Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925
(1925)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 802]
| |
Puvis de Chavannes herdacht
| |
[pagina 803]
| |
heel de artistieke bekommernis gericht was naar effect-bejag of naar de integrale weergave der ruwe werkelijkheid. Maar deze overtuigde, volhardende werker liet zich niet weglokken van de baan die hij zelf gekozen had. Nooit heeft hij eenige toegeving willen doen aan de toen heerschende gedachten; hij heeft zich over zijn hart gebogen en verdiept in de beschouwing van zijn ideale droomwereld. In 1861 en 1863 stelt hij zijne groote composities ten toon: ‘La paix et la guerre’ en ‘Le travail et le repos’; zoo rustig en sereen van harmonie, zonder eenig schreeuwig kleureffect, zonder eenige buitensporigheid van lijn. Het was een echte sensatie. Er werd getwist en gestreden rond zijn werk. Een deel der jeugd, dat onder den invloed stond der toen gangbare realistische theoriën proestte het uit. Hoe zou ze trouwens deze schepping van geest en verbeelding hebben kunnen begrijpen. Maar voor enkele kunstenaars en critici was het eene openbaring. Ze stonden getroffen om de grootsche allure dezer doeken, door de eenheid van conceptie, door de ruimte die er omheen speelde, maar tevens door den eenvoud van de aangewende middelen. Andere werken volgen slag op slag; alle opgevat en uitgevoerd in denzelfden geest. De tegenstand verzwakt stilaan; de ideale atmosfeer waarin zijn droompersonages leven en bewegen mist niet langer haar invloed en bekoring op den onbevangen toeschouwer. Geestdriftige verdedigers treden op en getuigen van hun bewondering voor het edel werk van den meester. Ze hebben ten slotte dezen grooten kunstenaar gewroken voor de brutale miskenning en de vernedering die hij verduurd had. Men begreep eindelijk dat dit werk van zulk een edelen eenvoud, niets anders was dan een terugkeer naar het gezonde, wezenlijke princiep van de muurschildering. Fresco en schilderij zijn twee volstrekt verschillende dingen. De muurschildering moet den wand bekleeden, en door zijn kleurenensemble, zijn sobere modeleering en de eenheid der compositie, den architecturalen bouw eerbiedigen. ‘La légende de Ste Geneviève’ in het Pantheon, waarvan de versiering aan de grootste fransche meesters, werd toevertrouwd, behoort tot het schitterendste | |
[pagina 804]
| |
en verhevenste wat Puvis de Chavannes ooit heeft voortgebracht. Dit werk is wat het zijn moet: geen doeken met licht- en schaduweffekt en sterksprekend relief, maar frescos die zich ontvouwen op den wand dien ze versieren moeten, kalm en lichtend. Het werk van Puvis de Chavannes is reusachtig. Om de innemende schoonheid ervan ten volle te begrijpen en genieten moeten we alle voorbarig oordeel terzijde stellen. Puvis de Chavannes is een meester waarover men niet vitten of twisten moet. Wij moeten onbevangen tot hem gaan of beter: ons door de bekoring die heel zijn werk doorademt laten innemen en aantrekken. Want dit werk is gezond en heilzaam; het staat daar uit een stuk. Puvis de Chavannes zegt wat hij zeggen wil en hij zegt het prachtig. Voor de harde wilskracht van dezen genialen man om te volharden in de richting die hij zichzelf gekozen had, staat men eerbiedig en bewonderend. Zijn verbeelding wiekte naar de hoogste sferen waar alles harmonie is. Zijn werk is een gestadige opgang naar het licht. |
|