den afgrond ontwaart en vlucht. Maar waarom zelfs die schijn? Er ware zoowel middel geweest op eene andere wijze tot hetzelfde einde te komen!
Dat neemt niet af dat het boek waardig is gelezen te worden.
L.D.
| |
Charles Silvestre: Le Vent du Gouffre (Le Roseau d'Or). - Librairie Plon, Paris.
Gilbert de la Barthe heeft den heelen oorlog meegemaakt. Daarna is hij met zijne jonge vrouw naar zijn landgoed in Limousin teruggekeerd. Maar het leven van ‘gentleman farmer’ lijkt hem nu ongewoon saai. Die eenvoudige, eentonige, alledaagsche bezigheden kunnen zijn hart niet meer voldoen. Nergens kan hij nog vasten voet krijgen, en onbewust haakt hij naar iets anders. Langzamerhand laat hij zich door onwaardige vrienden tot de ergste uitspattingen meesleepen. Een bedorveling is hij echter niet, veeleer een lompe, naieve zwakkeling. Over hem komt de verzoeking als eene demonische bezetenheid. Maar nevens hem waakt zijne vrouw, Monigue, die dag en nacht voor hem bidt. Tusschen de booze machten en haar wordt het een hachelijk tweegevecht, dat Gilbert bijna zijn leven kost, maar waaruit hij eindelijk oprijst gereinigd, en van den booze verlost.
Een machtige schrijver is Charles Silvestre niet, en dat wordt men gewaar in dit behandelen van een onderwerp dat eene krachtige pen vereischt. Hij heeft veeleer een fijn talent en een warm gemoed. Daarom verkies ik zijne landelijke romans ‘Aimée Villard’ of ‘Coeurs Paysans’ boven zijn laatsten, die me wel wat opgeschroefd lijkt. Toch zijn er schoone bladzijden in, merkwaardige deelen, en 't is alleszins een interessant werk.
L.D.
| |
Al. Janssens: De Heilige Maagd en Moeder Gods Maria II Theotocos N.V. Standaard Boekhandel, Brussel 1928.
Vreugde voor een rechtgeloovigen Vlaming, dit boek te lezen! De groote eertitel van Haar, dien alle katholieken als Moeder eeren en die voor den Vlaming is, niet alleen Onze Vrouw, maar Onze Lieve Vrouw, wordt hier met diepe geleerdheid en eerbied verdedigd en uitgeroepen: Maria is waarlijk de Moeder Gods; de levende Persoon, uit haar geboren is de Zoon Gods, die in haar de menschelijke natuur nam. Oud en Nieuw Testament leeren het, de kerkelijke overlevering zegt het voort, tegen alle secten, 't zij ze Jezus' godheid loochenden, met Aruis; 't zij ze Jezus' menschheid verduisterden, met Apollinaris; 't zij ze in Hem twee personen wilden zien, met Nestorius. Wat het concilie van Ephese heeft verklaard: Maria is de Theotocos, de ware Moeder van een waren Godmensch, blijft vastgebonden als veropenbaarde waarheid.
Dat niet alleen onze priesters, maar ook gestudeerde leeken zulke boeken nu eens wilskrachtig lazen, wat een winst voor hen zelf en voor hun volk! Want zij zouden het bewust worden, met wat nauwgezette wijsheid de theologie te werk gaat in het behandelen van de geloofspunten, en wat geleerdheid er noodig is om den grond dier zaken te bereiken. En dat geschiedt hier in goed en verstaanbaar Vlaamsch! Het is een troost, en een hoop versterkend verschijnsel, die geleerde Vlaamsche boeken over godsdienstige onderwerpen. Elk zal dit boek hier lezen naar zijn vermogen, de priesters, met onontbeerlijk vermogen, blijvende
| |
| |
kennis van latijn en grieksch, zullen dieper in de teksten gaan, de anderen kunnen de vertaling vertrouwen en de leering der Kerk, die ze zoo goed uiteengezet vinden, met grooter hulde van geest en hart bejegenen.
Al. Walgrave Jr.
| |
De Vereenvoudigde Spelling tegen de jongste aanvallen verdedigd door Dr. Gerlach Royen. O.F.M. Uitg. H. Gianotten Tilburg 1928.
De Maasbode-artiekelen die Pater Dr. Gerlach Royen schreef, ter verdediging van de V.S., verschenen nu bij Gianotten, vermeerderd met een negende artiekel plus 'n naschrift. Er worden rake waarheden in gezegd; we kunnen vôôr- en (vooral) tegenstanders der V.S. aanraden dit boekje aan te schaffen; de eersten kan 't dienen bij verdedigingen die ze zelf moeten houden - de anderen kunnen er allicht iets uit leren, en komen er misschien door tot vermindering of opheffing van hun tegenstand.
We willen vooral nog even wijzen op het stukje over Noord- en Zuidnederlandse schrijfwijze.
Gianotten verzorgde het boekje goed.
L.K.
| |
Joseph Wilbois: L'homme qui ressuscita d'entre les vivants. - Editions Spes. Paris.- 12 frs.
Het heele boek is een biecht, vol wrange smart, hartstochtelijk zelfaanklagen. Hij die ze uitspreekt, geboren in een katholiek midden, heeft zijn geloof - dat slechts in uitwendige gebaren bestond, deel uitmakend zijner wereldsche opvoeding - weldra verloren. Wetenschappelijke studies brengen er hem toe, niet alleen de Kerk te verlaten, maar zelfs haar onverzoenbare tegenstander te worden. Zijne godvruchtige vrouw tracht te vergeefs hun eenig kind aan zijn invloed te onttrekken: onder hun beider tegenstrijdige lessen en levensopvatting wordt de knaap met den dag skeptischer, onbuigzamer, oneerbiediger, bandelozer. En terwijl haar man zich willoos laat meesleepen door de ergste driften, staat zij insgelijks, door wilde smart gedreven, tegen God op. Zoo gaan de jaren voorbij, en in dat huishouden, gelukkig in schijn, heerscht niets dan wrok, bitter lijden, oneenigheid. Doch wroeging doet haar werk bij den man; allengskens ziet hij zijne zware verantwoordelijkheid in: de puinen rond hem zijn zijn werk. Hij tracht zijn zoon te redden, met zelf naar het geloof terug te keeren; maar zijne bekeering komt slechts uit zijn verstand, niet uit zijn hart: Zijne pogingen om aldus het kwaad dat hij aan de zijnen gedaan heeft te vergoeden, blijven vruchteloos, want zijne driften kan hij niet beteugelen, zichzelf kan hij niet vergeten. Slechts wanneer de lijdensmaat vol is - door den zelfmoord van zijn zoon, den waanzin zijner vrouw - vindt hij eindelijk in scherpe wroeging en algeheel overgeven van zichzelf aan Godswil, het reddend geloof terug.
Een vreemd boek, vol onstuimigen hartstocht. Geen meesterwerk; daarvoor is het te lang, te log, te zeer overspannen, te weinig eenvoudig of sober. Toch zijn er treffende bladzijden in, en een accent van oprecht gevoel. Het is eene biecht die misschien niet heel en al uitgevonden is... Een boek voor volwassenen.
L.D.
| |
Adrien de Meeus: Histoire de Belgique. - Editions Plon, Paris 1928. - 320 p.
