Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1928(1928)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 780] [p. 780] [Anton van Duinkerken] Uit: Het Scheeps-Museum door Anton van Duinkerken. Van mij gegroet, blonde carveelen, die vreemdling aan uw dromen ben, maar aan uw driftige tocht om aarde's verste delen u als geheel mijzelf herken. Zovelen zeiden: schoner stranden hebben mijn rust een hut gebouwd, doch vondt gij de uwe niet in 't rusteloze branden om wie zichzelf der zee vertrouwt? Elk doel schijne in de droom verloren: de wijsheid, die de daden leidt wordt mij als uwer elk eerst onderweg geboren ten zwerftocht onzer eenzaamheid Golvenbewogen, onzelfstandig scheent gij der zee geringe deel, doch diep verborgen leefde een kracht, die zekerhandig het stuur dreef van het blank carveel Uw mede-deinen was regeren, uw eenzaam dolen doelbewust, maar welke vreemde schat kon de'eigen schat vermeren van uw verzade zwerverslust? Geen zee te wijd, was u geen haven genoegzaam ruim ten laatste wit; vorstinnen waart gij, schoon der zee gebonden slaven: - is meer dan zwerven mijn bezit? Van mij gegroet, blonde carveelen... [pagina 781] [p. 781] Vervulling door Anton van Duinkerken. Eens, - zal het een zomerdag zijn, als onder de brand uwer zon alle gewassen van mijn land te dorsten staan? of het zachtst uur van den eerste dag, dat een nieuwe lente begon? - eens zal het geheiligde vuur uit het hoogste der hemelen slaan. Mensen zullen aan mensen verkonden het heil van de komende tijd; hun handen ontmoeten elkander, hun monden spreken het woord, dat verloren gegaan was; de wereld ligt licht en verbijd open voor ieder die 't uitspreekt en open voor ieder die 't hoort. En dit zal een woord zijn van vrede, maar scherp als het zwaard dat den vader scheidt van den zoon en de kinderen onderling tegen elkander ten strijd drijft. Doch hij, die de liefde bewaart en van Uw Aanschijn den afglans ziet in elk licht verheerlikt ding zal dit woord verstaan en voortgaan, tot vreugde en dood bereid, niet langer vragen, maar weten: ons kwam Gods Rijk nabij, ons is de dood een gewin en het leven onsterfelikheid en de wereld was niets dan een bloem in een eindeloos bloeiende mei. Vorige Volgende