Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1928
(1928)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 611]
| |
Sovjet binnenwaarts.Iemand sprak zijn bewondering uit voor Sovjet, natuurlijk met veel bezwaren erbij en verschillende rechtstreeksche afkeuringen. Zijn partner in de discussie legde maar gewicht op het ‘feit’ dat de kwestie: wat is er goeds en wat verkeerd in het communisme, niet eens moet gesteld worden omdat het heele communisme een groote utopie was. Toen maakte die iemand zich boos (had dus ongelijk) en voer uit: Dan is heel onze godsdienst ook een utopie, want het is wel zeker dat ons godsdienstig ideaal in de wereld lang niet zoo dicht zal benaderd worden als het communistisch ideaal. Die iemand had zeker ongelijk. Er is aan de vergelijking geen kant waar zij niet mank gaat. Maar hij had gelijk zich boos te maken. Er zit in den bezadigden christen mensch een neiging die, onder voorwendsel van het kwaad te vluchten, er hem toe aanspoort zich af te zonderen van heel veel schoons en groots in de wereld en dat te bestrijden door te doen of hij het niet ziet. Dat is niet eens struisvogelpolitiek d.w.z. het is geen negeeren uit vrees. Neen, men negeert in casu het Communisme omdat het verkeerd is en een utopie dus van geen belang; zoo althans redeneert men. Het wil ons voorkomen dat een land groot als half Europa toch altijd mag meetellen, dat een staatsstelsel dat zich tien jaarr lang handhaaft nog niet zoo utopiek is, dat een macht die internationaal een wending geeft aan het verloop van de gansche wereld nog niet zoo onbelangrijk is, dat een staatkundige en economische proef, genomen op een half werelddeel, een proef van welker slagen of mislukken wellicht het lot van al de werelddeelen afhangt, wel waard is dat wij er belang in stellen. Vooral toen wij verleden maand lazen dat bij de jongste algemeene verkiezingen in Duitschland de communisten meer dan drie miljoen stemmen behaalden, nl. ruim 3.250.000 en de katholieken maar 500.000 meer, nl. ruim 3.750.000 toen ging er ook bij ons de illusie van het utopisch communisme weer wat af. Maar wij weten niet goed waaraan ons te houden. Onze politieke en godsdienstige pers discht elken dag sterkgekruide berichten en nieuw- | |
[pagina 612]
| |
sen op. Anderzijds bestaat er zoo iets als een communistische sympathie bij een klasse van intellectueelen die haren zeg krijgt zoowel in ‘De Stem’ van Coster en Havelaar, als in het nieuwgestichte tijdschrift van Henri Barbusse; (de naam van den nieuweling ontgaat ons.) Overigens zijn de Sovjet-leiders er op uit om door intellectueelen beoordeeld te worden. Niet alleen de fransche journaliste Andrée Viollis (want is een journaliste een Letterkundige, met een hoofdletter?) maar ook de Letterkundige met een hoofdletter Georges Duhamel lieten zich uitnoodigen van uit Moskou op een reisje door het ontzaglijke rijk. De laatste was een amerikaansch journalist en tooneelschrijver Theodore Dreiser. Hij heeft evenals al de anderen een verslag geschreven over zijn reis. In de bladen stond dat weken lang te lezen, in de buitenlandsche natuurlijk. Dreiser verklaart ook de schijnbare tegenspraak tusschen sensationeel optimistische en de even sensationeel pessimistische berichten aldus: De Sovjets hebben in Rusland reeds verbluffend veel gewerkt aan de verbetering van alle wantoestanden, maar ten eerste kan niemand ter wereld op tien jaar goed maken wat in Rusland verkeerd was, ten tweede kan niemand ter wereld een totaal nieuw systeem practisch inrichten op tien jaar tijds. Ieder vindt er dus zijn gading van argumenten pro et contra, maar een ernstig man tracht, hoe moeilijk het ook zij, pro et contra met elkaar af te wegen.Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 614]
| |
Men moet zich nu echter niet voorstellen dat alles tegenstelling is wat ons tegenstelling schijnt. Hiermee bedoelen wij hoofdzakelijk het sovjet-russische ontwapeningsvoorstel onlangs te Genève ingediend. Een oogenblik stond in dien tijd de pers perplex. Zelfs de Geneefsche hooge raad. Tot ten laatste de engelsche Lord Cushendum (het moest natuurlijk een Engelschman zijn) zich gewaardigde het radicaal ontwapeningsplan, dat binnen één jaar tijds den oorlog onmogelijk zou maken, in een lange en vernietigende kritiek uiteen te plukken. De Russen wisten beter dan iemand dat hun plan volstrekt onmogelijk was. Hun voorstel was alleen een propagandaballon en zij die destijds de rede van den engelschen Lord lazen herinneren zich hoe deze met wreed genoegen en meedoogenlooze argumentatie de onoprechtheid van Sovjet bewees. De ‘machtigste militaire mogendheid’ was zelf minst van al ontwapenings-ningsgezind. Het huidige Rusland zonder volksvertegenwoordiging