Weinige boeken werden zoo warm door de reklaam aanbevolen en door de kritiek zoo hevig bestreden als het werk van den Heer de Meeus. H.H. de Ridder, Ch. Terlinden, Van Kalken en Laurent hebben, in verschillige tijdschriften, zijne strekking gelaakt, zijne onbewezen bevestigingen betwist, en ieder, voor het tijdvak waarin hij zich heeft gespecialiseerd, heeft bepaalde feiten aangehaald van geschiedkundige dwalingen. Doch allen waren het eens op één punt: het gemis aan vaderlandsgevoel, aan vaderlandsche fierheid, dat het heele boek doorademt. En, voor den gewone lezer, wien de onjuistheden op streng geschiedkundig gebied minder zullen opvallen, zal ook dat de algemeene indruk zijn: een boek, door een Belg geschreven, en dat toch schijnt het werk te zijn van een vreemdeling, die de geschiedenis van ons land uit buitenlandsch oogpunt - hoofdzakelijk uit Fransch oogpunt - schijnt te beschouwen en te ontleden; die vooral schijnt te betreuren dat België, zijn zelfstandig karakter heeft weten te handhaven, en trots alle pogingen van zijn Zuidergebuur, nooit bij Frankrijk werd ingelijfd. Ver van mij te willen beweren dat dit wel degelijk de meening van den Heer de Meeus is; ik spreek alleen van den indruk die elkeen bij ons - 't zij Vlaming,
| |
| |
't zij Waal - uit zijn boek zal halen. Geen wonder dus, dat hier alle geschiedkundige verontwaardigd de stem verheven hebben, geraakt als ze werden in hun nationaal zelfbewustzijn, zoowel als in hun democratisch instinct.
Een geschiedkundig roman, vlot verteld, maar zonder echte wetenschappelijke waarde.
B.
| |
Claude Andet: De Ondergang eener Wereld. Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur te Amsterdam. Keurband 2,75 fl.
‘En dit gebeurde ongeveer twaalfduizend jaren geleden op de plek die men thans noemt: Les Eyzies de Tayac, op de oevers van de Vérère, enkele mijlen verwijderd van het punt waarin deze rivier zich stort in de Dordogne.’ Dus een roman uit het rendiertijdperk’ ‘een proeve van historische reconstructie volgens de preciese aanduidingen van de wetenschap. De schrijver wilde ons vooral een kijk geven op het zieleleven van den voorhistorischen mensch. Denken wij even aan de gemakkelijker aan te voelen mentaliteit der onbeschaafde volken waarover de missionarissen ons inlichten, een mentaliteit die alvast niet primitiever zal zijn dan die van de menschen uit het steentijdperk, dan worden we ons bewust van wat in dit werk ons onbevredigd laat. Claude Anet is een twintigst-eeuwer namelijk die twintigsteeuwsch schrijft over den mensch uit het rendiertijdperk. Nô, Timaki en al de andere personagiën zijn geen primitieven. Het zijn geborneerde menschen zooals er nu nog rondloopen. Als roman, als verhaal, is het boek niet gevuld, niet volledig en te lang. En de stijl kan mooi en fijn zijn, maar grootsch en sober en primitief zooals het onderwerp is hij niet. Een interessant maar zwak boek.
D.W.
| |
Lewis Spence, Mythen en Legenden der Noord-Amerikaansche Indianen uit het Engelsch vertaald en van aanteekeningen voorzien door Dr. H. Van Cappelle. W.J. Thieme & Co., Zutphen 1928.
Na ze eerst zoo goed als volledig te hebben uitgemoord is de beschaafde wereld met een menschelijke deernis en wetenschappelijke nieuwsgierigheid tot het stervende volk teruggekeerd. Na er honderden gedood en gemarteld en vernederd te hebben, hebben zij op hun beurt bij hun slachtoffers hun leven moeten wagen - en soms laten - om voor de ‘beschavingsgeschiedenis’ en andere wetenschappen de vergaande kultuurelementen te verzamelen en te bewaren. Het was een povere boetedoening voor den bloedigen hoon. En toen bleek dat met alle romantische Indianenboeken en met de even romantische als opzettelijke oude ‘ethnologie’, onze kennis van dat groote roode ras vrij valsch was. De jongere ethnologen verrichtten beter werk en dit boek van Lewis Spence is niet een der eerste, maar een der beste en pieteitvolste. Het verzamelt niet alle, maar al de voornaamste mythen en legenden der N. Amerikaansche Indianen. Het schikt die naar een logisch plan dat ons een ordelijk doorzicht verschaft in het wezen van den Indiaan, zijn primitief geloof, zijn zeden en gebruiken. Een zeer interessante lange inleidende studie verwerkt de allerjongste resultaten der wetenschappelijke nazoekingen omtrent land en volk sedert de voorhistorische tijdperken. Het boek behoort tot Thieme's Mythen- en Legendenserie, is dus prachtig. Vele fotos en veelkleurige reproducties naar schilderwerk van James Jack en anderen.
