| |
| |
| |
Reiskrabbel uit Zweden.
(Jazz-avond te Göteborg).
door Jozef Simons.
‘Zegen deze'avond, God...’
De zon is gaan slapen in een glorierijk schrijn van zilveren baren en gouden wolken. Maar de lucht bleef licht en wijd en over de wagende zee gleed onrustig een dagklaarte alsof de nacht nog lang niet aan zou treden.
Koel en klaar rees de maan op een rots.
Een avond waarop het hart onrustig wordt en naar nog mooiere dingen verlangt. Was het een aanvoelen van wat de Zweden ‘lângtan’ heeten: het hunkeren naar iets ongenaakbaars, samen met den melancholischen wellust er van en het onmachtig berusten in onverzadigdheid?
Lang stonden we te staren naar zon en lucht, naar zee en zilveren meeuwen - een avond als een gouden droom - tot de prozaïsche honger ons met een touwtje uit de wolken terugtrok op den killen grond.
- ‘Half negen.’
- ‘Naar Trädgärsföreningen?’
- ‘Ja.’
Na den milden zomerregen in den nanoen was het park opgefrischt; de bloembedden geurden en in een boschje vastbij sloeg de nachtegaal. Zonneklaarte en maanlicht vloeiden ineen in de kruinen der acacia's die bewogen op een briesje dat aansloeg van de zee.
Het restaurant, a giorno verlicht, vol volk. Stil keuvelende gezelschappen van vier, zes, acht tot tien man. De dames ver in de minderheid. Plechtig droegen de kellners met tong en kreeft, met punch, met aardbeien en slagroom, het gerecht van 't seizoen. En vroeg poften de champagnestoppen.
Van aan ons hoektafeltje hadden we een vrijen kijk over de lange zaal met de dubbele rij tafels.
| |
| |
Voor den vreemdeling wel verwonderend, die Zweedsche ‘skaal’ met wijn of punch. Ze heffen hun glas op, heel 't gezelschap samen, tot op de hoogte van het voorhoofd, buigen naar mekaar toe, drinken, terwijl ze mekaar voordurend ernstig en plichtmatig strak in de oogen kijken, heffen hun glas nog eens op met een buiging en zetten het neer. Het heeft zijn recht gehad, zult ge zeggen: neen, dat wordt telkens herhaald bij iederen dronk met wijn of likeur - niet met bier.
En als er ergens aan een tafeltje het dessert is opgediend, dan ziet ge fluks heel 't gezelschap met een wip opstaan en den gastheer - hier in 't restaurant hij die 't gezelschap heeft uitgenoodigd en het al zal betalen - met een handdruk en een buiging bedanken. De Zweden zullen eerder zondigen door te veel, dan door te weinig: zij hebben niet den democratischen schrik van de beleefdheid. Een schoon volk, aangenaam in zijn omgang, dat de vormelijke tradities der vaderen in eere houdt.
Wanneer die mannen dan rechtstaan, ziet ge meteen wat een lange kerels, wat een prachtige ‘castars’ het zijn. 't Schijnt dat het ras nog groeit. Voortgaande op de gegevens door de militaire bureaux verstrekt, is sedert 1840 de doorsnee Zweedsche soldaat nog met 5 cm. aangereusd! Ik meet zelf 1,85 m., doch hier in het restaurant zitten er minstens een paar dozijn Zweden die veel grooter zijn dan ik.
Half tien. In de groote zaal naast het restaurant worden violen gestemd, stoelen verschoven en plots breekt het los met den wilden zang van den neger:
‘I am one of the nuts of Barcelona...’
Aan verscheidene tafels wordt opgebroken, vestons dichtgeknoopt en de jonge heeren noodigen de dames uit ten dans. De vertegenwoordiging van de schoone, zwakke en ook zeer danslustige kunne, schijnt ons een zeer gemengde te zijn. Wat wel te verwachten was in een publieke dansgelegenheid in een belangrijke haven- en handelsstad als Göteborg.
- ‘Willen de dames en de heeren de koffie gebruiken in de danszaal?’
- ‘Waarom niet?’
- ‘Graag.’
En de kellner gaat ons voor, met de koffie op een blad, baant zich een weg tusschen de tafeltjes, dwars door de dansende koppels, en installeert ons vlak bij het orkest, dat furioso cadenseert: ‘Paris, reine du monde,’ den Amerikaanschen one-step, gecom- | |
| |
poneerd door den Spanjaard Padilla, gelanceerd te Parijs door de Vlaminge Mistinguett, gezongen thans te Göteborg door een neger. O internationale coöperatie van den jazz-band! Den Vlaamschen stempel drukte Mistinguett er op in de kleur van het haar:
‘Paris, c'est une blonde...’
Of was het alleen maar om het rijm?
