diek hebben geschreven. De slotsom van al die gemeenplaatsen zal dus een nog grootere, een monumentale, een hyper-gemeenplaats zijn.
Die gemeenplaatsen zullen bovendien, zooals men dat klaar uitdrukt, ‘geen steek houden’.
Ik zal b, v. schrijven: ‘Dit is de eeuw van Charles Lindbergh’. Gij zult zeggen ‘Dit is de eeuw van zusterke Theresia’, wat het tegenovergestelde is, en geen ongelijk hebben. Ik zal schrijven: ‘Wij leven in een tijd van neurasthenie en snelheidsrecords, T.S.F., kino en vliegmachienen’. Gij zult zeggen: ‘Wij leven in een eeuw van bezinking en zelfinkeer, van verlangen naar vroomheid en contemplatie’ en gij zult even goed gelijk hebben als ik. Ik zal schrijven: ‘Het is uit met het individualisme’ en gij zult zeggen: ‘In dezen tijd worstelt het individu zich los uit het materialisme’ en nog eens zult ge gelijk hebben.
Zoo kan ieder uit de Jan- en allemans-gemeenplaatsen diegene kiezen welke te pas komen in zijn kraam; ik kies er uit al wat mij te pas komt in het kraam van dit boek. Want ziehier: na als schrijver ijdele stijlpretenties en als mensch ettelijke eerste illusies over boord te hebben geworpen, dunkt mij dat me niets schooners rest dan mijn leven in te richten met verstand en fatsoen. Men moet zich een zeker cachet geven, hetzij als verzamelaar van oude wapens, postzegels, sigarenbandjes, trambriefjes, luciferdoosjes, appelsienpapiertjes of militaire uniformknoopen, hetzij als liefhebber van jacht, wipschieten, vogelpik, domino, schaak, biljarten of whist, hetzij als specialist-kenner van wijnen, sterrekunde, oudheden of konijnenkweek. Kortom, men moet in het leven in iets uitblinken, om 't even in wat. Verkiest gij niets te doen dan te slapen en, hebt gij daar de middelen toe, wel doe het, maar slaap dan met smaak, slaap met overtuiging, slaap met wilskracht, slaap bewust van uw levens taak, slaap met zelfopoffering. Mits dat alles wordt gij een heldhaftige slaper en wijl nu toch reeds een heilige styliet en een heilige bedelaar de beeldenrij der tot de eer der altaren verhevenen met hun heroische caricatuur verlustigen, waarom dan ook maar geen heilige slaper?
Er is niets onmogelijks, behalve een heilige ‘jongere’ essayist, een ronde cirkel en enkele andere abnormaliteiten. In essays schrijven tot den graad van heldhaftigheid op te stijgen is nl. onmogelijk, al mag, wie weet, held heeten wie de essays leest tot het bittere einde toe. Maar wat heeft men aan heldhaftigheid zoolang de civiele deugdekens niet in orde zijn. Het is daarmee zooals met de literatuur. Wat heeft men aan mooie woorden en taal als men niets heeft om daarin uit te drukken.