Dr. H.
| |
P. Guilonard en G. Spit, chefs van technische diensten der K.N.L.M., De weg door de lucht. Uitgeverij Scheltens en Giltay, Amsterdam.
De schrijvers stellen als beginsel dat de vliegmachien een nieuw vehikel is dat geen enkel ander verdringen zal maar een eigen plaats inneemt als hypersnel vervoermiddel over zeer groote afstanden. Om de grootsche ontwikkeling die het vliegwezen in de moderne wereld wacht, te bespoedigen, moet de overtuiging populair worden dat het vliegtuig veiligheid, comfort en snelheid biedt. De populariseering van dat besef is het doel van dit mooie boek. Het eerste deel ervan is gewijd aan het vliefgtuig zelf, zijn constructie, motoren, typen en de apparaten die bij de vlucht gebruikt worden. Hierover wordt niet populariseerend, doch volstrekt wetenschappenlijk en uitvoerig ingelicht. Het tweede deel is gewijd aan het probleem van het luchtverkeer met alle bijkomende kwesties en factoren. Zeer vele prachtige fotos veraangenamen den reeds zonder dat interessanten en leerrijken tekst. Prachtige uitgave in linnen band. Als geschenkboek voortreffelijk.
C.A.J.v.d.B.
| |
| |
| |
F. Gregorovius, Rome in de Middeleeuwen 2 dln. vrij vertaald door P. Kat, Uitgeverij W.J. Thielme, Zutphen.
Dit is niet de groote geleerde geschiedenis van Rome van Gregorovius, niet het achtdeelige monumentale werk waaraan Gregorovius zeventien jaren lang gewerkt heeft. Het is ook niet de later verschenen uitgave in twee deelen, bezorgd door Dr. F. Schillemann. De vertaling die P. Kat laat verschijnen is niets meer dan een bloemlezing uit het groote werk. De geschiedkundige bedoeling en waarde werd op achtergrond geplaatst en wij krijgen een leesboek dat mede voor den ghemeynen man is bestemd. In elk geval, zoo gretig als de specialisten naar Gregorovius' groot werk grijpen, zoo gretig zullen ook oningewijden grijpen naar dit boeiende leesboek dat in schoone fragmenten het leven van de groote stad gedurende tien eeuwen beschrijft. Boeiend is het naast elkaar en dooreenwerken overheen zooveel honderden jaren van de groote machten die toen de wereld beheerschten: het municipium, het imperium en de ecclesia. Een roman van Rome. Overigens was ook Gregorovius een niet te onderschatten letterkundige door reisverhaal, essay en drama. Het is een boek van de firma Thieme, dus keurig verzorgd en rijk geillustreerd.
| |
Sir Ernest Shackleton, Mijn Zuidpooltocht, vert. door A. Tervooren, met 87 illustraties. Uitgave van Scheltjens en Giltay.
