verminderd: al te dommen te bedriegen vergt niet veel slimheid.
Het was anders een heele verheugenis, dat staat vast, na Streuvels initiatief om den ouden roman weer onder het volk te brengen, door Paul De Monts tooneelwerk Reynaert op de planken te kunnen begroeten, totaal vermoderniseerd: want blijkbaar is Reynaert ditmaal de franskiljon die weet te flirten met de koningin, - den koning laf weet te vleien met belofte van kapitaal en zijn mede-onderdanen uitscheldt voor activisten: zij hebben tegen Nobel gecomploteerd. Tijdens Reynaerts pleidooi pro domo wordt dit met even zooveel woorden gezegd. Nu is echter in den ouden roman van den vos Reynaerde, de vos sympathiek. Men kan zich afvragen waarom, want de streken van het individu zijn dat heelemaal niet: Hij gaat niet alleen de grenzen van een nog aan te nemen espièglerie te buiten, hij is gewoon brutaal, bedrijft het kwaad om het kwaad, deinst niet terug voor echtbreuk en moord en kent op den hoop toe geen berouw. Zijn moed en listigheid doen hem echter, ondanks dat alles, al de harten winnen van, wel te verstaan, ieder die niet met hem in aanraking komt, want sympathie bij zijn medeburgers heeft hij bepaald niet.
Waar dus al zooveel redenen bestonden om geen volksheld te zijn, heeft nu Reynaert van Paul De Mont zich ten slotte nog in den belgischen franskiljon durven inkarneeren. De koningin bleek daar zoo over voldaan dat dit nochtans een komieke scène van belang werd. En men gaf er geen aandacht aan dat op dat oogenblik het sympathieke personage de vos-franskiljon was en heel de overige kudde stupiede dieren Vlaanderen. Zoodat wij daar op slot van zaken lekker om onze eigen droeve historie zaten te lachen.
Maar wie merkte dat eigenlijk tijdens Reynaerts ongeevenaard pleit? Want het stuk is zeer geestig. Als wij den vos een serie wijsheden hooren debiteeren in volkschen trant, karamelverzen als b.v.:
‘Liever arm als een trappist
en een geestigheid in hem ontdekken die van meer dan gewoon-vlaamsch allooi is, ja dan wordt op de vaststelling van die prijsbare hoedanigheden goedmoedig al de rest vergeten. En we lachen.
Zooveel hebben we ook gedaan bij Martens ‘groote neuzen’ maar de lach werd achteraf een grijns. Omdat