Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925
(1925)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 864]
| |
BoekbesprekingHedwig Courths MahlerDe naam is bekend en naar de boeken wordt gegrepen. Onlangs schreef de Nederlandsche Boekhandel een prijskamp van 500 fr. uit. De prijsvraag ging over het schoonste boek van Courths Mahler. Door de Vlaamsche Boekenhalle, de uitgeverij die het grootst initiatief op uitgeversgebied aan den dag legt, is rond dien tijd een prijskamp uitgeschreven betreffende het werk van Warden Oom. Buiten dezen is voor geen Vlaamschen schrijver ten onzent de propaganda gevoerd die Courths Mahler is te beurt gevallen. Haar succes echter dankt Hedwig Courths Mahler niet uitsluitend daaraan. Zij dankt het vooreerst aan het boeiende van haar viot verhaal. Zij bezit in zeer hooge mate de gave van de romankunst, wat eerst en voor alles is: vertellen. Haar vertelsel is eenvoudig, natuurlijk. Niets lijkt geforceerd, alles loopt zijn natuurlijken gang. Het lijkt zelfs niet uitgedacht; het is geen vooropgezette synthese. Het is een relaas. Relaas van iets dat gebeurd is en juist zoo is gebeurd. In de kwaadste veronderstelling dat een roman van haar zou verzonnen zijn, komt men nog tot het besluit: moest dit voorvallen in de werkelijkheid dan kon het daarbij niet anders toegaan, dan kon het niet eindigen dan zooals de auteur het heeft beschreven. Ziedaar heel wat goeds gezegd over de kennis die Hedwig Courths Mahler van het leven heeft opgedaan, dat zij goed kent werelds verloop. En bijgevolg ook het menschenhart. Want als wij gelooven aan de leidende hand van een goddelijk bestier, we weten dat deze nooit de vrijheid van den mensch aantast, ieders karakter bovendien eerbiedigend, de deugden steunend en de driften duldend. Zijn leven stuwt de mensch naar eigen goed of kwaad inzicht. Het karakter bepaalt het leven. En heel de wereldloop, globaal genomen, is het complex van daden bepaald in wezen en bijkomstigheid door de som der individueele karakters. Juist doordat zij zoo raak en scherp te typeeren weet met die eenvoudige psychologie welke het bijkomstige niet in acht neemt lettend alleen op de hoofdlijnen bekomt zij typen die universeel zijn. Haar personagiën konden allen een bijnaam hebben: Hans de edelmoedige, Fritz de hooghartige, Lolo de lieftallige, Herman de lichtzinnige, zoo scherp staan ze naar de hoofdtrekken geteekend. Vandaar dat haar ontknooping zoo natuurlijk, ja noodzakelijk is, vooral wijl het conflikt nooit zeer ingewikkeld is en tusschen drie à vier personen zich afspeelt. Het volksch succes van Hedwig Counths Mahler zal dus wel grootendeels te danken zijn aan dien eenvoud van psychologie. De karakters zijn doorzichtbaar, eenzijdig. En dan ook te danken aan het feit dat alle verhalen spelen in het hoogere wereldje van baronesies, graven en rijke lui; van rijken-door-erfenis tot parvenus. Het spreekt vanzelf dat zulke herleiding van het leven en den mensch tot zijn hoofddriften niet is vrij te pleiten van romantisme. Maar dit pleit dan alweer in het voordeel van datzelfde romantisme dat in zijn gematigde vormen als verklaring van het leven is te wettigen. De katholiek betreurt dat deze geboren romanschrijfster met haar optimistisch levensinzicht en haar gedurig doorpriemend ge- | |
[pagina 865]
| |