Voor dit prachtig boek dat wij warm aanbevelen, geen beter aanbeveling dan dit citaat uit het voorwoord door den ontdekkingsreiziger zelf: ‘Onzen opzet hebben we niet ten uitvoer kunnen leggen, maar in de volgende bladzij doe ik het verhaal van onze poging er toe en ik geloof dat, hoewel de mislukking van het eigenlijke doel van den tocht moet worden erkend, er toch in dit boek hoofdstukken voorkomen van groote avonturen, inspannende dagen, eenzame nachten, buitengewone ervaringen en, bovenal, verhalen van onverschrokken vastberadenheid, verheven trouw en edelmoedige zelfopoffering van mijn mannen, die, zelfs in deze dagen die getuigen geweest zijn van opofferingen van naties en de wegcijfering van het eigen ik door individuen, nog belangstelling zullen vinden bij hen die zich met vreugde afwenden van de roode verschrikking van den oorlog en de inspanning der laatste 5 jaren. Misschien zullen zij juist door hetgeen zij zelf meemaakten, met meer waardeering het verhaal lezen van den Witten Oorlog in het Zuiden. De strijd, de ontgoochelingen, de ontberingen van dit kleine groepje Britten, bijna twee jaren lang verborgen in de uitgestrektheid van het Poolijs, waar zij onkundig van de crisis welke de wereld doormaakte, trachtten de hen opgelegde taak ten uitvoer te brengen, vormen een verhaal, dat eenig is in de geschiedenis van het Zuidpoolonderzoek.
D.W.
| |
Wladislas St. Reymont: Lodz, het land van belofte, Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam.
Lodz, een vertrouwde klank... wel eens gehoord in geografielessen... staat ook wel eens in het dagblad. Maar wij hier weten niets van den tooverklank dien deze naam bezit voor alle Poolsche en niet-poolsche, zegge Joodsche en Duitsche gelukzoekers. Lodz, het land van belofte, de stad der fabrieken, der fortuinen gestapeld in enkele jaren tijds. Lodz het altaar van Mammon wien alles geofferd wordt: geluk, vrede, eerlijkheid en eer, fatsoen, familie, deugd, de vrijheid van den medemensch-arbeider, zijn ledematen en zijn leven. Lodz, het land van de schrille en God-tergende contrasten, van de fabelachtige fortuinen en de deerniswekkendste armoe, van den zwendel, het bedrog, de omkooperij. Dat ontstellend moderne fabriekwezen, dat rauw materialistisch verontmenschen van den mensch heeft Reymont, de nu overleden Nobelprijs-winnaar, willen uitbeelden. Een bonte warreling van levens en hartstochten draait hier zoo snel door elkaar als de raderen wier gedruisch de fabriekstad nacht en dag doet rillen. Om te zijn wat het had kunnen worden, moest dit bewogen, afgewisseld, flikkerend verhaal harmonischer rustig en geleidelijker verloopen. De tendenz ligt er soms te dik op. Op zijn geheel toch een werk van een groot schrijver.
W.
| |
P.G. Groenen, Beknopte bijbelsche archeologie, Kemink en Zoon, over den dom te utrecht.
Wie ervaring heeft op onderwijsgebied weet dat de bijbelsche geschiedenis niet voldoende duidelijk kan onderwezen worden zonder behulp van platen met historische voorstel- | |
| |
lingen. Dit is de bestaandsreden van H.J. Van Lummel's bekende ‘Bijbelsche platen tot recht begrip der bijbelsche geschiedenis’. Maar deze platen hebben op hun beurt dan weer een verklaring noodig. En dat is de bestaansreden van P.G. Groenen's ‘Beknopte bijbelsche archeologie’. Intusschen is echter dit welverzorgde en rijk geïllustreerde handboek, ook zonder Van Lummel's platen een uiterst leerrijk werk dat ook ouderen dan middelbare-school-leerlingen zal interesseeren.
J.L.
| |
Robert Louis Stevenson, Kidnapped, adapted and annotated by Dr. A. Defroe, P. Noordhoff, Groningen.
