Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1926
(1926)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Over Geschiedeniswerken in den jongsten tijd
| |
[pagina 51]
| |
te vermelden. Voelen de Vlamingen dan minder voor die studie van de geschiedenis die vanzulke beslissende beteekenis is? Aan lokale geschiedenis doen zij overigens wel, maar wanneer het geldt een breed geschiedkundig paneel te borstelen, de grondbaren van de levenszee te doorpeilen, dan schijnen zij daar te staan met een verlammende schuchterheid. En toch, hoe roemrijk is hun eigen historie! De schoonste, de meest vlekkelooze van alle. Sinds jaren, sluimeren deze bedenkingen, deze bezwaren, in me wachtend op een gelegenheid om zich te uiten. Thans is me de lezing van ‘La Belgique sous la Domination française,’ van Paul VerhaegenGa naar voetnoot(1) een gereede gelegenheid om ze uit te spreken. Tal van interessante werken over historie zijn in de laatste jaren in België verschenen - steeds in 't fransch. Ik noem: ‘La Tragédie Mexicaine’ van Baron Buffin - het wedervaren van den ongelukkigen Maximiliaan en van zijne gemalin Charlotte, door Napoleon III verlaten en verraden. Het zoo oorspronkelijk en gedocumenteerd werk van Baron Beyens over ‘Le Second Empire’, waaruit men kan nagaan hoe Napoleon III, heel zijne regeering door, altijd loerde op België, gereed om het in te palmen. Uit beide werken is er voor den Belgischen lezer veel te leeren, maar meest van al toch uit het werk van den heer Verhaegen. Mochten vlaamsch-gezinden en franskiljons het lezen en overwegen. Wat eerst treft in de geschiedenis dezer noodlottige periode, is de zwakheid, de weerloosheid onzer gewesten tegenover het machtige Frankrijk. - Vroeger ook trouwens tegenover Spanje en Oostenrijk. - Wij liggen daar, een klein volk, met opene grenzen, gemakkelijke prooi voor wie grijpen wil. Gemakkelijk, ja, wat uitwendige omstandigheden aangaat, maar weeren zullen wij ons tot ter dood - als leeuwen vechten de Belgen voor den vadergrond - En eens overwonnen toch nooit bedwongen. Verbaasd stonden de Duitschers voor den weerstand van 't bezet gebied, tijdens den oorlog. Daaruit blijkt hoe weinig zij van onze geschiedenis kenden, want door alle eeuwen heen, zijn wij dezelfden gebleven. Dat is een tweede treffend feit van onze vaderlandsche historie. Onder hoevele vreemde huizen stonden onze gewesten niet. In de mid- | |
[pagina 52]
| |
deleeuwen, de gedurige strijd tegen Frankrijk; dan de overheersching van de hertogen van Burgondië, met onmisbare fransche beïnvloeding; later Oostenrijk en Spanje, dan weer Oostenrijk, en eindelijk Frankrijk, zonder eenige schijnbare hoop op redding. Eindelijk door Waterloo verlost, worden wij met Holland, met ‘protestanten’, onder koppigen Willem, gekoppeld. Eén aaneenschakeling van rampen was onze geschiedenis tot 1830. Strijden zonder ophouden, en als het niet was voor den eigen bodem, dan kwamen nog de vreemde horden tot onze vlakte afgezakt, om er hun geschillen uit te vechten - gelijk te Waterloo. Gelijk onlangs nog in '14, want eigenlijk was Frankrijk bedoeld en zochten de Duitschers eerder een weg door België, dan ons te willen onderwerpen. Dit wil niet zeggen dat zij het niet hadden gedaan, terloops, hadden zij den kans daartoe gekregen... Wat ik wil besluiten? Dat de verbrokkeling van 't leenstelsel eene bron van verzwakking was. Dat de grootere eenheid onder 't huis van Burgondïe ons aan vreemden invloed prijs gaf. Dat Karel V ons moest gebruiken voor de doeleinden zijner wereldpolitiek. Dat het Spaansch tijdvak, misschien wel het noodlottigste van al was. Dat daarna een soort sluimer over onze gouwen viel, terwijl het Josephisme te Weenen woedde. Dat het kanongeknal van de Fransche revolutie ons weer wakker schudde voor marteling en ontzetting.. Tot wij in handen der zachte Noorderbroeders vielen, die steeds onzen handel hadden belet. En dat door 1830 alleen wij een volk zijn geworden, eene nationaliteit, onder drie elkander opvolgende wijze en merkwaardige koningen. Staat dit alles in het werk van den heer Verhaegen te lezen? - Ja, en nog veel meer voor wie lezen kan. Want de kracht der bewijsvoering wordt verhoogd door de eigenschappen van den auteur. Magistraat te Brussel, behoorend tot de hooge kringen van de hoofdstad én door geboorte én door omgang, voelt Paul Verhaegen voorzeker niets voor onzen Vlaamschen strijd. Toen het eerste deel van zijn werk verscheen, niet zoolang na den wapenstilstand, achtte hij het noodig eene verontschuldiging in te lasschen omdat hij het afbeulen van ons land door de Franschen blootlegde. - Alsof de geschiedenis niet vooral onpartijdig moest zijn; trouw de feiten weergeven. Dat is overigens het eenig vlekje op een streng historisch werk. - Maar dat juist bewijst dat de heer Verhaegen geen vooringenomen- | |
[pagina 53]
| |
heid tegen Frankrijk koestert.. Door opvoeding en omgeving zou hij eerder onze Zuiderburen genegen zijn. Of liever, neen, een echte Belg is deze vrome, deze geleerde, behoorend tot eene klas menschen die veel talrijker is dan zekere extremistische Vlamingen denken. De liefde voor zijn land is hem diep in 't hart gegrift en met verkropte woede vertelt hij van al de plunderingen, de moorden, de bandietenstreken die België teisterden onder 't Fransch bewind. - Al zeer weinig moeten zij onderdoen voor wat de laatste oorlog ons aanbracht. Niet dat de schrijver aan uitroepingen en scheldwoorden doe. Kalm in schijn gaat hij voort feit op feit aan te boeken, onverbiddelijk, als een rechter die zijn vonnis leest. Dat juist is de striemendste kastijding van al die wandaden. Maar ook, als echte jurist, verzuimt hij nooit verzachtende omstandigheden bij te brengen - als er zijn - en het goede te laten uitschijnen van zekere hervormingen. Deze nuchtere toon, waaronder een vlam van verontwaardiging laait, is dan ook van verpletterende kracht. Ik heb gezegd dat enkele Vlamingen oneindig veel te leeren hadden uit dat boek, maar hoeveel meer hun tegenstrevers, hun verachters en verguizers! Want mode werd het na den wapenstilstand - in zekere kringen - neer te zien in schimp en spot op al wat Vlaamsch is, en in het stof te bukken voor de Fransche superioriteit. Ja, als in een mantel van meerderheid wikkelden zich de hyperpatriotten in hun laf flikflooien met al wat fransch was. De fierheid zulker houding zullen wij liever niet bespreken. Trouwens als een vloed spoelt de golf der Vlaamsche democratie thans al dit walgelijke weer mee, en laat ons gezonder stranden ontwaren. Echter kan het geen kwaad te wijzen naar het Fransch gevaar, dat zich achter de Duitsche bedreiging niet moet schuil houden. Is er in Frankrijk dan niets goeds, niets te loven? Dat is eene andere zaak; maar wat goed is in een land kan soms juist het tegenovergestelde zijn voor en ander. Er bestonden in Frankrijk, onder ‘l'ancien régime’ gruwelijke misbruiken. De alleen-heerschappij van Louis XIV liep uit op eene reactie, die de Fransche omwenteling was - zooals de soviets uit het tsarisme geboren zijn. Nooit zijn de Franschen in staat geweest zich zelf te beheeren. Met groote woorden in den mond, van: vrijheid, gelijkheid, heldenmoed, enz., zijn zij eene kudde die altijd omziet naar zijn meester - Louis XIV of Napoleon. Maar wij zijn een ander volk. Wij zijn de eerste vrije burgers der wereld. Van de | |
[pagina 54]
| |
middeleeuwen af stonden wij befaamd voor onzen vrijheidszin. Die fierheid moeten wij niet prijsgeven aan slaafsgezinde Franschen. In Verhaegens werk kan men zien hoe de Waalsche franskiljons die de sans-culotten in hun streek geroepen hadden, op den duur bloedige tranen stortten over de rampen die zij aldus over hun geboortegrond hadden gebracht. - Die les zouden de franskiljons van nu moeten ter harte nemen. Veel lessen zijn nog uit dit werk te oogsten, onder ander over de politiek. Al wat het Fransch bewind meebracht was niet uit den booze: tal van verbeteringen had men kunnen toepassen, in de rechtspleging, in het geldwezen, door vereenvoudiging in de administratie; maar de schielijke, ontijdige wijze waarop alles geschiedde maakte zelfs de verbeteringen hatelijk. Staatkunde en politiek zijn kiesche zaken. Niets moeilijker dan de taak der opvoeding, en wijze regeerders doen aan opvoeding in 't groot. Eerst en vooral is menschenkennis van doen. De Fransche revolutionnairs met Rousseaux' geest behept, stelden zich een abstracten, ideëelen mensch voor oogen en bouwden daarop regeeringstheorieën. Alle volkeren rondom werden min of meer door dezelfde ziekte aangetast, behalve Engeland dat in zijn verstokt conservatisme, aan de besmetting ontsnapte. Die ongezonde dampen zijn nog niet heel en al uit de lucht verdwenen - zeker niet uit de dagelijksche pers met haar zeuren van Maurassisme en Mussolinisme... Veel wijzer zou men handelen met bij 't verleden te rade te gaan - niet om alles slaafs weer op te rakelen en te herstellen, maar om te onderzoeken wat met het temperament, de zeden, de gebruiken van ons volk past. Ik meen dat het parlementarisme - dat het nu mode is te vervloeken en te verketteren - nog het best beantwoordt aan de eigenschappen van een volk dat altijd meezeggenschap had in het bewind. Enkel wenken heb ik kunnen geven in dit kort overzicht. Het lijvig werk van den heer Verhaegen verdient ten volle door deskundigen onderzocht en besproken te worden. |
|