geest, met bezadigd gemoed en nuchteren zin; - elk volgens zijn soort wekten zij een heelen boel herinneringen weer op, die vergeten waren...
Een genoegen van heel bijzonderen aard brachten mij de ‘kronieken’ te dien tijde door J. Cl. geleverd - korte aanteekeningen, berichten en letterkundig nieuws uit buiten- en binnenland, die mijne eerste, jonge en geestdriftige belangstelling eens hadden gaande gemaakt, zooveel te meer misschien omdat ze van pastoor Jules Claerhout kwamen, die mij persoonlijk bekend was, en met wien ik soms van aangezicht tot aangezicht mocht omgaan en over kunst en boeken spreken. Het herlezen van die kronieken tooverde mij ineens den tijd voor den geest toen er nog geen mogelijkheid was aan 't gedacht dat ik zelf eens schrijven zou!......
Eene andere aflevering van vijf jaren later, bracht mij eene verrassing van heel anderen aard. Daar ontdekte ik namelijk die fameuze beoordeeling - of liever ‘veroordeeling’ van Lenteleven, door een zekeren J. Jacobs, pr. waar ik als een wellusteling aan het publiek wierd voorgesteld - iemand die er enkel op uit was bij den lezer zinnelijke en geile gevoelens te verwekken......... Ja, nu kwam het me ineens weer te binnen: die pr. J. Jacobs is het eigenlijk geweest die zooveel reclame voor dat boekje heeft gemaakt, die in zijn heiligen ijver heel dat onweer rond mijn onbekende persoonlijkheid heeft doen ontstaan, 't geen voor gevolg had dat de onderpastoors van mijn dorp meenden hem te moeten nadoen, en heel de buurt afliepen om den schurftigen parochiaan, die zulke schandaligheden schrijven dorst, te schandvlekken, en buiten de gemeenschap van alle deftige lieden te verbannen, - die mijn brave moeder den schrik op het lijf joegen en tranen van angst deden weenen... om haar verloopen zoon! God, ik was het geheel vergeten, en nu vind ik het hier weer, zwart op wit, als eene getuigenis uit die tijden. Het staat me weer voor den geest alsof het van gister was: ik heb het waarachtig beleefd! Heb er gelukkig toen het slapen niet voor gelaten, en mijn gang gegaan. Aan die verdedigers van de openbare zedelijkheid, aan die zeloten van het goede, die te laf waren mij persoonlijk over mijne euveldaden aan te spreken, en slechts in 't geniep dorsten...... excommuniceeren, heb ik doen zeggen: ‘Ik ben maar blij dat gij toch Godden-Vader niet zijt, en ik in 't laatst-oordeel met u niet zal af te rekenen hebben!’
Wat zijn de tijden sedert dien veranderd en de inzichten verruimd!
Wat hebben Belfort en Dietsche Warande sedert dien een eind weegs afgelegd, andere stuurlui, andere bemanning opgenomen, breedere wegen opgevaren!