kan het bewijs niet leveren dat achter het rood regiem de meerderheid van het volk staat. Het moet dus steunen op zijn rood leger. ‘Zijn rood leger’, het woord was er! Sedert tien jaren wordt de russische massa tegen Engeland opgehitst met berichten dat deze natie in den duik een gewapenden oorlog tegen Rusland voorbereidt. Zie, nu was er dat woord ‘rood leger’ en men vroeg zich af waarom dat leger niet zou bestaan hebben, waarom Rusland zich niet zou voorbereid hebben op den oorlog met Engeland en op eventueele binnenlandsche onlusten. De argumentatie van den Lord werd voortgezet. Op enkele maanden tijds, sinds December '27 nl., zijn wij door Engelsche specialisten nu volledig gedocumenteerd geworden over het militarisme der Sovjets, zoodat de tegenstelling tusschen het ontwapeningsvoorstel en de hier volgende feiten enkel fictief is. Bij een panorama op Sovjet binnenwaarts mag dit kiekje van zijn militaire organisatie niet ontbreken. Vóór het uitbreken van den oorlog, was het Czarenleger 11.4 millioen man sterk, en hoewel het huidige Rusland veel kleiner is van oppervlakte telt het Roode Leger thans reeds 1 1/2 millioen soldaten en officieren: linie- reserve- gouvernements en Tscheka-formaties. Deze vredessterkte kan, volgens de verklaringen van den Russischen generalen | |
[pagina 615]
| |
staf, op 10 millioen man oorlogssterkte worden gebracht, daar in Rusland eenzelfde wet als in Franrijk bestaat, volgens welke alle staatsburgers, zonder rekening te houden met ouderdom of geslacht, in oorlogstijd dienstplichtig zijn. De legerwet van October 1925 voerde voor de roode armee den algemeenen dienstplicht in. Tot het hanteeren van de wapenen worden principieel alleen de vertegenwordigers der arbeidersklasse toegelaten terwijl burgers, ‘die hun politieke richting niet kunnen aantoonen’, bij de werk-afdeelingen worden ingedeeld, doch tegen het betalen van een zware legerbelasting van den werkelijken dienst kunnen worden vrijgesteld. De militaire diensttijd omvat 3 perioden: den voorbereidingstijd van het 19e tot en met het 21ste levensjaar, den actieven dienst onder de wapenen en de indeeling bij de reserve. De voorbereidingstijd duurt de 3 jaren door; elken Maandag wordt geoefend; bovendien moeten alle jonge mannen en meisjes jaarlijks gedurende twee maanden in militaire kampen onder den blooten hemel zich practisch oefenen. Bij het eindigen van het 21ste levensjaar heeft het militaire geneeskundige onderzoek plaats waarna de dienstplichtigen, op grond van hun onttrekking aan het frontleger, bij het territoriale leger of bij de reserve ingelijfd worden. De tweede periode omvat naar gelang den aard van het wapen, verschillende diensttijden.: voor zeelieden vier, voor vliegers drie en voor de overige wapens twee jaren: bij het territoriale leger, een soort militie, duurt de diensttijd 12 maanden voor de Infanterie en 15 maanden voor de genie, artillerie, cavalerie, enz. De afgeëxerceerde soldaten worden bij de reserve ingedeeld en smaken ieder jaar het genoegen tot hun 40ste levensjaar voor den tijd van drie weken onder de wapenen te worden geroepen. De Sovjet-republiek is ingedeeld in 20 militaire districten, in ieder district is een militaire commandant met de leiding belast, die over niet minder dan een staf van 1000 administratieve beambten de beschikking heeft. In het geheel zijn er 20 infanterie- en 10 cavaleriekorpsen, die gezamenlijk omvatten 60 infanterie- of scherpschuttersdivisies, 30 cavalerieen 30 territoriale divisies. Een divisie bestaat gemiddeld uit drie regimenten; ieder regiment uit vier bataljons, met 6000 geweren of 8 escadrons met 1000 sabels, 4 lichte en 2 zware artillerie-regimenten van ieder 6 batterijen; elke batterij heeft 8 vuurmonden. De cavalerie-divisies bevinden zich reeds in vredestijd op volle oorlogssterkte; zoowel wat kader en manschappen als de bewapening, | |
[pagina 616]
| |
munitie en technische uitrusting betreft. De infanterie-regimenten vormen, in tegenstelling met vroeger, geheel zelfstandige, tactische troepenafdeelingen, daar ze over eigen batterijen, bereden opsporings-bataljons en machine-geweren-compagnieën beschikken. Speciale motorrijders-afdeelingen zijn ingericht voor den verbindingsdienst tusschen de verschillende gevechtsafdeelingen der regimenten. Op de technische uitrusting, de mechaniseering van het leger, legt Sovjet-Rusland, na de Vereenigde Staten en Engeland, het grootste gewicht. Het bezit een reusachtig park van wagens voor de kampementen, gewoonlijk bestaande uit pantservoertuigen van de meest moderne typen. Vermeldenswaard is wel, dat de Sovjet-republiek tot nu toe het eenige land is, dat beschikt over een tankmodel, ‘veilig gesteld’ tegen giftgassen. De