Oktober strooit over leeraars en leerlingen we den er telkens plannen opgebouwd en een vast programma - ingedeeld volgens termijnen en maanden - opgesteld. Telkens geloofden we eraan, al hadden we ook ondervinding dat we bij Dr. Persijn nooit het einde bereikten. Want, afgezien nog van het feit, dat dit programma steeds stof bevatte voor op z'n minst 3 jaar cursus, niemand zou het toch over 't hart kunnen krijgen, nietwaar, omwille van dat programma, één enkel van Ibsen's schouwspelen of van Verhaeren's verzen over te slaan. Snieders' eeuwfeest te laten voorbijgaan zonder uitvoerig commentaar, of Dosfel's dood niet te gedenken, of dit of dat pas-verschenen boeken niet te bespreken.
En als we aan 't Juli-examen stonden, waren we heel verwonderd, dat al wat we in prettig-vlijtige aandacht hadden neergepend, verschillende copy-books vulde, en dat de studie ervan zoo gemakkelijk vorderde dat de streng-afgebakende twintig minuten van ondervraging in plezierige causerie-toon voorbijliepen. Want het was ons alles voorgedragen geweest op een lossen, kommerloozen toon, die niets verraadde van het inspannend werk dat het den leeraar toch had moeten kosten. Altijd goochelt Dr. Persijn met eeuwen, namen en boekentitels, hij geeft karaktertrekken en roept portretten op, raak en scherp-typeerend, op den gezelligen toon waarmede men van goede bekenden spreekt, alsof het allen naaste vrienden waren, die met hem een vertrouwelijk praatje kwamen slaan: Dante, en Shakespeare, en Vondel, en Newman en anderen, anderen nog. Het zijn alle verhaaltjes, aangename en schoone, die uit alle hoeken der wereld en der eeuwen naar ons toekomen, met iets pittigs er in, dat is van den Vlaming en met iets dieps en vrooms dat is van den Kristen.
De letterkunde wordt ontplooid met haar vergezichten van wijde gedachtenvlakten; de schrijnen van fijne miniatuurkunst met eerbied geopend; een galerij van groote namen komt dus ons tegemoet met den hoofschen groet van voorbije eeuwen of de trillende bekoring van eigen, daverenden tijd.
En liefst gaat het over die werken, rond wier schoonen inhoud de vorm als rein kristal gegoten is; over die kunstenaars die, met hun schriften de menschheid schooner hebben gemaakt, en, als andere - volledigheidshalve - moeten vermeld worden, gaat het met een toon van weemoed en verzet tegelijk, alsof de Kristen leed onder die vergooing van talent en alsof de estheet er tegen in opstand kwam.