‘Kidnapped’, de bekende historische romance met het vervolg ‘Catriona’, isniet het beste werk van den beminnelijken Schot. Toch overdrijft de inleider niet als hij er een plaats voor verzoekt naast Dickens' ‘Christmas' Ca-al’ en Swift's ‘Gullivers' travels’. Voor schoolgebruik heeft Dr. Defroe het boek ingekort en al het Schotsch in het Engelsch overgebracht. Zoo verklaard en toegelicht als het hier gegeven wordt kan het mooie boek onzen studenten reeds vertrouwd worden vanaf hun eerste schreden in de kennis der taal van Albion.
| |
Das Buch der Natur, unter Mitwirkung von P. Erich Wasmann S.J. Dr. J. Pohle, P. Rudolf Handmann, Dr. Ant. Weber. Verlag G.J. Manz, Munchen Regensburg.
In de jaren zeventig vatte de priester-geleerde Lorinsen het plan van dit werk op, dat hij in zeven boekdeelen wilde afwerken. Hij noemde het: ‘Das Buch der Natur’ die Entwurf einer kosmologischen Theodicee. Hij wilde, zooals hij zelf schreef ‘die Errungenschaften der Naturwissenschaften, die vielfach so schmählich zur Bekämpfung des Christentums, ja alles dessen was Gott, und Religion heisst, missbraucht werden, zu einer grossen und herrlichen Theodizee verwenden. Die Natur ist ein Beweis der Existenz Gottes.’ De geleerde priester heeft zijn droom niet kunnen verwezenlijken. Anderen hebben het na hem gedaan. De vier bovengenoemde hoogleeraren hebben met dit meer dan 1000 blz. lange werk het eerste van de drie deelen geleverd welke het hun taak is samen te stellen. Deze eerste bundel vormt een geheel op zichzelf als zijnd een tractatenreeks onder titel ‘Allgemeine Gesetze der Natur’. Het bevat, behalve een inleiding die op zichzelf een heel boek is, een ‘Astronomie’ een ‘Aardkunde en meteorologie’ en een ‘Scheikunde en physiek der lichamen’. De uitbundigste lof is niet overdreven, niet alleen voor het opzet maar tevens voor de uitwerking van dit encyclopedisch werk. De allerjongste wetenschappelijke resultaten der wetenschap worden er in uiteengezet. Overvloedige illustraties en bevallige voorstelling. Een prachtig wetenschappelijk eerste rangboek.
Dr. V.M.
| |
Maya Tamminen: Finsche legenden en mythen, het volksepos Kalevala. W.J. Thieme & Co 1928.
Finland is een der russische randstaten die ter gelegenheid der Sovjet-revolutie hun zelfstandigheid verwierven. De beweging die in deze politieke vrijwording uitgemond is, dateert al van het midden der eerste helft van de vorige eeuw. Van in den beginne bepaald nationalistisch avant la lettre, was zij toch zuiver literair en kultureel. Haar eerste uitdrukking kreeg zij van enkele talentvolle schrijvers die weer hun moedertaal durfden te schrijven. Daarna kwamen anderen, ook geleerden, die met dwepende pieteit alles opteekenden wat getuigde van den ouden volksaard en de oude kultuur. Een schoolmeester, Lonnrot, schreef b.v. het Finsch nationale volksepos. Kalevala op onder dictaat van oude authentieke runenzangers. De grootste brokken daarvan krijgen wij hier vertaald (onmogelijk de 23.000 verzen in een boek te geven) en onderling verbonden door het gedicht parafraseerend proza. Het eigenaardige van dit ontzaglijk epos is dat het meer dan tien eeuwen lang ongeschreven is overgeleverd door geslachten van runenzangers. Het heeft meer dan tien eeuwen meegegroeid met het volk. Met de russische volkspoëzie behoort het wel tot de geniaalste die in de talen der menschheid werden gesproken. Hier staan brokken poëzie, hier gloeit fantasie zooals geen individueel dichter er geschreven heeft. Denk maar alleen aan de ‘bezwering van het bloed’ om niets anders te noemen. Prachtige fotos en reproducties van heerlijke schilderijen van Axel Gallen-Kallela. Dit werk is een pronkstiuk in de prachtige serie der uitgeverij Thieme.
Dr. H.
|
|