reorganisatie der luchtstrijdkrachten werd bereids in 1920 ter hand genomen, natuurlijk allereerst met in het buitenland gekochte vliegtuigen. Doch de Russische vliegtuig-industrie staat nu reeds op zoo'n hoog plan, dat een invoer van vliegtuigen weldra overbodig zal zijn. De luchtmacht van Sovjet-Rusland, bestaande uit 12 vliegerregimenten met in totaal 120 compagnieën, is over het geheele reuzenrijk verdeeld. Er bevinden zich overal reeds uitstekend ingerichte vliegkampen, waaraan nog immer gewerkt wordt, voor het geval er eens oorlog zou komen. Ieder compagnie-eskader bestaat uit 15 vliegtuigen; hiervan zijn drie voor den inlichtingendienst, 5 voor den bommenstrijd, en 7 voor het gevecht bestemd. Der opperste leiding van de luchtstrijdkrachten is tevens opgedragen de voorbereiding voor den gasstrijd. De bemoeiingen en de activiteit van het Roode leger met betrekking tot den gasoorlog mogen hieruit blijken, dat niet minder dan 40 ‘chemische stadjes’ worden ingericht, groot aangelegde oefeningsterreinen, waar oorlogsgassen worden gemaakt en beproefd. Alle gassen van den chemischen oorlog worden hier beoefend, niet alleen ten behoeve van het militarisme, daar ook burgers onderricht krijgen hoe ze zich tegen de giftgassen te beschermen hebben. Behalve de armeekorpsen van het Roode Leger bestaan in Rusland ook politieke leger-formaties, allereerst is te noemen de beruchte navolgster van de Tscheka, de Ogpu, die tot taak heeft de onderdrukking van de tegenrevolutie. Ze is een divisie sterk, welker drie regimenten te Moskou, Petersburg en Kasan gestationneerd zijn. Bovendien bestaan nog in de republiek circa 100 Ogpubataljons, die weer verdeeld zijn, | |
[pagina 617]
| |
elk in drie infanterie- en machinegeweercompagnieën en in een Kozakkeneskader. Slechts in twee, doch overigens zeer gewichtige punten, toonen de weermacht-verhoudingen zwakke plekken. Op de eerste plaats zal zich de mobilisatie van het Roode Leger in gevallen van bitteren ernst slechts zeer langzaam voltrekken, daar de spoorwegen ontzettend lang en de wegen slecht zijn en het gemis aan voldoende locomotieven met stoom of motoren zich zeer zal doen gevoelen. Verder is de geest van het grootste deel der troepen zoo anti-bolsjewistisch, dat den manschappen na hun militaire oefeningen voor alle voorzichtigheid de wapens worden ontnomen. Het beste bewijs voor de militaire opvattingen en idées der machthebbers in Sovjet-Rusland, is wel het voortdurend toenemen van de oorlogsbegrooting. Deze bedroeg in het jaar 1924/25 420 millioen, in 1925/26 reeds 750 millioen, en in 1926/27 al 1130 millioen Tschernewetz. Deze getallen spreken eene duidelijke taal.
* * *
Een der vele gevolgen van de russische revolutie was dat de volken die niet van russischen oorsprong waren maar toch behoorden tot het keizerrijk, hun onafhankelijkheid verkregen. Achteraf blijkt dit een groot voordeel te zijn geweest voor Sovjet-Rusland. Men vraagt zich af wat al andere onlusten het rijk zouden uitgeput hebben als Finland, Estland, Letland, Litauen en Polen, de randstaten die thans zelfstandig georganiseerd staan, nog op dit oogenblik op het centraal bestuur van Moskou hun onafhankelijkheid moesten betwisten. Daarmee is het echter niet uit. De randstaten daargelaten is Rusland nog volstrekt niet homogeen. Behalve Groot-Russen, klein Russen en Wit-Russen zijn er de Kaukasische volksstammen en de Tataren. Alleen de godsdienst heeft deze diverse volkeren tot een geheel gemaakt. De belijders der russische orthodoxe Kerk bewonen het land dat zich uitstrekt van de Poolsche Oostgrenzen tot Oost-Siberië, van de IJszee tot China en tot de Zwarte en Kaspische zee. Volgens dien godsdienst was vadertje Tsaar vorst en Paus tegelijkertijd, drager van wereldlijk en geestelijk gezag meteen. Maar zijn moordenaars hebben dat dubbel gezag niet geërfd. Misschien het wereldlijke maar dan zeker niet het geestelijke. En voor de Wit-Russen noch het wereldlijke, noch het geestelijke. Zij zijn binnenslands de grootste gezworen vijanden van het communisme. Als wij zeggen dat zij met ongeveer 12 miljoen zijn, dat hun | |
[pagina 618]
| |
land ongeveer 350.000 KM2 meet, zoowat tienmaal de oppervlakte van België, en dat zij in taal en karakter zich scherp onderscheiden van Klein- en Groot-Russen, dan vermoedt men al onmiddellijk dat er spraak is van een vijand van eenig belang. Overigens laat de vijand van zich hooren. In China hebben zijn korpsen de legers der noordelijken versterkt tegen de communisten; in Rusland vallen zij dan dezen dan weer genen Soviet-man aan en de russische gezant te Polen die verleden jaar te Warschau op het station werd doodgeschoten, viel door de hand van hoogstudent Boris Koverda, een actieven Wit-Russist.