Nu wij zitten en de dansende paren aan ons voorbijschuiven, bewonderen we eens te meer dat kloeke ras, slank opgeschoten - vele mannen van rond 1,90m en vrouwen van niet veel minder - blond van haar en blank van vel, met mooie blauwe droomoogen. Daar is een dikke, in 't wit gekleede Jodin, met zwarte lokken, donkere oogen en haviksneus, die afsteekt bij den hoop. Maar zij stept met den langsten Zweed, een officier van de ruiterij, en dwingt hem met haar stevige polsen en de zwaarte van haar kloek lijf, dat het oolijk is om aan te kijken.
- ‘Neen, geen wals,’ vroeg ze in 't voorbijgaan aan den orkestmeester, ‘nog een one-step!’ En de jazz stepte opnieuw op de maat van ‘Yes, Sir, that's my baby.’
Daar waren bakvischjes die met hun broer dansten en er pret in hadden, als kwamen ze hier voor den eersten keer. Daar waren er ook van een ander soort die zochten: eene, in 't rood gekleed, met een smachtenden blik en een verleidelijk slangenlijf, had spoedig beet en trok er met de vangst vandoor.
Het aantal dansers groeide gedurig aan. Er moest meer en meer plaats worden gemaakt. De kellners kwamen de tafeltjes verschuiven en stoelen wegnemen: ik zat vast tegen den neger aangedrongen.
- ‘Waltz!’ werd er nu gevraagd, ‘waltz!’ En de paren schoven in rij; een kleine blonde met een lorgnet danste nu voor met den ruiterijofficier, terwijl de dikke, witte Jodin bleef uitblazen op een stoel. En aan het couplet zong de neger in een hoorn:
‘In a little Spanish town,
't Was on a night like this,
Stars were peek-a-booing down,
't Was on a night like this.
I whispered: “Be true to me,”
And she sighed: “Si, si!”
Many skies have turned to gray
Because we are far apart,
Many moons have passed away
| |
| |
And still she's in my heart,
We made a promise and sealed it with a kiss,
In a little Spanish town, 't was on a night like this.’
De neger had ons een paar maal Vlaamsch hooren praten, en vermoedend waarschijnlijk dat het platduitsch was, verstoutte hij zich ons te vragen:
- ‘Auch Deutsche?’
Wij konden een lach niet bedwingen en Neef Johan bediende hem van antwoord: ‘Neen, maar ook negers!’ waarvan hij toch den zin niet snapte.
Toen hij hoorde dat wij Vlamingen waren, vertelde hij onder de volgende poos, dat hij Antwerpen goed kende: hij had er onder den oorlog een paar maal ingekwartierd gelegen. Dan, ze hadden hem te Stabroeck op schildwacht gezet, te dicht bij den draad, en op een nacht dat smokkelaars hem een schoonen cent lieten verdienen was hij zelf meegeschoven om geen rapport te moeten uitbrengen over dien nacht en toch om van heel den oorlog af te zijn. Na den wapenstilstand was hij zijn baantje van negermuzikant begonnen te Amsterdam; later naar Kopenhagen getrokken, thans te Göteborg aangeland, waar hij met een Zweedsche in 't bootje was gestapt. Waarschijnlijk had amnestie over zijn geval wel de spons gevaagd - in België nog niet? Daar wrokken ze lang! - maar hij zat nu hier goed. Misschien zou hij, na 't seizoen, het wel eens wagen naar de Heimat terug te keeren om er vrienden en kennissen op te zoeken.
- ‘Electric girl!’ riep de orkestmeester. ‘Shimmy-fox!’
En de paartjes schoven - de witte Jodin voorop, ditmaal met een kaalhoofdig ouder heerschap - de saxophone toeterde, de klarinet schreeuwde als een pauw vóór regen, de piano speelde dubbelforte en onze neger stondrecht om te zingen, zonder hoorn, met een echt Hamburgsch accent:
‘Lieber Kind, hast du ein Stell-dich-ein,
Sei gescheit und find recht schnell dich ein,
Denn es kommt sehr leicht vor,
Bist du nicht punktlich dort,
Dein schatz ist mit 'ner andern längst fort.’
Een paar tafeltjes verder zit een gezelschap buitenlieden die wat al te veel den cognac hebben aangesproken.
Een zware, sterke kerel bonkt met de vuist op tafel en doet teeken dat hij met den neger eens graag zou boksen. Hoe sterk zoo'n neger wel
| |
| |
mag zijn? - ‘Ik heb hem al lang in de gaten,’ vertrouwt ons de Hamburger toe, ‘maar ik mag niet laten blijken dat ik zijn Zweedsch begrijp.’
De groote bonk is rechtgestaan en balt uitdagend de vuisten.
Zijn kameraden trachten hem te weerhouden. ‘I'll make you... boumboum!’ dreigt de neger en klopt met de trommelstokken op de cymbalen. Dat helpt. Een kellner schiet toe en manoeuvreert mede om het gezelschap de deur uit te schaveelen zonder al te veel herrie te scheppen.
