| |
| |
| |
Onuitgegeven gedichten.
Uit ‘De Voedster’
Geur van het reeuwsche beest; geur van de beursche vrucht;
geur van de zee; geur van eene aarde zonder lucht;
- ik ben de late, ik ben de slechte, ik ben de dwaze;
ik ben de zieke hoop waarop geen hoop zal azen.
Ik ben de laatste peer in de ijlte van den boom.
Ik ben alléen ten killen herfst, en ik ben loom.
Ik ben geboden nood; ik ben vergeten have;
ik ben de zwaarste en rijpste en zal geen kele laven.
| |
| |
Gebogen, ach, gelijk den nacht gebogen,
dees rijpe borst die klopt van harte-bloed.
Traag gaat een wereld blanken in mijne oogen
Een zee van kindren blankt in mijne blikken
die 'k, vol van melk der zorge, nimmer zoog.
'k Ben liefde alleen aan diep-gesmoorde snikken
| |
| |
Ik ben de hazel-noot. - Een bleeke, weeke made
bewoont mijn kamer, en die blind is, en die knaagt.
Ik ben die van mijn zaad een duisternis verzade.
En 'k word een ijlt, die klaagt noch vraagt.
'k Verlaat me-zelf; 'k lijd aan me-zelven leêge schade.
Ik ben 't aanhoudend maal, in een gesloten kring,
van eene domme, duldelooze, ondankb're made.
Maar raak' de vinger van een kind me, dat me rade:
hij hoort mijn holte; ik luid; ik zing.
| |
| |
'k Heb mij verlaten aan de druif en aan de roos;
'k heb me aan mijn fierste bloed, 'k heb me aan mijn ziel verlaten;
en - ben 'k de wepele? Alle gave is eigen bate
waar alle liefde is bateloos.
Ben 'k de vergeten leêge en dien geen loon zal wachten?
- Ik vol het uur met geur; ik vol het hart met wijn;
en, zal 'k voortaan alleen de laatste naakte zijn:
mijn naaktheid wordt de klaart der nachten.
| |
| |
'k Verzoek de zee, 'k verzoek geen aarde en hare vruchten
dan als het donker zwerk vol donderend geruchten.
'k Verzoek geen ongeziene ruimte, noch den tijd
dan, verre en vroom, gelijk een vrage in eeuwigheid.
Maar 'k weet: ik schater aan de zee; ik ben de zegen
der plassende akkers aan den daver van den regen.
'k Ben naauwelijks de blik die wemelt en die gaat;
maar ziet: ik draag den droom van allen op 't gelaat.
| |
| |
Ik ben (waar 't rijpend ijs de waetren heeft gezogen,)
die teekent aan de ruit een rijken winter-tuil,
en 's avonds, als het huis van maan-licht is bewogen,
in de' ongeziensten hoek en 't veiligst duister schuil.
Het koolken van mijn haard gaat rooden aan de ramen;
een roze ontwaakt ten bleeken ruiker van de ruit;
en kinderen, verdoold, gaan zich om 't huis verzaêmen,
en in hun oog is daar een roos die zich ontsluit.
Zal ik ze nooden? 't Brood is zuur, de melk geronnen.
- o God, mijn God, is alle minnen onbegonnen?
- Ik voel dat ze verkleumd voor mijne deure staan.
Ik open, traag. Ze zijn al lange heen-gegaan.
| |
| |
Geven, geven! Alle vrachten
rijzen in het hoogste want,
en de leêgte legt een zachten
weemoed in de moede hand.
Geven, geven! Làat de huizen,
sluit de ramen, dek den haard:
de open heemlen zijn de sluizen
voor uw ongeduldigen vaart.
'k Ben geleêgd; ik ben verleden;
'k worde dood: ik heb gevoed.
Al wat komt is mijn verleden,
waar het werd uit mijne bede en
lacht uit mijn vergeten bloed.
Karel van de Woestijne.
| |
| |
KAREL VAN DE WOESTIJNE, geboren te Gent op 10 Maart 1878, studeerde aan het Atheneum en de Universiteit zijnet vaderstad. Hoogleeraar te Gent, woont te Zwijnaerde. Lid der Koninklijke Vlaamsche Academie.
Hij gaf uit:
1902, |
Het Vaderhuis (verzen). |
1903, |
De Vlaamsche Primitieven (Proza). |
1904, |
Laethemsche Brieven over de Lente (Proza). |
1905, |
Verzen: Het Vaderhuis. De Boomgaard der Vogelen en der Vruchten. Vroegere Gedichten. |
1908, |
Janus met het dubbele voorhoofd (Proza). |
1910, |
De Gulden Schaduw (verzen). |
1910, |
De Ilias (Proza). |
1910, |
Afwijkingen (Proza). |
1910, |
Kunst en Geest in Vlaanderen (Proza). |
1912, |
Interludiën, 1ste deel (Verzen). |
1914, |
Interludiën (2de deel. |
1918, |
De bestendige aanwezigheid (Proza). |
1918, |
Goddelijke verbeeldingen (Proza). |
1920, |
De Modderen Man (Verzen). |
1924, |
Substrata. |
1924, |
Het zatte Hart (Verzen). |
1924, |
De Zon ln den Rug (Verzen). |
1925, |
Beginselen der Chemie (Proza). |
1927, |
God aan Zee (Verzen). |
Ter perse:
Het Bergmeer (Verzen). |
De Schroeflijn, 2 deelen, I. Over plastiek, II. Over letterkunde. |
De Leemen Torens. Roman in 2 deelen. |
Een bundeltje verzen. |
Verhalend Proza. |
|
|