Het nationaliteitsgevoel begon onder dit volk op te leven in den loop der 19e eeuw. Het begon zich een onafhankelijk bestaan te vormen, gaf de eerste boeken in het Wit-Russisch uit en, na de revolutie van 1905 de eerste couranten. Natuurlijk werd van regeeringswege dit streven met de gewone drastische russische middelen tegengewerkt. Sinds 1905 heeft de nationale beweging een politiek karakter gekregen: Rusland omvormen tot federatieven staat met autonome districten, was de droom. Hevige tegenstand verzwakte de beweging, maar in 1917, bij den val van de Tsarenregeering brak de band die het reuzenrijk had aaneen gehouden en in Maart 1917 werd te Minsk, de wit-russische hoofdstad, het eerste nationaal congres gehouden. Het federatief staatsideaal was verdwenen en men stichtte een wit-russisch volkscomité dat zich noemde regeering van Wit-Rusland. In December van 't volgend jaar hield men al het tweede congres. Twee duizend afgevaardigden uit gansch het land verschenen op het congres. Een onafhankelijk Wit-Rusland, dat voor regeeringsvorm de republiek koos, werd nu geproclameerd. Maar de tijden waren te woelig om rustigen arbeid te verrichten. Want toen de Bolscheviki aan de macht waren gekomen, werd het Oosten van Wit-Rusland met Minsk door de roode troepen bezet. De congressisten kregen bevel om uiteen te gaan. Toen volgde een periode van langen strijd. De Duitschers bezetten het Westelijk deel van het land en in 't begin van 1918 werd de hoofdstad Minsk zelfs door hen ingenomen. Van deze gelegenheid maakten de Wit-Russen gebruik, om nogmaals de republiek uit te roepen. Dit feit had groote moreele gevolgen. Want al kreeg de republiek geen blijvend bestaan, de idee, dat Wit-Rusland een onafhankelijke staat moest worden, werd er toch sterk door gevoed. Bij het einde van den wereldoorlog keerden de Duitsche troepen naar hun land terug en daardoor werd Wit-Rusland weer het brandpunt van den strijd tusschen zijn Ooster- en Westerburen: Rusland en Polen. | |
[pagina 619]
| |
Ten slotte kreeg Rusland het Oosten en Polen het Westen, welke verdeeling bij den vrede van Riga in 't voorjaar van 1921 werd bekrachtigd. Als men echter ziet, hoe er in de afgeloopen jaren met dit verdrag is omgesprongen, dan mag men achter de bestendiging ervan gerust een vraagteeken zetten. De Wit-Russen krijgen nog wel eens kans. Een andere quaestie is of Sovjet-Rusland en Polen de Wit-Russische verlangens in den tegenwoordigen toestand te gemoet zouden willen komen door b.v. gedeeltelijke automie te geven. Wat de Bolscheviki betreft: reeds bij de eerste bezetting van Wit-Rusland door de roode legers heeft Moskou rekening gehouden met de aspiratie's der bevolking. Op den communistischen partijdag in December 1918 te Smolensk gehouden werd een resolutie aangenomen, waarin men een Wit-Russische Soviet-Unie noodzakelijk achtte. Intusschen sla men den goeden wil der roode heeren niet al te hoog aan, want ze konden niet nalaten, om naast deze verklaring een andere op tafel te leggen dat hun doel was om door hun steun aan de onafhankelijkheidsbeweging het Bolschevisme te propageeren. Aan dezen stelregel hebben ze zich tot nu toe gehouden. Hoe ernstig hun voornemen, om de Wit Russische aspiratie's ter wille te zijn, moest worden opgenomen, zou weldra blijken. Na eenigen tijd werd Wit-Rusland gehalveerd. De eene helft met een oppervlakte van 140.000 K.M.2 en 5 millioen inwoners werd eenvoudig bij Sovjet-Rusland ingelijfd, de andere helft met een oppervlakte van 110.000 K.M.2 en 4 1/2 millioen zielen werd een Wit-Russische Sovjet-republiek met Minsk als middelpunt. Ondanks deze tegenwerking van den kant der Sovjets neemt de onafhankelijkheidsbeweging nog altijd in kracht toe. De cultureele arbeid, die natuurlijk onder toezicht en leiding der Bolscheviki staat, heeft in de laatste jaren goeden vooruitgang gemaakt. Het lager-, middelbaar- en hooger onderwijs is in de kleine republiek bijna geheel in de handen der Wit-Russen. Zal eenmaal de communistische babelbouw uiteenspringen met geweld? Wie weet het; maar zoo ja, dan is een kleine bom genoeg om een groot gebouw te doen de lucht in vliegen, de opstand van een volk van 5 of 10 miljoen genoeg om een volk van 150 miljoen dooreen te werpen. Zal het communisme door zichzelf in elkaar zakken? Wij zullen verderop nog herhaaldelijk vlak vóór die vraag staan. Zoo ja, ten gevolge van ideëele anemie, ofwel wegens practische onhoudbaarheid van het economisch systeem? Weer een vraag te meer. | |