loof in een God die aan het geluk der menschen meewerkt en er zich vreedzaam in verheugt, aan de rechten-op-Godsdienst van dienzelfden God niet de ware plaats toekent die zij in het leven moeten innemen. Zij stoort ons besef van plicht als zij zelfmoord, duel en echtscheiding ongelaakt laat geschieden als normale toegelaten dingen. Zulks is b.v. het geval in ‘Uws broeders vrouw’. Een losbol trouwde een deugdzaam meisje om de centen. Hij maakt haar ongelukkig. Verschijnt een deugdzame jongen die wel bij het deugdzame meisje zou passen. En dat beseffen die twee vromen zelf. En ‘gelukkig’ gaat nu de losbol in duel met een echtgenoot die op hem jaloersch is en wordt gedood. Zoodat de deugd zich kan ontmoeten... ‘Door smart tot geluk’ viert een geluk, gebouwd op nog weerzinwekkender immoraliteit. Een vrouw ontloopt haar man en trouwt met diens broer, terwijl haar man met zijn broers' verloofde trouwt. En dat moet gelukkig heeten omdat daardoor bij elkaar zijn gebracht ‘wie voor elkaar geschapen zijn’. Geen puritanisme. Het is hatelijk en het maakt ons hatelijk. Duel, echtscheiding, echtbreuk zijn dingen die gebeuren. Een katholiek romanschrijver mag er rekening mee houden, moet het. Een katholiek mag een boek lezen waarin met die realiteiten rekening gehouden wordt. Ziedaar in platte woorden een princiep dat recensenten van katholieke tijdschriften op een koperen plaat mogen laten graveeren om op te hangen in hun studeervertrek. Wij mogen zelfs niet eischen dat in het verhaal waarin die dingen gebeuren, zichtbaar worde de uiterlijke straf. Want de natuur straft niet altijd zichzelf en God niet altijd in deze wereld. Maar wij dulden niet dat het kwade wordt goedgesproken onder welken vorm ook, zij het maar omwille der goede gevolgen. Het kan zijn nut hebben, nu Courths-Mahler aan de orde van den dag komt bij het publiek dat Conscience en Snieders ‘uit heeft’, deze lijn te trekken. Waar we b.v. ‘Prinses Lolo’, ‘Hans Ritter’ en ‘Rose von Lossow’ zonder voorbehoud aanbevelen, mogen we niet nalaten te verwittigen dat ‘Uws broeders vrouw’ en ‘Door smart tot geluk’ niet voor kinderen zijn. G.W. | |
Bilderdijks' Lyrische poezie in omlijsting van zijn leven. Uitgegeven door Dr. Ph.A. Lansberg. Uitg. Wolters, Groningen.Nummer tien van de zeer belangrijke reeks Lyceum-herdrukken, misschien wel de stemmigste boekjes die voor de Nederlandsche scholen werden uitgegeven. Ik bedoel hiermee de wijze van uitgave, zonder den inhoud te willen deprecieeren. Die inhoud hier: een keuze uit Bilderdijks' lyriek. En die keuze, zegt de verzamelaar, is zoo gedaan dat de opgenomen verzen aan het schoonheidsgevoel dezer dagen voldoen. Geregend zij deze verzamelaar die zich mag verheugen in 't bezit van zoo gunstig een opvatting over ‘het schoonheidsgevoel dezer dagen /’ Wij zijn niet zoo gelukkig. En dus ook zoo vrij te betwijfelen of dat, laat ons zeggen beruchte, schoonheidsgevoel dezer dagen wel zal voldaan zijn met deze keuze. Daarvoor is zij te omvangrijk, de keuze. Maar dan, met eenige gedichten verminderd, mocht deze bloemlezing naar wijder kring dan die van lycea-studenten worden verspreid. Na van de tachtigers een zekere rehabilitatie te hebben gekregen mocht dan nu deze oude Bilderdijk in onze jongste kringen 't goed recht van 't aloude, gestrenge vers bepleiten. Hij is er zoowaar, nog toe in staat! | |
[pagina 866]
| |
