Beethoven's muzikale hartstochten; krampachtig samengesteld uit de ontembare driften zijner natuur en uit de teederheden van zijn hart. Het is een krachtsontlading die verzengend werkt op gevoelens, en gedachten zelfs, van anderen. De muziek dezer symphonie is een brand, - en weet niets van idealen, van wereld, van menschheid. Het vuur verteert den componist, den betooverden, ongelukkigen meester, die altijd de natuur onder den magischen dwang zijner muzikaliteit gehoorzaamde. Hij mocht zich alles verbeelden: Napoléon, Credo, Sanctus, Seid umschlungen Millionen, het zijn slechts illusies: aanleidingen, ontstekingen. Hij geloofde in alles; behalve in het egoïsme der muziek; en hij kon niet vermoeden hoe de toekomst zou zijn. Dit egoïsme is de waarheid der muziek, de gezonde kracht, de vruchtbaarheid en de schoonheid. De muziek is de edele verbeelding der dierlijkheid. Noem de muziek als ge wilt de levende lente en we hebben alweer literatuur genoeg.
Welk een tragedie bevat dit muzikale leven van Beethoven: altijd hoogste illusies; ironieën der idealen; worstelingen van den mensch met de muzikaliteit. Het romantische nageslacht heeft zijn majeur- en mineuraccoorden, zijn driftige rythmiek als levensstrijd aanvaard, als volkomen schoonheid, nooit als zwakheid, nooit als ontevredenheid als opstand - tenzij ook dit alles als positieve schoonheid. Geen mensch die er aan denkt bij alle geloei over alle ‘Menschen werden Brüder’ in dit woord te gelooven en aan daden te denken. Dit is de leugen bij het geloof in Beethoven's ‘algemeene menschelijkheid’. Het is prachtig in de concertzaal... en overigens bestaat er geen negende symphonie.
Dit is de tragedie dezer Symphonie; waarom ontdoet men deze instrumentale, krachtige muziek niet van den tekst, opdat niemand zich bedriegt met buiten-muzikale gedachten en gevoelens. De koren en de solisten zijn geen menschen, het zijn instrumenten en slechts de dierlijkheid hunner stemmen dient ontwikkeld te zijn om het orkest te vullen. Hier spreekt geen verstand, zingt geen gevoel, dirigeert geen verbeelding; hier schreeuwt de brand der natuur; de onverbiddelijke waarheid der gedachtelooze krachtdaad. Het is het machtige egoïsme der muziek.
In Beethoven's tijd behoorde de negende symphonie eenigen tijd tot het bezit der edellieden, na zijn dood ging het stuk behooren aan de bourgeoisie, onder bestuur en eigendommelijke toelichting der