[pagina 620]
| |
* * * Behalve de politieke geschillen die de bladen geruimen tijd hebben bezig gehouden gist er in Sovjet-Rusland een voorloopig zuiver intellectueele beweging waarvan voorzeker de gloeiend-slavophiele Dostoievsky, leefde hij nog, zou willen peter zijn. Wij bedoelen de Europische beweging, de jongste vorm van het verzet der russische intelligentia tegen de verwestersching van moedertje Rusland. De beweging werd in 't leven geroepen te Sofia in 1921 door Prins Troebetskoi, Sawitski en Prins Dr. Mirsky. Grootendeels jonge in Europa levende Russen maken er deel van uit en het schijnt dat de Europeesche kanselarijen deze lui van eerstaf au serieux hebben genomen. Zeker hebben deze Europasiërs Dostoievski's beroemde Puschkin-rede gelezen en herlezen om hun ideëel program op te stellen. De Eurasische of Europasische beweging dan beschouwt het grondgebied van Sovjet-Rusland als een afzonderlijk continent, Eurasië. Zij beweert dat Eurasië gansch en geheel op zichzelf staat en dat de jongste twee eeuwen Rusland een vreemde, Europeesche ontwikkeling hebben gegeven, die het land volkomen bedorven en aan den rand van den afgrond heeft gebracht. Eurasië zoude een eigen beschaving hebben, en de revolutie van 1917, hoewel in bewusten wil een bevestiging van het op Europeesche leest gezoolde communisme, is volgens de Eurasiërs, de onbewuste opstand der Russische massa's tegen de Europeesche degeneratie der heerschende klassen. De Eurasische beschaving is vooral religieus en vindt haar oorsprong in de Orthodoxe Kerk en is in oppositie met de Westersche Kerk, het Katholicisme en het daaruit voortgesproten Protestantisme. Europasië beweert dat de Russische emigratie niets geleerd heeft uit de lessen van de revolutie. De liberalen bestaan niet meer, zij zijn in uitersten vervallen en of Monarchisten of Communisten geworden. De Eurasiërs daarentegen erkennen de verdiensten der revolutie, die zij de Groote Revolutie noemen. Zij verklaren klaar te staan om de leiding van Rusland op zich te nemen, zoodra het Bolsjewisme verdwijnt en zij beweren, dat alleen door hunne beginselen Rusland gered kan worden. Zij erkennen de onafhankelijkheid van Finland, Estland, Letland en Polen, daar dit landen van Latijnsche en niet van Eurasische beschaving zijn. Zij stellen geen belang in de overige Slavische landen van Europa die volgens hen reeds te ver van de Slavische gedachte zijn afgeweken en geheel Europeesch zijn geworden. Zij zoeken geen belangen in Con- | |
[pagina 621]
| |
stantinopel en in de Middellandsche Zee, evenmin als in de Gele Zee of in de Perzische Golf. Eurasië is volgens hen een ethnografisch en geografisch geheel; zij leggen vooral nadruk op het religieuse stempel van Eurasië. Een diepe eerbied tegenover de Orthodoxe Kerk kenmerkt hen, zoowel als een afkeer van Katholicisme en Protestantisme; in dit opzicht stemmen zij geheel overeen met de slavofiele beginselen van Chomjakof. Zij zien in het Westen een geest van rationalisme, dat zij vinden in het positieve Romeinsche recht, in de logische beginselen van Thomas Aquinas en in de moderne analytische wetenschap. Volgens hen is het orthodoxe geloof geheel Grieksch, stammend uit Plato's wijsbegeerte, die God als Logos en de mensch als deel van den Kosmos en deelend in den Logos beschouwt. Wat voor de bolsjewiki de overwinning op de natuur is, is voor de Eurasiërs de verandering der materie; practisch komt dit op hetzelfde neer. Zij geven den naam van ‘Ideocrasie’ aan het regeeringsstelsel, dat zij voor Rusland wenschen. Een enkele partij zal heerschen, die zich laat leiden door de Eurasische idee, welke door het volk begrepen en aangenomen wordt. De Eurasiërs staan hier dicht bij de Bolsjewiki, want ook zij wenschen partij-dictatuur. Wat zij critiseeren in het bolsjewistisch stelsel zijn de Westersche Europeesche invloeden der Marxistische theoriën en de socialistische vooroordeelen. Zij willen, zoodra zij de macht in handen krijgen, de Constitutie der Sovjets in hun Systeem opnemen, en het stelsel der raden (sovjets) als bestuur in stand houden, als zijnde volkomen Eurasisch, terwijl het politiek bureau, dat een instelling van Westersch communisme is, zal moeten verdwijnen. Tot zoover ging alles excellent, maar onlangs zijn deze mystiekers aan de practische verwerkelijking hunner idealen begonnen door in verscheidene Europeesche landen een beroep te doen op... den zak der houders van russische papieren. Daarbij verklaarden zij in vertrouwen dat, als zij eenmaal aan het bewind zouden zijn, zij onmiddellijk een regeling zullen treffen omtrent de russische schulden. Anders gunt men iemand graag de weelde van zijn princiepen, maar hij moet uit ieders zakken blijven. Nu reageert men tegen Eurasië en weigert den titel van ‘afzonderlijk continent’ toe te kennen. Hoofdzakelijk behooren de Russen tot het Slavische ras, zooals overigens de Polen, Tsjechen, Yougoslaviërs en Bulgaren ook Slaven zijn. Geographisch behoort Rusland tot Europa tot aan den Oeral en tot Azië ten Oosten | |
[pagina 622]
| |
van den Oeral. En de beschaving van Rusland, heet het, is bijzonderlijk van oorsprong. Verder was de revolutie van '17 verre van onbewust. Zij ontstond eerst uit den honger der Sint Petersburgers, deed door de lont van duitsche propagenda in het russisch leger, den russischen boer die haakte naar grondbezit, muiten. En van dat alles hebben de communistische kopstukken partij getrokken. Ook weten de Eurasiërs niet eens wat hun orthodoxe godsdienst is. Plato en Griekenland hebben er niets mee te maken. Het is een christelijke godsdienst en een christelijke kerk. De kritiek gaat nog verder. Zij ziet in het Europasisme een kritiek van het communisme waarin nochtans een ideëele erkenning ervan vervat is. Moskou zou in 't geheim de beweging steunen. Vele jonge Europasiërs maken propagandareizen door Rusland voorzien van valsche paspoorten en het schijnt nu dat deze paspoorten in 't geheim door de Sovjetleiders werden verstrekt. Hier zwijgt nu de objectieve beoordeelaar... Inwendig vraagt hij zich echter af: als de krach van het Sovjet-regiem komt, zijn dan de jonge, dweepzieke, onervaren jongelingen der Eurasische beweging geschikt en bekwaam om de leiding van het miljoenenvolk over te nemen? En is hun Eurasisme dan het ideale systeem? * * * Als de krach van het Sovjet-regiem komt... Komt hij? Komt hij van de Wit-Russen? Komt hij van de Eurasiërs? Komt hij van Wit-Russen en Eurasiërs samen, van die 12 miljoen plus eenige duizenden intellectueelen? Het is voorloopig niet aan te nemen. Maar na die dubbele bedreiging voor het regiem moeten wij nu nog een andere, eveneens dubbele, bedreiging in 't licht stellen, een bedreiging die in den schoot en den wortel zelf van het communisme zit: de innerlijke verdeeldheid van het politieke kamp van Moskou en de practische mislukking van het systeem op economisch gebied. En of dan toch, door die vier samen, de krach van het regiem zal verwezenlijkt worden? Intusschen vierde 't regiem verleden jaar zijn eerste lustrum: het bestond tien jaren. Een maand lang werd er gefeest, geld opgemaakt en geparadeerd. Al propaganda waar een groep der kopstukken met Trotzki en Zinowjef aan 't hoofd volstrekt niet mee eens waren. Behalve de economische ontreddering waarover aan 't slot van deze bijdrage verwijten deze doordrijvers onder de doordrijvers de regeerende Stalingroep heel wat ‘lafheden’. Waaronder het dulden dat de Sovjet-gezant te Parijs door de fransche regeering werd doorgezonden onder beschuldiging dat hij er Sovjet niet vertegenwoordigde als gezant maar als pro- | |
[pagina 623]
| |
pagandist. Men herinnert zich hoe ruw de conservatieve minister Sarraut verleden jaar is omgesprongen met heel de geheime organisatie der Sovjet-propaganda in Frankrijk en met hare leiders. Het begon rond dien tijd ook spaak te loopen met de actie in China, die aan Moskou miljoenen en miljoenen roebels had gekost. Daarbij werd de Sovjet-gezant te Warschau, Woikof, vermoord. En daarbij bleef tijdens de economische conferentie te Genève de smeekbede om kapitaal onverhoord. Mein Liebchen, was willst du mehr? Bij dat alles vonden deze protestanten ook binnenwaarts steun.
