| |
| |
| |
Broeder Francesco
door Hilarion Thans O.F.M.
(vervolg)
(De bisschop, met de twee kannuniken. Hij draagt zilvergrijzen toog met breed purperen cingel, purperen kalotje. Don Ambrosio knielt stram voor hem neer, maakt kruis en kust ring).
Uw heiligen zegen, Monseigneur! - Uw ornaat ligt binnen gereed.
(Bisschop binnen)
(De kannuniken drukken Don Ambrosio de hand)
Alles wel bij S. Damiano, don Ambrosio? (Beiden binnen).
(Binnengaande) Dank u! Gezond van hart, maar de beenen willen niet meer!
(Bernardone op met twee burgers. Andrea en Egidio laatst van allen.)
Ik heb maar één spijt: dat héél de stad niet aanwezig is. M'n schande was publiek, de eerherstelling moest 't ook zijn.
't Is beter zóó. Uw naam heeft genoeg op de tong gereden.
Indien de uitspraak van den bisschop niet meevalt, zouden uw benijders er te veel plezier aan beleven.
Ze moèt meevallen. En dan had ik meer plezier van m'n wraak.
Als ik u een raad mag geven, Bernardone: kalm blijven. In uw drift zoudt ge meer zeggen dan u voordeelig is.
Ik ben een vrij man, een der voornamen van Assisi. Wien moet ik ontzien? Is de bisschop tegen mij, de podestà is voor me.
Ge spreekt, heeren, of geen verzoening meer mogelijk is!
Als u 't maar goed weet aan te leggen, heer Bernardone, zal Francesco toch eenigermate toegeven.
Ik eisch volledige onderwerping op heel de lijn, en daarmee uit.
| |
| |
| |
Twaalfde Tooneel.
Alle de voorgaanden - Later ook Alberto.
(Bisschop met kannuniken zijn ondertusschen binnengekomen, en nemen plaats. Na don Ambrosio komt ook Francesco. Hij treedt, na eenige aarzeling op zijn vader toe, en reikt hem de hand. Bernardone, de armen gekruist, bekijkt hem van uit de hoogte:)
Als ge en handdruk zult waard zijn.
(De bisschop in albe, met koorkap en mijter zit tusschen de twee kannuniken. Aan den linkerkant der toeschouwers staan, zoo dat ieder goed zichtbaar blijft, en van af den bisschop geteld: Don Ambrosio, Bernardone, de twee burgers. Rechts: Francesco; dan een weinig ruimte voor Alberto, die tegen 't einde van 't tooneel bijkomt; Heraut; Andrea, Egidio. - De twee laatsten van weerskanten, kunnen ook bij wijlen, zitten op de muurbank.)
Het is op dus ùw vordering, heer Pietro Bernardone, dat we zetelen, om uitspraak te doen in het geschil dat gerezen is tusschen u en uw zoon Francesco, insgelijks aanwezig. Gelief uwe grieven te formuleeren.
Wat ik verklaren kom, moet grootendeels zijn Hoogwaardigheid bekend wezen. 't Zijn publieke feiten, waar heel Assisi over gesproken heeft. Vanaf z'n mislukte tocht naar Apulië - waardoor ik de fabel der stad werd - is m'n zoon van de eene dwaasheid in de andere gevallen. Waren 't maar dwaasheden zonder méér! - Ernstig heeft hij zich nooit op de zaken toegelegd; altijd heeft hij meer verteerd dan verdiend. Hoe dikwijls heb ik klachten thuis gekregen over straatschennis en nachtlawijd! - Zoolang hij m'n geld met zijn vrienden verkwistte, zag ik zijn buitensporigheden, door de vingers. Deftige relaties zijn noodzaak voor een handelsman. En ik hoopte dat zijn omgang met de voornaamsten der stad tot een voordeelig huwelijk zou leiden. Maar in plaats van mee te willen, in plaats van de eer der familie hóóg te houden (zich zelf onderbrekend, trotsch:)
Ik ben een Moriconi, Hoog Eerwaarde, en m'n vrouw is van franschen Adel: van 't oude geslacht der Bourlemont's!
Ter zake, Heer Bernardone.
Hij is de schande zijner familie geworden. Hij loopt in 't publiek met schooiers en bedelaars. Als een bandiet hokt hij in een hol. Als een vagebond zwerft hij in de bosschen. De melaatschheid brengt hij me in huis! Drie van m'n beste klanten zijn weggebleven, van toen ze wisten dat deze nietdeug geregeld San Salvatore bezocht!
