Mej. Belpaire,
Gij zijt de goede hovenierster van een schoone Vlaamsche Warande! Een warande die bloeit en groent nevens de stoere toren van het oude Belfort waarin de oude ziel, de zingende ziel van Vlaanderen slaapt.
En gij plant en gij zoekt steeds naar versche bloemen, en de Warande is opengebloeid tot een vreugdevolle rijkdom van kleuren, als een processie die uitgaat in de zomerzon.
Het is een feest, 't is een zielekermis. En hoevele zielen hebben zich niet verheugd met de bloemen te plukken, de geuren te genieten van uw werk dat ge zacht maar steeds volhoudend hebt verricht. En de bloemen geurden op naar den hoogen toren waarin de zingende ziel van Vlaanderen slaapt. Ze gingen op als een offerande, als een reukwerk in den avond, als om de klokke, de zingende, maar slapende ziel, te verlokken en haar wakker te maken. Nog jubelt de klokke niet, maar wij allen hebben reeds de eerste huiveringen door heur bronzen wanden hooren gaan. - En wij hopen, heel Vlaanderen hoopt, dat eens de zingende ziel weer wakker worden en dan jubelen en juichen zal over Vlaanderen, waarin Gij uwe rijke Warande als een edel sieraad van Vlaamschen geest en schoonheid hebt doen bloeien.
En vooral dank ik U, dat gij goede hovenierster mij toegelaten hebt een bloemeken te komen planten in dien schoonen hof. Dat heb ik met fierheid gedaan en ik ben er danig blij om! Nogmaals dank, en nog vele jaren aan uw werk van Vlaamschen geest en schoonheid.
Uw
Felix Timmermans.