Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1928(1928)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 677] [p. 677] Gedichten. Van God en Menschen. door Victorinus Groot S.D.S. Blond hoofd en een lieve lach van een kind op een zon-dag, in 't wit, in 't rood of in 't groen in zijn handje een mei-zoen. Twee oogen, die maar branden en twee bloedige handen, twee bloedige voeten, die maar verder moeten. En beide zijn gegaan langs een zonnige baan, tot de een den ander zag het brandend oog en de lach. En 't kind heeft zijn bloem verloren, en de bloedige handen verkoren, waarin hij de bloei zag blozen van twee ontloken rozen. En 't brandend oog en de lach, menigen moeizamen dag, togen naar 't rood verschiet, waar een God het leven liet. [pagina 678] [p. 678] Nu zijn in 't kind z'n handen twee rozen komen branden, zoo rood, als die bloedige voeten, die maar verder moeten. Zijn ziel lacht niet meer luid, maar is 'n stille witte bruid, die 't geheim van de liefde weet; en 't geheim van de liefde: is leed. De man met de brandende oogen is weder uitgetogen: of soms zijn bloedende minne menschen-liefde kan winnen. Blond hoofd en een lieve lach van een kind op een zon-dag, in 't wit, in 't groen of in 't rood met oogen blij en groot. En Een met oogen, die branden, en twee bloedige handen, twee bloedige voeten, die maar verder moeten...... Vorige Volgende