diep onder onze voeten. Loodrecht hangen de rotsmassa's omlaag. Een stilte zooals er alleen hóóg boven de wereld kan waren. - Broeder Francesco: hier kunnen we met U contempleeren...
Maar dan dalen we langs wankele, glibberige steentrappen in een rotskloof. De dag vergroent en vergrauwt tot onzekeren schemer. Enger vernauwt de scheur, vochtiger pakt ons de kilte bij de keel. Een neergestorte maar in de spleet hangen gebleven rotsblok vormt een lage, angstwekkende poort. Nog dieper dalen we, tot een reusachtig steenen gevaarte, door een aardschudding horizontaal van zijn basis verschoven, een lage krocht vormt, iets als een breed geopende lade in den bergflank. In den versten hoek van deze grot, waar de grond slibbert van slijk, en 't koude water langs okergele wanden zijpelt, toont m'n gids ons het ‘bed van Sint Franciscus’. We huiveren om die dreigende, pletterende rotszoldering; om de nacht en de kilte; om de vreeselijke boete van onzen Vader. Een vluchtige blik gunnen we aan den platten steen, waarop, volgens de ingebeitelde legenda, Christus zich naast Francesco kwam neerzetten. We spoeden terug omhoog, naar den dag, de zon, de zoelte, de suizende wind in de kruinen.
Verleden jaar reden we, van uit Rome, op naar Assisi. Geórganiseerde bedevaarten doen Assisi aan, aleer naar Rome te varen. En 't is beter. Na de uitbundige pracht der marmers en mosaïeken, der renaissance-koepels en -portieken, der monumentale fonteinen en prinselijke tuinterrassen, leek ons heel Assisi, met de groote Francescokerk erbij, wèl kleurloos, naakt en barbaarsch. De middenkerk scheen ons zwaar en somber. Even gaf de opperkerk, met haar ijler spitsbogen, doorzonde ramen en bleeke fresco's, een verademen in licht en kleur. Maar hoe beknelde ons daarna de tastbare nacht der crypte! In 't schuw verschuivend schijnsel van enkele kaarsen, ontwaarden we lage, lijvige pijlers; een dóórzakkend gewelf, dat met al zijn gewicht te steunen scheen op het massieve grafaltaar. Van 't eigenlijke graf was niets te zien dan een somber traliewerk, dat de steenen kist met het gebeente van den zingenden kleinen Arme, onttrok aan de oogen, de handen, de lippen zijner kinderen en vrienden... Mijn gedachten gingen naar een ander graf. - Van uit Lisieux kronkelt de landelijke baan naar boven, tot aan den helderen doodenhof in terrassen langs de dalende helling gelegen. Bleeke voorjaarszon. Gelaten-treurende stilte. We vinden het witgeverfde houten kruis, het langwerpig perkje door een lage omrastering bepaald. De bloote aarde waaronder de kleine Theresia, nog niet heilig verklaard,