Dit schijnt mij eerder een werk van barmhartigheid, dan een misdrijf.
| |
| |
Geduld, Hoogeerwaarde: ik begin nog maar. Weet u af van 't geld, - mijn geld! - dat hij met handvollen de schooiers toewerpt? Weet u van de stoffen - mijn winkelwaar, en van de duurste! - die hij naar zoogezegde arme priesters doet dragen? - Alles zonder m'n toelating, zonder dat hij nog een slag werk verricht! Weet u van de drie balen vlaamsch goudlaken die hij te Foligno aan den man bracht? Het paard dat ze voerde, verkocht hij er bij, en heel de opbrengst stelde hij dezen priester ter hand.
Aanstonds, don Ambrosio! -
Heer Bernardone, deze beschuldiging is ernstig.
Francesco, spreekt uw vader waarheid?
Of ik de waarheid spreek? Deze twee achtbare burgers kunnen het getuigen.
Francesco moet antwoorden.
De Heer had gesproken: Herstel mijn huis. Is Hij niet de Meester van alles? Ik nam van zijn goed, ik besteedde 't voor Hèm!
Hebt gij dat geld in ontvangst genomen, don Ambrosio?
Maar neen! Dat weet heer Bernardone zoo goed als ik.
Wat is er dan van die som geworden?
Omdat ik ze weigerde, wierp de jonge man ze op de vensterbank in de kapel - waar heer Bernardone ze zelf is komen halen.
Deze zaak is dan bijgelegd!
Maar wat niet is bijgelegd: de bedreven diefstal, en àl 't geld dat hij links en rechts heeft weggegeven, en waar ik geen duit van weerzie. Wat niet is bijgelegd, is de oneer der familie; z'n opstand en braveeren, die ik met geen slagen, geen cachot, geen honger lijen heb kunnen temmen!
Francesco, ik moet toegeven dat uw vader reden heeft tot klagen. Zijt ge bereid vergiffenis te vragen?
Voor al 't leed en het onplezier hem aangedaan? - van harte!
| |
| |
Zijt ge bereid alle onrechtvaardig genomen geld en goed weer te geven?
Voor zoover het me mogelijk is, - gaarne.
Zijt ge bereid u aan uw vader te onderwerpen?
In alles wat strookt met Gods wil: volkomen,
Ge gaat dus terug onder 't vaderlijk dak?
(Met eenige aarzeling - Bernardone schijnt verstomd nu de zaken deze wending nemen)
Als het moèt, Monseigneur.
Ge laat uw zwerven en uw eenzaamheid varen; uw bouwplannen geeft ge op; ge loopt niet langer met lieden van laag allooi; laat de verpleging van de leprozen aan de Kruisbroeders over; - ge zoekt de besten onder uw oude vrienden weer op; helpt uw vader in z'n zaak; en herneemt uw rang in de samenleving?
Dat niet Monseigneur! Dit is onmogelijk!
(Tot de burgers) Ziet ge wel, de stijfkop, de hoovaardige gek! Buigen kàn hij niet.
Waarom is dit onmogelijk?
Omdat God andere plannen over me heeft.
Dat ik leven zou, als Hij leefde weleer:
Met de armen arm, en klein met de kleinen.
Van alles onthecht, om Hem vrijer te dienen
in de minsten der menschen, mijn broeders.
Zijn wil is, dat ik zijn Huis herstel.
En 't huis uws vaders ten onder brengt?!
Wat zèkerheid het ge dat die roeping van God komt?
| |
| |
Komt de dag over de wereld, - wie twijfelt aan de zon?
Als de hoven in bloei staan, wie loochent de lente?
't Was eens nacht in mijn ziel, die verloren lag
in wereldsche beslommering, wufte vermaken.
Toen groeide in het donker een schemer grauw:
de sterren verdwenen die vroeger me schenen.
Maar nóg rees het licht niet dat lokte mijn ziel.
Het licht dat ik ried, dat aldoor ik verlangde. -
Het waren de dagen van onrust en strijd...
Toen bezochten me droomen en nachtgezichten:
de stem in den slaap en de stem in 't gebed;
de stem van dit Kruis! - en het waren àl stralen,
den schemer verklarend tot helderen dag:
nu ligt daar een weg in den dageraad!......
De zanger is nog niet dood in u, Francesco; en de bezielde klank van uw stem raakt m'n hart. - Hoelang echter zal die schoone begeestering duren? Bestand blijken tegen de harde, eentonige, onverbiddelijke werkelijkheid? Een kus aan een melaatsche, naar ik hoorde, heeft u vervoerd. Het gebedelde brood heeft als honig gesmaakt. En de hemel voor dak, en de stille natuur, en het nieuwe der taak nu gekozen: dit alles schijnt schoon voor één zomertijd - maar dan volgt de ontgoocheling der winters.
Luister, m'n zoon. Omdat ge nog jong zijt, wilt ge 't te hard aanpakken. Als ge beslist de wereld vaarwel wilt zeggen, dan is de gewone, de zekere weg - en dien uw vader kan goedkeuren - het klooster. De Benedictijnen wonen ginder op den Subasio: ver hoeft ge niet te zoeken. Een offer als het uwe vèrgt God niet. Dien Hem, bemin Hem waarachtig, maar met rede en verstand. In alles hoeft er mate.
Maar heeft Hij ons dan met mate bemind?
Gebruikte Hij zijn verstand, of zijn Harte?
Hij kwam uit den hemel en ging achter land
als een man zonder huis, zonder have!
En geen steen was de zijne, waar rustte zijn hoofd,
en het brood dat Hij at was gegeven! -
Zijn liefde in het offer was mateloos:
Hoe past dan een maat in óns offer?
(Zijn ontroering bedwingend) Jonge man, anderen, vóór u, hebben zoo gesproken. En het zijn ketters geworden, opstandigen tegen 't kerkdijk gezag - Indien ik U verbood dit vreemde leven aan te gaan, en u beval uw burgerleven te hernemen?
| |
| |
Ik herken in u Gods eigen gezag.
Als gij spreekt, dan heb ik te buigen.
Maar kàn het geschieden dat Gods gezant
mij anders gebiedt dan God zelve?
En zult ge verlangen, dat ééns ontwoeld
aan den nacht en de kilte der bergrots,
de bron die luid jubelt in 't zonnelicht
terugstroomt naar kilte en naar schaduw?
Heer Bernardone, moet ge zelve niet erkennen dat de geest Gods over uw zoon is gekomen? En dat we God moeten Meester laten over hem?
'n Oogenblik heb ik gemeend dat u mijn partij koost, Hoogeerwaarde: 't was een naîeveteit van me! Hij daar, wist wel wat hij deed toen hij zich op ùw rechtsmacht beriep. Maar die kunstgreep zal hem niet baten.
Er is onrecht gebeurd - ik eisch mijn recht.
Er is me smaad aangedaan - ik wil herstel.
Wie m'n zoon wil zijn, moet buigen voor mij.
Wie niet buigen wil, zal ik breken.
Wel, gij daar: zet ge alle gekke droomen uit uw hoofd; komt ge mee naar huis, en zult ge doen wat ik u bevelen zal?
Ik zei het reeds, vader: 'k gehoorzaam aan God.
Aan u: zooveel God het veroorlooft.
Dan verklaar ik plechtig: dat ik u niet meer ken als m'n zoon.
Ik ontzeg u het recht nog mijn naam te dragen.
Al mijn goed verg ik terug; ge erft geen duit! -
En om het leed dat ge mij, en uw moeder, hebt aangedaan;
om de schande die ge over mijn hoofd hebt doen komen;
om uw halsstarrigheid in mij te weerstaan:
ik vervloek u! Hoort ge me? Ik, uw vader, vervloek u!
(Francesco, verpletterd, is op de knieën gevallen. Maar Alberto, ongemerkt uit de bres gekomen, houdt de handen over Francesco, en spreekt met tranen in de stem:)
Francesco, mijn zoon, ik... ik zegen u!
(Een pauze)
Heer Bernardone, u is hard voor uw kind. Zou dit uw laatste woord zijn?
Mijn laatste. En ik wil, op staanden voet, m'n geld, en tot de kleeren die hij aan z'n lijf heeft.
(Francesco verdwijnt in de bres).
| |
| |
Heraut! ik beveel het u, loop hem na, tast hem af. Ik wil mijn goed.
Daar is geen uitgang, heer Bernardone. De jonge man komt wel weer: hij zal uw geld zijn gaan halen.
(Francesco komt weer, staat bijna in 't midden van allen. Hij heeft niets aan dan een gevlochten boetekleed, eng, dat armen en knieën bloot laat. Zijn kleeren laat hij voor Bernardone vallen, een geldbuidel werpt hij er op. Tot z'n vader:)
Hier zijn uw kleeren, herneem uw geld!
Voortaan zal ik zóó niet meer spreken:
Mijn Vader, die Piètro Bernardone heet,
(met de armen wijd uit, de oogen ten hemel)
maar: mijn Vader die zijt in den hemel!
Pause. De Bisschop daalt naar Francesco en slaat zijn mantel om hem heen. Bernardone grimmig en beschaamd, raapt geld en kleeren op.
GORDIJN.
(Einde van het 1e bedrijf)
|
|