vriendelijken glimlach, een innemenden welkomgroet. En dadelijk voelde men er zich ook thuis, in Karel 's vaderhuis. Na 't middagmaal, de opgewekte wandeling naar het lokaal waar de vrienden op ons wachtten. Langs vele straten liepen wij er heen; ik, niet klein, maar de jongere Karel, naar het mij nu voorkomt, toch nog grooter; ik, vrij slank, maar Karel nog magerder, boven mij uitgewassen, - en met zijn weelderigen haarbos. Opgewekt vertellend van boeken en plannen en avonturen; Karel bovendien piekfijn soms uiteenzettend, welke ziekte of kwaal hem het laatst had bezocht. Zoo, de straten door. Op den Kouter, even een aarzeling: dwars over het plein wilde Karel niet, en wij scheerden langs de huizen heen. Vele straten nog, rechts en weer links, alle mij onbekend (en daarom misschien wil het mij nu toeschijnen, dat de weg eindeloos was en over veel straten voer). Tot het lokaal, aan een kaai, werd bereikt, waar 't rumoerig, 't grandioos naar daden-in-schoonheid - en is schrijven en dichten niet de heerlijkste daad? - hunkerend groepje jonge lieden bij pot en pint zat te wachten. Van al die vrienden, hoevelen zijn er al ter ziele, en meest allen jong gestorven! Van de overgeblevenen, hoevelen hebben een anderen weg ingeslagen, ver van elk schoonheids-betrachten; hoevelen onder die makkers kent ge nu nog, Karel?
En dan kwam eerst de kennismaking met Fikken de Meyere, die te Boom woonde, die óók aan Jong Vlaanderen had meêgewerkt; dan de vereering voor het werk van Prosper van Langendonck. Reeds, met de Meyere, grootsche plannen, om een eigen tijdschrift te stichten - en 't onbewust-hooghartig neêrzien op die kleine tijd- en weekschriftjes; het kalme besluit om niet langer meer te samen met Laurali ‘Vlaamsch en Vrij’ van poëzie te voorzien. De lectuur van Kloos' wondere ‘Verzen’: blijde verrassing, diep-genoten schoonheidsvreugd, verruiming van eigen gevoel, eigen inzicht en eigen besef. De dag der dagen, dien men uitzingen moet. En zoomeê verschijnt Van Nu en Straks. Pol de Mont in een hoek verdrongen; Helena Swarth geparodieerd. En de bakker uit Avelghem, Stijn Streuvels, - die óók aan De Jonge Vlaming en aan Vlaamsch en Vrij heeft meëgewerkt, - komt met Mane de Bom naar Gent over, op heugelijk bezoek! Van een eigen tijdschrift, met de Meyere, geen sprake meer. Van Nu en Straks...
Afgebroken nu met de leeraars, die hun beschermende hand meenden te moeten uitstrekken; afgebroken ook met de meeste makkers, ‘staartdragers’ of ballast: de eigen weg klaar voor het oog. En, bij den eersten mijlpaal op dien weg, het, door onbewustheid heen, zelf-bewuste geluid: