Seid umschlungen, Millionen.
En dan mijn liefdesgeschiedenis, sprak mijn vriend, buitengewoon gewoon. Ik maakte kennis met een meisje; zij werd mijne verloofde en later mijn vrouw. Wij gingen op huwelijksreis naar Zwitserland en stuurden wel voor twintig Zwitsersche franks zichtkaarten rond.
Ik wil u echter vertellen van den avond onzer verloving. Wij hadden het woord gezegd dat ons beiden de ziel verrijkte met een andere ziel. Wij zaten neven elkaar zonder een liefkozing, zonder een handdruk, zonder één verder woord. Dat alles was overbodig. Slechts hij wien ooit de wonde werd geslagen kent de benauwende weelde, de angstige zaligheid van dien afstand van het eigen wezen die een verdubbeling wordt van uzelf.
Van de plaats waar we zaten in dien villahof gleed in zachte deining een vergezicht van hoven en villas, velden en hoeven tot aan de beek in de vallei, om dan weer op te klimmen langs den anderen heuvel in den vollen maneschijn tot aan de meest verwijderde droomgezichten waar het onderscheid verdween tusschen hemel en aarde. Ik heb geen beschrijving van het licht dat dien avond het paradijs verlichtte. Het was blauw-metaalgas, het was een ontzaglijke koepel van doorschijnende gletscherwanden. Wàt weet ik? En het mysterie kreeg meer en meer leven en het scheen ons dat in al die huizen en hoven, in al die hoeven en villas, overal waar menschen nu zacht woonden, al die harten maar één hart vormden, al die willen maar één wil waren. Het scheen ons dat de gemeenschap der heiligen een voelbare, tastbare zaak was geworden en of de hartstochtelijke wensch van Jezus, ons verteld door Johannes: ‘ut omnes unum sint’, nu reeds verwezenlijkt was.
Al dat wondere, zeide mijn vriend de kunstenaar, bracht ik samen onder den naam: De geheimzinnige liefdebron. Ik dubde daar veel over en kon er de juiste beteekenis niet van gissen.
Ik ging te rade bij wijsgeeren en zij antwoordden mij: ‘Ontwakend erotisme.’
Ik ging te rade bij geleerden en zij antwoordden: ‘Hallucinatie- zenuwstoornis-systeme Kneipp.’
Ik ging te rade bij kunstenaars. Deze waren opgetogen en zeiden: ‘Metempsycose, herinnering uit vroegere levens.’
En ik was niet voldaan. De geheimzinnige Liefdebron bleef mij een raadsel tot zekeren dag mijn oogen vielen op de volgende woorden van St. Jan van 't Kruis: