Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1927(1927)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [1927/1] Gebed voor het Nieuwe Jaar door Aug. Van Cauwelaert. Oudejaarsavond 1925: Hoog over de wereld de nacht... En wij beiden, die, zwijgend, in deemoed, het uur verbeiden. Straks wisselen in den verhulden schoot van den middernacht geboorte en dood. Dit is een einde en een beginnen; dit is een nacht van diep bezinnen. De luiken neer; de deuren dicht, onze oogen star op den haard gericht, en daarbinnen dat hart, het leed-bezwaarde, als een zwellende vrucht tusschen hemel en aarde; maar handen en denken geklemd in elkaar, zoo wachten we, duldend, de komst van het jaar. Daarnaast, geborgen en veilig rusten de kinderen die we goe'n avond kusten; en gebogen over hun droom en slaap, staat de wakende, witte, gevleugelde knaap. Zij weten wanneer op een morgen uit Rome, heel hoog uit den hemel de paaschklokken komen; zij weten wanneer de goede Sant met zijn knecht en zijn ezeltje rijdt door het land; [pagina 2] [p. 2] zij weten wanneer het Uitverkoren lief Kerstekindeke wordt herboren, maar zij meten den tijd nog met jaren niet, als een jaar van vreugde of een jaar van verdriet. Dit was een jaar van ziekte en zorgen; daar rees geen blijdschap met den morgen en de avond die de rust niet bracht, ontbrandde vaak d'angst als een toorts voor den nacht. ...Het zwijgen weegt op ons hart, dat hardde; het is of ons denken in droom verstardde; maar wij weten hoe beider herinnering beweegt in denzelfden beklemmenden kring. Wij schreiden niet; wij kloegen noch morden, maar ons leven is stil en moe geworden... En toch er is droefnis in ons gemoed, nu het oude jaar van ons scheiden moet; want hoe kommer den trots onzer wanen verteerde, en 't geluk in vertwijfelde zorg verkeerde, nog danken we in zorg en ziekte en verdriet, daar de Heer ons te zamen dit dragen liet... Nu gaan we als geslaagnen met weigere schreden, naar de onrust van dreigende onzekerheden... Als door een koele, benauwende schacht zoo schrijdt de tijd naar den middernacht. In stilte is elk geluid gevangen; nu nadert het uur, en ons hart is bevangen. [pagina 3] [p. 3] Nog een korte wijl het vertrouwde gelaat van het oude jaar dat versluieren gaat; dan nog eenmaal het hoofd ten afscheid wenden en de reis vangt aan naar het onbekende. Maar, Heer, wat uw verre Verborgenheid ons ook toebedacht, wij zijn bereid: wij zullen de hoofden dieper nijgen; wij zullen bidden, dulden en zwijgen; wij vragen één gunst maar en een geluk: Sla den band om dit dubbel hart niet stuk. Vorige Volgende