Er moet een gunstig woordje worden gezegd over de wijze van uitgave. Nieuw en dus ten deele goed. De levensbeschrijving staat niet vooraan op de eerste bladzijden welke studenten nooit lezen. De uitgever gaat daarom over tot een soort advertentie-truc. Bovenaan elke bladzijde staan drie regeltjes levensbeschrijving met een duidelijke lijn van den lyrischen tekst afgescheiden. Zoo loopt de levensbeschrijving over al de honderd bladzijden voort. En naast den titel van elk gedicht, waar noodig en mogelijk, in een afgelijnd rechthoekje, datum of opgave van omstandigheid waarin het gedicht werd geschreven. Reken daarbij nog vier piekfijne platen op prachtig crème papier. G. WALSCHAP. | |
Wondervertelsels uit Vlaanderen, door Pol de Mont en Alfons De Cock. Uitg. Thieme W.J. en Cie. tutphen.De uitgeverij Thieme en Cie te Zutphen maakt zich hoog verdienstelijk door de uitgave van een reeks werken die zij onderbrengt in een ‘Mythen en Legendenserie’ en waarin reeds veertien deelen zijn verschenen. Het past dat wij de bespreking aanvangen met het werk daaruit dat ons natuurlijkerwijze 't nauwst aan het hart gaat: de wondervertelsels uit Vlaanderen. Hoe jammer dat de groote vlaamsche folklorist niet heeft mogen beleven dat dit werk, grootendeels het zijne, van Hollandsche persen kwam,, gedrukt op zoo fijn, mooi papier, in zoo sierlijke letter en zoo schitterend geillustreerd door den jongen kunstenaar Pol Dom, ook een Vlaming. Piëteitvol wordt de overledene herdacht in de voorrede door Pol de Mont. ‘Dit zijn vlaamsche wondersprookjes’ heette dit boek bij zijn eerste uitgave, verschenen in 1893. Pol de Mont vermeerderde den schat met enkele later opgeteekende vertelsels, waaronder twee in het dialekt van Hamme. Het is namelijk den verzamelaars ooit verweten dat zij hun vertelsels uit den volksmond opgeteekend, niet gaven in het plaatselijk dialekt. Pol de Mont antwoordt afdoende op die opmerking door opname van deze twee stukjes. Zij zijn ten eerste moeilijker om begrijpen. Pittiger zijn ze niet dan voor wie met het dialekt vertrouwd is en er staat geen woord, geen uitdrukking in die door een algemeen nederlandsche schrijfwijze zou zijn verloren gegaan. Het was dus zeer goed gedaan dat de schrijvers van de dialectspelling hadden afgezien. Er is gezegd dat deze vertelsels te literair omgewerkt zijn en dus hun grootste folkloristische waarde hebben verloren. Victor De Meyere schreef in ‘Volkskunde’ Nr 1-2: ‘Ik was in de gelegenheid meerdere sprookjes die door De Mont en De Cock zijn geboekt geworden, woordelijk op te nemen uit den mond van ongeleerde buitenlieden en heb kunnen vaststellen dat mijne lezing slechts in enkele onbelangrijke onderdeelen afweek van diegene, in de twee voornaamde boeken meegedeeld. Ik heb bovendien de verzekering opgedaan dat onze vlaamsche verzamelaars in het algemeen voor een getrouwe en woordelijke opname hebben gezorgd. Hier diende nu nog verteld over de werkwijze der verzamelaars en den buitengewonen wetenschappelijken ernst van een geleerde als De Cock. Hier moet nog vermeld worden dat door hun arbeid werden verzameld 38 wondersprookjes (hier zijn er 41 gegeven) en 169 vertelsels van allerlei soort. Twee honderd en zeven sprookjes gezant in het kleine Vlaanderen, juicht Pol de | |
[pagina 867]
| |
Mont terecht, terwijl de gebroeders Grimm ia de gezamenlijke duitsche gouwen voor hun eerste uitgaven er lang zooveel niet bijeenkregen. Ik vind er in de laatste uitgave twee honderd dertien dus maar 6 méér dan onze Vlamingen. ‘...Vertellingen aldus V. De Meyere, die zoo gelijk zij geboekt zijn geworden, frisch en jong, een nieuwen tocht onder het vlaamsche volk zijn begonnen. Die sprookjes zullen nog leven wanneer meerdere subtiele theories als verouderd en afgedaan voor goed van kant zullen gesteld zijn’. Iets betreuren we: dat de aanteekeningen, tegen de eischen in van de moderne wetenschap, achter in het boek op een hoopke staan. Iets wenschen we te dezen: de aanteekeningen van De Cock zijn verloren gegaan. Wie maakt eens op deze betrouwbare teksten de definitieve vergelijkende studie met sprookjes uit andere landen en talen? G. WALSCHAP. | |