In St. Petersburg had de revolutie haar oorsprong genomen en overwonnen. Daarna echter verplaatsten de overwinnaars het centrum hunner macht naar Moskou. Ten einde de ontstemming hierover te doen verdwijnen heeft men toen aan Petrograd bij wijze van troostprijs den naam van ‘stad van Lenin’, Leningrad gegeven. Doch geen enkel inwoner der voormalige russische hoofdstad heeft er zich kunnen bij neerleggen dat St. Petersburg tot een half doode Provincie- en havenplaats is geworden. Aldus werd Leningrad de zetel der oppositie. Die ging te keer als de duivelen. ‘Verraders’ was al een van de geringste lievigheden en daar ook in politiek zoo iets bestaat als het gelijk van den hardsten schreeuwer, nam de scheldpartij en keukentwist weldra de proporties van een staatszaak aan en de oppositie werd een partij in de partij. Een tijdje lang keek men de kat uit den boom. Trotski was een gevreesd man en niemand durfde hem aan. Ten slotte waagde men zich even aan een paar duistere discipelen die in een afgelegen district een minderwaardig postje mochten gaan bekleeden. Het gelukte de oppositie - die geen pers had, persvrijheid is een privilegie van kapitalistische landen, niet van een vrijen communistischen staat - maar niet om die vervolgingen opstootjes te verwekken. Dit gaf Stalin zelfvertrouwen. Hij deed Trotzki en Zinowjef uit het hoog bestuur der partij sluiten en keek nog eens toe. Ze schenen tot bedaren te komen en tijdens het voorlaatste partijcongres kwam het tusschen Stalinisten en ‘Trotzkisten’ tot een akkoord mits een gedeeltelijke onderwerping van de laatsten. Maar dat duurde niet lang en begin dit jaar ging Stalin er, zelfzeker, maar met vuile voeten door: de leiders werden verbannen naar Siberië. De heele russische intelligentia, om zoo te spreken, heeft den zegen van zoo'n ballingschap gesmaakt, ook de regeerders die er nu hun ontrouwe trawanten hebben naartoe gestuurd. Wij willen daarmee slechts | |
[pagina 624]
| |
beduiden dat in Rusland alle goeds uit Siberië komt nl. het communisme. Hoe koud het er overigens ook is, Siberië is een broeikast en het verwondert ons maar dat Stalin er zich geen rekenschap van geeft dat men een beweging niet doodt door hare leiders te deporteeren naar Siberië. Neen, wij moeten niet wanhopen, wij mogen in volle vertrouwen wachten op den terugkeer der bannelingen, zoodra het de heerschers van nu nog wat slechter zal gaan. En hoe het hun gaat moeten wij nu nog zien. * * * Het mag een axioma heeten dat louter politieke verdeeldheid een land niet uiteenwerpt. Deze wereld wordt geregeerd door het geld. Wat de politicus vertelt heeft een bankier hem ingeblazen. En het mag overigens met een land staan zooals het wil, als het broodnood lijdt moet het ten onder. Broodnood wordt de doodelijkste kwaal van Sovjet-Rusland. Er is in de russische steden gebrek aan voedsel en op het russische platteland gebrek aan industrieele waren. Deze tegenstelling tusschen stad en land heeft Lenin destijds voorzien. Hij heeft, om ze te voorkomen, het particuliere bedrijf gedeeltelijk toegelaten, het kapitalisme gedeeltelijk hersteld. Het was een zeer gevaarlijke politiek, maar de nood dwong ertoe. Den tijdens het ‘oorlogscommunisme’ opgekomen, in het geheim gevoerden particulieren handel wilde Lenin berooven van de groote winsten die aan de smokkelarij waren verbonden. Hij hoopte, door dit bedrijf toe te laten, het in een openlijken concurrentiestrijd met het staatsbedrijf ten slotte een natuurlijken dood te kunnen doen sterven. Door het toelaten van den particulieren handel en het particuliere bedrijf zou de warenhonger van het platteland kunnen worden gestild. Zoo zou men den boeren tegemoet-komen en hen prikkelen tot grootere productie. En intusschen zou het staatsbedrijf zich verder kunnen ontwikkelen, zoodat het langzamerhand aan de behoeften der bevolking zou kunnen voldoen. Was dit doel bereikt, dan zouden van staatswege de boeren kunnen worden bevredigd. Dan zou ook de tijd gekomen zijn, dat het particuliere bedrijf weer onnoodig zou worden en dat het zou moeten afsterven, omdat de reden van zijn bestaan vervallen zou zijn. Maar intusschen zouden met particuliere hulp de boeren het loon voor hunnen arbeid kunnen ontvangen. Er zou voor hen geen reden meer zijn om hun producten, en in het bijzonder hun graan achter te houden, of, door een vermindering van den verbouw, de productie te beperken tot de voor onmiddellijk eigen levensonderhoud voldoende hoeveelheden. | |
[pagina 625]
| |