En met een breeden lach, die zijn glinsterend witte tanden in zijn grooten mond te blinken zet, zingt de goedgeluimde neger nu dat donderzwart is weggetrokken, de dapper twosteppende schijverende schaar toe:
‘In der Jugend tut es wohl,
Im Alter tut es auch wohl,
Wir versaufen unsrer Oma ihr klein Häuschen,
Und die erste und die zweite Hypothek!’
Boven, in een loge, komen er af en toe heeren in habiet of smoking en dames in groot (negatief dan) avondtoilet - ‘vestimenta autem eorum sicut niks’ - even een oogslag werpen in de zaal. Op de eerste verdieping, in een kleinere feestzaal, heeft er een bruiloftsmaal plaats, en daar in de loge komen de gasten een luchtje scheppen.
De atmosfeer wordt zwoel, het dansen wild:
‘Erst kommt der Frühling,
zingt de neger, rechtstand bij het woordje Er!
Wij moeten andermaal een stootje oprukken omdat de steeds aangroeiende schaar woester uitwoelt en meer ruimte vergt. De kortgesneden haren der pagekopjes plekken tegen de roodglimmende gezichtjes: op het gelaat der Jodin staat het zweet te parelen. De heeren praten vertrouwelijker met hun danseressen en, als er Zweedsche liedjes klinken, zingen ze soms met den neger mee.
Neef Johan neemt alles koud op met een nuchter oog.
- ‘Verdekke, wat wordt er gefikfakt!’ zegt hij. ‘'k Geloof dat wij hier bij volgelingen van Loestadius zijn gevallen.’
- ‘Loestadius, wie is dat?’
- ‘Een der vele Zweedsche kerkhervormers, die verleden eeuw een nieuwe sekte van huilende derwischen heeft gesticht en die in Dale- | |
| |
carlië nog vele aanhangers en aanhangsters telt. Deze vergaderen en luchten hun hart door geschreeuw en gezoen, en dansen tot ze er bij vallen. 'k Geloof dat hier de geest van Loestadius ook stilaan vaardig wordt over deze gemeente. Die vlakten en meren en donkere bosschen in Zweden broeien veel hysterie uit.’
De neger is ook van meening dat de dansers moeten afkoelen en kondigt aan ‘Es war einmaal...’ lied zonder dans. De titel is Duitsch, de woorden zijn Zweedsch - melodie van een zekeren Edmund Patzke. Een eenvoudig dingetje, maar zoo heimweewekkend... De saxophone krijgt een sourdineprop in zijn bek en blaast melancholisch. De klarinet zwijgt en haar bespeler zingt weemoedig mee met den neger, een liedje van verlangen dat weer den Zweedschen ‘längtan’ wekt.
De dansers zitten zwijgend te luisteren en drinken punch.
Waarop terug wordt ingezet met een even melancholischen fox-trot:
‘Oh! we ain't got a barrel of money,
May be we 're ragged and funny,
Nu komen al de bruiloftsgasten, paarsgewijze, de zaal binnen al zingend:
‘Don't know what's coming to morrow,
May be it's trouble and sorrow,
But we'll travel the road,
Weer heeft er een groot oprukken plaats, want al de paren schuiven mee in den dans.
‘Through all kinds of weather,
What if the sky should fall,
Just as long as we're together,
It doesn't matter at all.
When they've all had their quarrels and parted,
We'll be the same as we started,
| |
| |
Daar is een andere stemming over de menigte gevaren, gewekt door het melancholisch samenzingen, als van harten die elkaar hebben gevonden, die communiceeren in eenzelfde gevoel van harmonie. Is dat de Zweedsche ‘stämning’ waarvan Almquist zingt?
Ze is voorbijgaande: een lustige Charleston wekt weer al de wildheid op.
Middernacht. Nog een cognacske en we geven het op. Wie weet hoelang het dansen nog zal duren:
Terwijl we naar de vestiaire schuiven, zingt de neger weer vroolijk met zijn plat-Hamburgschen tongval:
‘Komm, mein Schatz, wir trinken ein Likörchen,
Und dann sage ich dir was in 's Öhrchen,
Von der Liebe und des Liebes Mai,
Und dan noch so'n bissel, bissel was dabei!...’
Als duizelig en dronken komen we daaruit... en we ademen diep in den zuiveren, sterdoorlichten zomernacht.
In de verte zingzangt de zee.
In het boschje gorgelt voluit de nachtegaal. Contrast bij jazz en dans in die zwoele atmosfeer. ‘Ce que nous aimons dans le jazz, c'est qu'il nous apporte sa douleur et qu'on s'en... fiche.’
Maar dat liedje blijft me bij:
‘Don't know what 's coming to morrow,
May be it's trouble and sorrow,
But we'll travel the road,
|
|