J.H. Boas. - Israëls Uur. Romen en Zonen, Roermond.‘Nu is het uw geschikte uur, nu is het de goede tijd’ mocht dienen als motto bovenaan dit boek, door een joodsch bekeerling geschreven voor het volk tot wie de Messias gekomen is en het volk heeft Hem niet ontvangen. Het boek is bovendien geschreven in de onwankelbare hoop dat ‘eens geschieden zal dat het huis van Israël, vloek onder de volken, gered zal worden en den volken tot zegen zijn’. Zoo voorspelt Zacharias. Van een gloeiende liefde tot het joodsche volk brandt hier elke bladzij. Een koorts van verlangen naar bekeering en apostolaat siddert erdoor als een hartstocht zoo hevig. ‘De bekeering van Israël is geen hypothese welke slechts op de verbeelding berust. Zij heeft tot grondslag de H. Schrift’. Op deze hoop staat Boas sterk. Aan de onmenschelijk groote taak van Israëls bekeering wil hij wijden al zijn geleerdheid, al zijn ijver, al zijn overredingskracht en, ja soms, den gloed van een artistiek bezielde taal. Hij bestudeert zeer schrander de psychologie van 't joodsche volk en baseert zich op deze om aan te duiden de methoden welke de gedegen zeloot best zal gebruiken. G.v.M. | |
De goede week en het paaschfeest, Kannunnik V. Van De Velde. Excelsîor, Brugge.Als een liturgische tijd ontroerend is dan is het de goede week. Die pakt ons als een drama gebeurend in eigen huis. Dikwijls heb ik het plan gehad me beter op de hoogte te stellen van de historiek en de beteekenis dier plechtigheden. 't Is er nooit van gekomen. Nu kan ik het. Velen zullen in mijn geval zijn die nu blijde zullen zijn met dit werk van 300 bladzijden. Wat men vooral waardeeren zal :aan het slot is een zaak- en woordregister te vinden, zoodat men niet noodzakelijk deze brok geschiedenis en liturgie in een adem moet verwerken, maar aan de hand van 't register direct kan verwezen worden naar de passage die interesseert. G.v.M. | |
Evangeliebeelden door B. De Craene, pr. Van Fleteren, Hoogpoort, Gent.Het textueele evangelieverhaal is te oud en te algemeen bekend om nog spannende aandacht te wekken. En toch moet het Evangelie steeds nieuw en versch in de aandacht van den christen mensch staan. Ziedaar de redeneering van E.H. De Craene. Zijn besluit na die praemissen: het durven en wagen van de schoon- | |
[pagina 868]
| |
ste verhalen op zijn vlaamsch na te vertellen, met de kleur en 't omhaal erbij van wat het bondige nieuwe testament niet vermeldt en dat zeker van aard is om het geheel te vernieuwen. De poging is geslaagd: E.H. De Craene schreef zulke evangeliebedden in dagbladen. Ze werden er gegeerd. Hij droeg ze voor in studiekringen, op ontwikkelingsavonden. Overal met sukses. De kerklucht en de preektoon zijn uit de schetsen geweerd, in de overtuiging dat het bloote verhaal wel zijn stichtend doel niet missen kan. Bij brokstukken gelezen zijn deze evangeliebeelden waarlijk goed-doende lektuur. M.A. | |
Tooneelfonds Het Masker. H. Ghéon. Lotgevallen van Gillis of de heilige tegen goesting. De Vlaamsche Boekhalle. Leuven.Dit stuk werd wel eens Ghéon's beste genoemd. Het gaat bezwaarlijk, zoolang we over Ghéon niet definitief akkoord zijn, eenig werk van hem als het beste op te dringen. De standpunten verschillen nog te zeer. Misschien wel is in geen ander werk de thesis zoo frappant voorop gesteld. Die thesis is hier: de gave van mirakelen is niet altijd een verdienste, een loon. God kan ze iemand geven tegen goesting. Gillis, een schooljongen, doet miraklen zonder het zelfs te weten en tegen zijn zin. Het is een taak, een last dien God hem oplegt. Hij vlucht ervoor maar ontkomt niet. Een bedenking bij den titel: heilige tegen goesting. Niemand is heilig of wordt het tegen goesting. Iemand die mirakelen doet is ook niet per se heilig. Ghéon bedoelt dat Gillis tegen goesting heilig genoemd wordt. Het stuk tintelt van fransche geestigheid en humor. Een speciale gave van Ghéon om aldus het mirakel tooneelmatig aannemelijk te maken. In dien zin is het stuk een krachttoer: een mirakel is altijd, scenisch gesproken, een bedenkelijk effect. Hier gebeuren er een massa. De vertaling is goed. G.W. | |
Prof. Dr. P. Gegl: De Groot Nederlandsche Gedachte. Tjeenk Willink en Zoon, Haarlem.De Nederlandsche professor te Londen, dr. P. Geyl heeft het noodig geoordeeld zijn voordrachten en artikels om den Vlaamschen strijd te doen bundelen. Het geheel brengt ons niets nieuws. Het is oude kost. Prof. Geyl volgt van Londen uit den strijd der Vlamingen en het spreekt van zelf, dat hij dientengevolge niet altijd den juisten kijk heeft op den gang van zaken. In ‘Vlaanderen en Wij’ (Nederlanders) is dit op meer dan één plaats waar te nemen. De heer Geyl staat aan den extremistischen kant. Hij is Groot-Nederlander... in theorie, want hij blijft niet, gelijk zoovele nationalistische Vlamingen, blind voor de praktijk, voor de onoverkomelijke bezwaren. Hij is daarin weliswaar nog zeer onvolledig, hij gaat b.v. alle economische en ethische bezwaren stilzwijgend voorbij - maar hij legt het volle gewicht op de internationale moeilijkheden. Volgens den heer Geyl zou een scheuring van België onberekenbare gevolgen voor de rust van Europa met zich meebrengen en alleen daarom reeds uit Nederlandsch oogpunt ongewenscht heeten. Het belang van Nederland bij de ontwikkeling der dingen aan zijn zuidgrens kan, zoo schrijft de professor, aldus geformuleerd worden: ‘dat de Vlaamsche beweging er in moge slagen België aan de uitsluitende leiding van de Franschgezinden te onttrekken en het daarmee te beveiligen zoowel tegen volledige opslorping door Frankrijk als tegen het gevaar naar uit- | |
[pagina 869]
| |
eenspatting, waarmee voortdurende achteruitzetting van het Vlaamsche element het bedreigt’. Dat is wel ongeveer het standpunt van Nederland in deze zaak en mogelijk kan het zijn nut hebben dat de heer Geyl dit alles nog eens komt voorhouden aan zijn nationalistische vrienden in Vlaanderen. D. | |
Uitgaven van de firma J.B. Wolters:Jules Verne: 20.000 lieues sous la mer. Edition autorisée, arrangée et annotée par W.F. Hildebrand et J.H. Kool. Prijs fl. 0.50.Twee deeltjes, met de nederlandsche vertaling der moeilijke woorden tegenover den franschen tekst, zoodat de kleine, zoodra hij de vervoeging der regelmatige werkwoorden kent en de eerste begrippen der spraakleer, 't verhaal kan lezen. | |
Langs Bloemenpaden, door T. van den Blink en J. Eigenhuis. Vierde deeltje. Prijs fl. 0.60.We hebben deze keurige serie reeds geprezen. | |
In het Wonderland, 3e deeltje door J. Cohen en Wytze Keuning. Prijs fl. 0.75.Dit derde deeltje voert de leerlingen naar de kust. Nuttig en boeiend. | |
Ons nieuwe leesboek III, door J. en C. Moerman Jr. Prijs, fl. 0.80.Bestemd voor het 7e en 8e leerjaar van scholen voor gewoon L.O. en voor U.L.O., voor de laagste klassen van Handelsscholen, Nijverheidsscholen, voor het Vervolgonderwijs en voor Avondkursussen. Samengesteld uit werk van bekende nederlandsche letterkundigen. | |
Met ons Vieren, door F.J. Kersten. Eerste stukje, zesde druk. Prijs fl. 0.45.Deze serie is speciaal bewerkt voor R.K. lagere scholen. Voor het aanvankelijk leesonderwijs. | |
W. ROCHE, S.J. - Ons Misgeheim. - Uit het engelsch vertaald en bewerkt door OSC. HUF, S.J. Tweede Druk, P. Brand, Hilversum, 1925. XVII-117 blz.; 14×11; fl. 1.35 geb.Een perel van een boekje, een perel van het zuiverste water, zonder eenige overdrijving. Die rythmische gebeden, zoo diep uit het hart opwellend, zoo wonderwel aangepast aan de onderscheiden deelen der Mis, zijn een genot en een jubel voor de godvruchtige ziel, een machtig middel om het Eucharistisch Geheim te doen hoogschatten en doorgronden. Dat de eerste druk spoedig uitverkocht was, laat zich licht begrijpen. Daar heette het: Mijn Misgeheim, nu klinkt het Ons Misgeheim. De eerwaarde bewerker, de zoo gunstig gekende liturgist, Pater Huf, zegt ons dat hij den titel zoo wijzigde, omdat de Mis het offer van ieder van ons en van allen te zamen is. Zoo komt de echt ‘katholieke’, de gansche wereld omspannende gemeenschapszin in elke Misoffer beter aan het licht. Deze uitgave is wel herzien en verbeterd, maar diep ingrijpende wijzigingen zijn er niet aan gebracht. Mochten deze ‘dichterlijke leergebeden’ in de handen van al onze intellectueelen de plaats innemen van zoovele zeemzoete kerkboekjes waar geen kruim van leering in zit / J. SALSMANS. S.I. | |
[pagina 870]
| |
PROF. Dr. J. VALCKENIER-KIPS. - De Schoonheid der liturgie. P. Brand, Hilversum, 1925. 80 blz.; 19×12; fl. 1.25.Dit opstel, kerkelijk goedgekeurd, uitgegeven om de beteekenis, de pracht en kracht der liturgie te doen begrijpen en waardeeren, zal dit doeleinde wel bereiken. Het benuttigt, bij wijze van voorbeeld, de grootsche plechtigheden van het Eucharistisch Congres van Amsterdam in 1925. Achtereenvolgens handelt de schrijver over het doeleinde, het begrip, de middelen, de schoonheid en de vruchten van den ‘door het kerkelijk gezag geregelden openbaren eeredienst’: zoo immers bepaalt hij de liturgie (blz. 19), zonder nuttelooze of schadelijke overdrijving. Met genoegen bestatigen we (blz. 28) dat hij het oudste in de vormen niet a priori als het beste voor onzen tijd beschouwt. Hier en daar zal een kenner misschien niet heelemaal akkoord gaan en een vraagteeken plaatsen. Maar dat belet niet dat het werkje over 't algemeen ernstig wetenschappelijk opgevat is: het spruit uit de beste bronnen, als Thalhofer-Eisenhofer, de reeks Ecclesia orans, en de zeer verdienstelijke werken van onzen landgenoot. Kan. Dr. Callewaert, voorzitter van het Groot Seminarie van Brugge. J. SALSMANS, S.I. | |
R.V. MORTIER: Grafrympjes voor onze gesneuvelde Jongens. Vierde druk (10 tot 20e duizendtal). Uitg. De Standaard, Brussel. Prijs 10 fr.Pater Mortier is een Westvlaming; en Westvlamingen hebben dat ingeboren gevoel voor en die wondere gave van het woord. Wel eens het woord om het woord; maar vooral het woord om de gedachte en de daad. Hier zijn een drietal van die grafrijmpjes: Aan opperbevelhebber wielemans 1917.
