non-subtiliteit van gewone levens, doen haar geest veel treurnis aan, en stremmen de zachte loop van haar laatste wording: u zult mama nooit aanspreken, om middernacht zult u mama geleiden naar de groote kamer waar de witte duive zit, en na haar bezoek zult u mama weder tot hier brengen.
Lodden knikte; en hij voelde hoe er zoo'n soort angst over hem viel; als dat geen koppel zotten waren, moeten het tooveraars zijn, en nu dat hij weer naar de zwarte mevrouw keek en naar heur grijze kop haar, en naar haar geheel gezicht, nu voelde hij in een keer zijn angst duidelijker worden: kwestie was die oude geen tooverheks die 's nachts op die kamer bij den duivel trok!
Weer klapte de bleeke zoon tegen mama, en hij zag ze gedurig naar hem kijken en hem uitmeten met hun oogen van aan zijn voeten tot aan zijn kop.
Lodden, zei de bleeke zoon; wij zullen u Sicambre noemen, is dat goed?
Lodden knikte weer: chikamber peinsde Lodden en het tuitte aardig in zijn kop: chikamber, God weet 'n was dat geen tooverwoord dat ze op zijn bejaard leven smeten!
Hij voelde verlichting als de zoon hem teeken deed om uit die dofheete zaal te gaan; hij kon het over zijn hert niet krijgen om die oude grijze tooverheks goeien dag te zeggen, en hij was rap om vóór de bleeke zoon nog buiten te zijn.
U moet mama groeten, Sicambre, zei de bleeke heer.
Lodden keerde zijn lijf om en knikte zonder nog naar de oude te durven kijken; hij begon te peinzen of hij niet beter ging doen van maar algauw weer bij Nette te trekken binst het nog tijd was.
Kom Sicambre, zei de heer en hij trok Lodden mee in de eigenste kamer waar hij te voornoen ingezeten had.
Zet u, en hij schoof Lodden een zetel toe, en als Lodden neerzat voelde hij hoe hij ongemakkelijk zat in dien gemakkelijken zetel.
Heel die kamer hing vol teekeningen en schilderijen, heel de lange tafel vol rollen en papieren allerhande wondere; beelden stonden en lagen daar; geharnaste lijven stonden tegen den muur, en beenderen van dooi menschen of beesten hingen aan een reesem.
Sicambre, zei de bleeke mensch, en hij wees naar een groote schilderij, wat denkt ge van dat meesterstuk?