Het was ongetwijfeld geniaal bedacht. Men zou van het particuliere initiatief en van de particuliere winzucht slechts tijdelijk gebruik maken om het socialistische bedrijf te kunnen opbouwen en men behoefde niet langer in vrees te verkeeren dat langs geheime wegen, dit bedrijf in zijn ontwikkeling zou worden belemmerd. Zoo was de bedoeling. Maar het liep alles anders. Want het staatsbedrijf, hoezeer dan ook zijn ontwikkeling relatief belangrijk mocht zijn, bleef ten zeerste achter bij de behoeften, die het zou hebben te bevredigen. Er bleek dan ook niet de minste aanwijzing van de naderende uitsterving van het particuliere bedrijf, en tegenover de pogingen om dit bedrijf den concurrentiestrijd met de staatstrusts te bemoeilijken, kwam weer een ondergrondsche actie der particuliere ondernemers, die Lenin juist door zijn nieuwe politiek had gehoopt te kunnen verijdelen. Het is waar, dat volgens de officieele cijfers de staatstrusts geleidelijk winnen op het particuliere bedrijf. Volgens de gegevens, die op het laatste communistische partijcongres werden verstrekt, zou het aandeel van particulieren in de industrieele productie van 19 proc. in het jaar 1924-25, tot 14 proc. in het jaar 1926-27 zijn gedaald. En het heet, dat dit percentage in dit jaar tot 13 is gezakt. In den groothandel daalde het particuliere aandeel van 21,8 proc. in 1923-24, tot slechts 9 proc. in 1926-27. In den kleinhandel heeft het particuliere initiatief nog een belangrijk grooter aandeel, maar ook hier zou vermindering zijn te constateeren. Het daalde van 58.6 proc. tot 35.4. Deze cijfers zouden Lenin eigenlijk gelijk geven, maar... zij hebben alleen betrekking op den wettigen particulieren handel en daarnaast bleef ook de onwettige particuliere handel bloeien omdat de staatsondernemingen en de wettige handel te samen niet in de behoeften voorzien. Van den eenen kant zoeken de communisten de cijfers gunstig te doen spreken voor de staatsondernemingen en ongunstig voor den particulieren handel. Van den anderen kant verlangt de particuliere handel zooveel mogelijk in de schaduw te blijven. Om te kunnen voortwerken en winsten te maken wenscht hij dat de communisten tevreden zijn over hun eigen nieuwe economische politiek. Maar wijl deze in feite geen bevredigenden uitslag oplevert is het geheime particuliere bedrijf gaan bloeien. Dit is nl. zeer winstgevend geworden door het tekort aan warenvoorziening van het land en om die winsten durft men het risico aan. Probleem van den landbouw, probleem van den handel, probleem van de industrie. Drie problemen die op elkaar inwerken, drie raderen | |
[pagina 626]
| |
die in elkaar moeten passen om niet het heele staatsorganisme te ontredderen. Na een experiment van tien jaren ligt Ruslands' industrie zoo ontwricht dat men de practische mogelijkheid van Marx' formule tot afschaffing der particuliere kapitalen betwijfelt. Rusland moet nog een industrie scheppen omdat het land zijn boeren niet meer kan voeden. Het land stort elk jaar een stroom van boeren uit over de stad en de fabriek. Alle regeeringen van agrarische landen, als b.v. Polen en Italië, trachten hun overbevolking af te voeren door emigratie. Rusland zou in vijf jaar tijds tien miljoen inwoners naar stad of kolonisatiegebied moeten kunnen exporteeren, daar de intensificatie van den landbouw niet snel genoeg uitslag oplevert om dit overschot van tien miljoen mee op te nemen. Ontginning van nieuwe gebieden is een proces dat te veel vordert. En zoo staat Sovjet voor het verbluffend verschijnsel dat in een land met schaarsche bevolking maar zonder groot grondbezit (omdat de boer het land bezit), in een land met onmetelijke onontgonnen gebieden (geheel Zuid-Siberië, Turkestan, enz.) in een land met de rijkste strook grondgebied ter wereld, de grond niet meer zijn man voedt en de steden van werkeloozen worden overstroomd. Rusland moet zich dus een industrie scheppen; daarvoor heeft het kapitalen noodig en die kapitalen moeten uit het buitenland komen, uit de ‘vervloekte kapitalistische landen’. Niet alleen moet dus Sovjet in het geheim van zijn heiligste princiepen afwijken en het particulier kapitaal in eigen schoot bevoordeeligen, maar het moet openlijk zichzelf verloochenen en het buitenland te voet vallen om kapitalen te krijgen. Dezen knieval voor het buitenland, deze zelfvernedering aan de voeten van het vervloekte kapitalisme, geschiedde al verleden jaar te Genève tijdens de economische conferentie. Maar de grootmachten speelden van den domme en het was of ze 't niet hadden gehoord. Ten slotte stond (alweer!) een Engelschman recht en zeide zonder een spier te vertrekken en met heel veel woorden kortaf: neen. Het ‘Stik in koffie en verdwijn’ van Havelaar klonk niet ruwer. Dit alles zijn feiten. En dit zijn vragen: zal Sovjet-Rusland, dat zeer knappe organisatoren telt, kenteren tot een redelijk compromis tusschen princiepen en practijk en hoelang zal het dan duren? Of zal de extremistisch fanatieke groep Trotzki en consoorten het winnen door te beweren dat de mislukking juist door het compromis werd veroorzaakt en wanneer zal dan het miljoenenrijk uiteen ploffen? En als de stukken daarvan tot in onze westersche landen vliegen welk een oorlog zal het hier teweeg brengen. Hier zwijgt de objectieve beschouwer en fantaseert. Politicus. |
|