Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1926(1926)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] De Beiaard. door L. Reypens S.J. (Fragment eener hulde aan Jef Denijn.) De ziel van Denijn is de ziel van het land als den beiaard hij roert in den avondbrand, als hij 't hart vermurwt van de stogge stomp en de steenen doet rillen der torenromp in de oude bisschopstede: stil valt het al in vrede; daar zeilt door de gouden tooverlucht op wat hooge bries nog een wolkenvlucht; van onder donkeren de dingen: de klokken zingen. Subtiel vol van ziel 'n bibber - bevend zilver als een schilfer verzinderden hemelklank, en rank er uit rijzend een springfontein die breed door de luchten uitsprinkelt het rein gedroppel, het tintelend hel gewirrel dooreen van bel bel bel uit den wondergrond van een ring-rang-wel: het stoeiende vloeiende bellespel. Fontein, fontein van rillende klank, van luid-uitspattenden droppelsprank, met hobbel-de-bobbele nederval onder hoog getik van klaar kristal. De jeugd is dat, de vreugd van het land, de blijheidsbron in den lusthofbrand [pagina 135] [p. 135] van de vurig rose rozen die laat aan den hemel blozen om de blos op 't gelaat van het nieuw geslacht dat rijst op 't geschemer en het land toelacht vol dromen: het nieuwe, de jeugd, wij komen! Wij komen gelijk de beiaardbel, na den schoonen dood van het eerste spel, na de pooze broze ontluikt in het luchte veld, schuchter getikt eerst en gesteld: maar 't wordt een gewoeker, 't wordt een geweld, een beieringgroei die overal zwelt, een appelbloemwoud dat zijn bloei uitbelt: de Lente in 't land, jong, frisch en moòi, met het leven opnieuw in verjongden tooi. Zoo komen wij, rood, het land toegebloeid: in den avond die slinkt, als de toekomst die groeit in de deemstering hel en fel als beierende bel bij bel met de gronden in ons van het borrelend lied, met de nieuwe wijs voor het oude died: in Vlaanderen sterft de schoonheid niet! Vorige Volgende