[J. de Cock]
Roosendaal, 30 Oktober '27.
Waarde Heer Sekretaris van D.W.
Schrijven voor Dr. Persijn? Schrijven over Persijn? Schrijven ter eere van Persijn?
Ik wil ter eere en ten pleiziere van Persijn van alles doen. Ik wil, als hem dat genoegen doet, een uur lang op mijn één been staan, desnoods boven op een tafel; ik wil voor hem op mijn harmonium al de stukken spelen, die ik ken en ook die, die ik niet ken; ik wil, als hij ooit nog eens door Roosendaal komt, hem in de stations wachtkamer onthalen op zooveel appelbollen als hij op kan, en 't zijn lekkere, vraag maar aan Hullebroeck; ik wil hem meenemen op een fietstocht naar Bergen-op-Zoom, den mooisten, waarover ik hier beschik, en hem te Bergen in den Draak zooveel drakenbloed laten drinken als hij maar lust; ik wil (met geleend geld) een heelen bloemenwinkel leegkoopen om hem, Persijn, eens rondom in de bloemen te zetten; ik wil van mijn pastoor al zijn kaarsen afschooien om die te laten opbranden aan Persons' voeten; ik wil een trompettersclub afhuren om Persijn's eer en glorie te laten uittrompetten over heel Europa; ik wil, o, ik wil nog zoo veel meer.
Want ik acht Persijn hoog.
Ik houd van Persijn.
Als ik een meisje was, vroeg ik zijn hand (dat dóen meisjes tegenwoordig).
Want Persijn is een geleerde.
Persijn is een Vlaming van stavast.
Persijn is een held.
Persijn is een heilige.
Maar schrijven? D'r leit me veel op 's harten grond en 't welt me naar de keel, maar schrijven kan ik niet meer. Mijn pen is stuk. Stuk voor goed. 't Eene been is er af. En ik laat het schrijfwerk voortaan over (zonder rouw overigens) aan de jongelui met de nieuwe, gave pennen: Vlaanderen krioelt er van, en Goddank dat het krioelt.
Zoodat ik U, dichterlijke Redakteur-Sekretaris van D.W., moet teleurstellen en het Warandenummer waarin mijn vriend Persijn gehuldigd wordt, moet laten verschijnen zonder dat daarin de stem wordt gehoord van iemand die hem eert en liefheeft:
J. de Cock.