Lijk 't Wiel van 't ronkend raderwerk,
dat, 't grootste ervan en staal en sterk,
de jacht drijft en het leven stuwt
in al dat draait of trekt of duwt
en joelt in vol geschijver.
Alzoo de man die 't hoofd van 't heir
en 't harte was van 's lands verweer,
zijn raad en richting, moed en macht
bedeelde naar eenieders kracht
met onvermoeiden ijver.
Ja, onvermoeid, maar overjaagd
door werk, dat de Yzerkrone draagt,
verheette 't Wiet en brak...
Doch 't raderstel liep onverstoord;
want WIEL'MANS drijfziel leefde voort.
Dit op een ‘Jager’:
Onvermoeide vijandjager,
't jagen hebt gij eerst gestaakt,
als gij hadt, niet den belager,
maar uw Hemel buitgemaakt,
Dit op een ‘Grafmaker’: | |
[pagina 871]
| |
Dienaar van Barmhartigheid,
waart een graf aan 't graven;
Dood in 't ronde aan 't draven
heeft U zelf er in geleid.
Een bondig beeldend woord; een treffende gelijkenis, eene oude volksche waarheid in gevatten vorm. Zoo zijn deze Grafrijmpjes. Dat heeft Guido Gezelle hem voorgeleerd, en pater Mortier heeft zijn meester niet beschaamd. Laten de Vlamingen nu niet hun oud vroom karakter beschamen, en laten ze 't werk van P. Mortier steunen naar behooren. Iedere stad en ieder dorp heeft of krijgt zijn monument voor de gesneuvelden. Hier of daar een zeldzaam beeld, gebeeldhouwd door een kunstenaar die meer aan onze jongens heeft gedacht dan aan de patriotische humbug en in steen of brons iets voelbaar heeft gemaakt van het ontzaglijke gebeuren. Maar al de rest: een smakelooze, lawaaierige, romantische boel. Maar naast dit zichtbaar gedenkteeken moet elke gemeente een onzichtbaar monument krijgen, naast het beeld dat de tijd vergeten of verbreken zal, moet het gedenkteeken komen dat over alle tijden heen reikt tot in de eeuwigheid. En dat zal er komen dank aan de doelbewuste koppigheid van pater Mortier. Pater Mortier heeft in het vuur gestaan midden onze jongens; hij heeft er zooveel verwond Zien wegdragen en zooveel graven toegezegend. Was het hiermee uit; en was daarmee het laatste woord over onze jongens gezegd? Zijn priesterhart werd verscheurd door zooveel leed. Er moest iets gedaan worden voor onze dooden; iets dat de rijkste en de armste onder hen behoefden iets wat de arme en de rijke geven kan. Zoo kwam zijn Yzerstichting tot stand, het hoogste en heilzaamste werk dat uit den oorlog geboren is. Zoolang er niet in elke parochie eene eeuwigdurende zielemis is gesticht voor onze gesneuvelde jongens, is 's lands schuld niet afbetaald. ‘Yzerstichting’ en ‘Grafrijmpjes’ zijn gelijktijdig geboren uit dezelfde vereering en medelijdende christelijke liefde.Ga naar voetnoot(1) | |
Den Spieghel der Salicheyt van Elckerlye, uitgegeven door Dr. H.J.E. Endepols. - Uitg. J.B. Wolters, Groningen. Prijs, fl. 1.40.Dit is nummer negen van de ‘Lyceum-herdrukken. Van inhoud zeer verzorgd en allerkeurigst uitgegeven. Deze uitgave werd bewerkt naar het Leidsche exemplaar; is voorzien van talrijke notas en toelichtingen, tegenover den tekst en achteraan, en wordt voorafgegaan van eene zeer interessante studie van Dr. Endepols over het ontstaan en het karakter van Elckerlyc. Met nadruk wordt ons gewezen op het specifiek katholiek karakter van het werk, dat evenals het oude drama door mededoogen en schrik het gemoed van den toeschouwer reinigt en loutert, maar bovendien den toeschouwer den troost brengt na hartgrondig berouw van het komende eeuwig geluk; een element dat het oude noodlotsdrama niet brengen kon. V. |